Pagina's

08-01-2017

Le chemin de Saint-Guilhem-le-Désert

Inleiding

Ik heb deze route gestapt begin oktober 2016, samen met mijn Oostenrijkse vriend Robert die ik tijdens één van mijn vorige tochten heb leren kennen. Hij is gestart in Aumont-Aubrac, het echte beginpunt van deze randonnée. Wegens "agendaproblemen" ben ikzelf gestart in La Canourgue. Voor de route over de Aubrac kan ik trouwens verwijzen naar mijn verslag over de Via Podiensis (GR 65), elders op deze blog:
http://johan-johannesblog.blogspot.be/2012_11_01_archive.html



We hebben deze randonnée gekozen omwille van de variatie in landschappen en streken die ze doorkruist: een verbinding tussen het Centraal Massief en de Middellandse Zee, van de Aubrac, via de Causse de Sauveterre, de Causse Méjean, de Gorges du Tarn en de Gorges de la Jonte, de Causse Noir en het massief van de Mont Aigoual, tot de rand van de vallei van de Hérault. Onderweg ontmoeten we bezienswaardigheden als de Aven Armand en de Cirque de Navacelles, om nog te zwijgen van het eindpunt Saint-Guilhem-le-Désert... maar zover zijn we uiteindelijk, jammer genoeg, niet geraakt, zoals zal blijken uit dit verslag. In de middeleeuwen zou het een pelgrimsweg geweest zijn naar de abdij van Gellone (Saint-Guilhem), maar het was evenzeer een weg voor de kuddes naar de hogergelegen zomerweiden en een handelsroute.

De route gebruikt delen van verschillende GR-paden in de regio (GR 60, 62, 66, 7...) en is hier en daar ook aanvullend aangeduid met een eigen logo "Saint-Guilhem".



Dinsdag 4 oktober 2016
Gent - La Canourgue

Robert is vorige vrijdag reeds beginnen stappen vanuit Aumont-Aubrac. We hebben afgesproken dat we mekaar zullen ontmoeten in hotel Le Portalou in La Canourgue. Ik ga met de trein tot het station van Banassac dat op 2 km van La Canourgue ligt. De trein- en busaansluitingen zijn soms een beetje nipt, maar normaal moet het lukken en kom ik om 17.25 u aan in Banassac.

Voor alle veiligheid vertrek ik reeds in Gent met de trein van 5.55 u naar Brussel waar ik om 7.10 u de TGV naar Lyon moet halen. Wanneer ik na een rustige koffie-met-croissant in Brussel-Zuid op het perron sta, samen met tientallen andere reizigers, volgt echter de ontnuchtering: een paar minuten voor de trein zou moeten vertrekken wordt omgeroepen dat hij vandaag uitzonderlijk afgeschaft is… zonder verdere uitleg! Verbijstering… Er zit niets anders op dan de eerstvolgende trein te nemen (hetgeen toegestaan is, zonder toeslag op mijn goedkoop ticket, oef); voorziene aankomst in Lyon om 12.03 u… wat mijn aansluiting om 12.06 u wel heel riskant maakt. De treinrit verloopt verder normaal, maar de onzekerheid over het verdere verloop knaagt wel: dit scenario had ik niet voorzien.

De TGV komt ongeveer tijdig aan in Lyon, maar voor ik goed en wel op het perron sta en het perron voor de trein naar Le Puy-en-Velay heb bereikt is het natuurlijk te laat. De SNCF-informanten geven me weinig hoop dat ik vandaag nog in Banassac geraak: via hun netwerk is dit niet meer mogelijk. Maar ik weet dat er ook wel andere busverbindingen zijn waarover de SNCF blijkbaar geen informatie heeft, dus ik zal wel improviseren en zover mogelijk trachten te geraken. Ik neem alvast de eerstvolgende trein op de route naar Le Puy en stap af in Saint-Etienne waar ik in elk geval moet wachten; aan het infoloket bekijkt de bediende mij ongelovig wanneer ik vraag naar verbindingen naar Banassac-La Canourgue: “je ne savais pas que ça existe…”.

Saint-Etienne: het EK-voetbal is voorbij
en op de trein naar Le Puy is het nog even wachten...
Ik overweeg om autostop te doen naar Le Puy, maar gezien de afstand lijkt dat toch niet aan te raden. Ik zal om 17.20 u aankomen in Le Puy, waar ik geen SNCF-verbinding meer heb naar Mende, min of meer het dichtste station bij La Canourgue. Maar in Le Puy blijkt dat ik wel nog een regionale bus kan nemen naar Langogne (aankomst 19.20 u) vanwaar er nog een trein gaat naar La Bastide-Puylaurent en vandaar naar Mende (aankomst om 21.21 u). Om heel deze route uit te stippelen helpt het wel dat ik een wegenkaart van Frankrijk bij heb (niet nodig voor de randonnée, maar je weet maar nooit…) waardoor ik me enigszins kan oriënteren. Wanneer ik in Mende geraak kan ik een taxi nemen naar La Canourgue of desnoods morgenvroeg autostop doen. Ondertussen houd ik Robert telefonisch op de hoogte van het verloop van mijn avontuur. Ik wil absoluut vandaag in La Canourgue geraken en daar morgenvroeg samen met Robert de randonnée verderzetten; indien we pas een dag later kunnen starten moeten we onze reservaties voor alle overnachtingen aanpassen…


Nog een mooi avondlijk zicht op Le Puy-en-Velay

Wachten op de bus in Le Puy: ik ben er niet alleen

In de stationsbuurt van Langogne is het stil rond deze tijd
Na een avondlijke bus- en treinrit kom ik op het “voorziene” uur aan in Mende waar het station ook meteen sluit na vertrek van deze laatste trein; ik krijg nog net het telefoonnummer van een taxibedrijf te pakken. De prijs van de taxirit van ongeveer 50 km neutraliseert mijn goedkoop treinticket van deze morgen, maar omstreeks 22.30 u kan ik Robert begroeten in onze hotelkamer in La Canourgue. 

Woensdag 5 oktober
La Canourgue – Almières (19,7 km)

De rustige nacht geeft me de kans om de problemen van gisteren te vergeten en na een lekker ontbijt gaan we op stap. We volgen vanaf hier in feite een variante op de Chemin de Saint-Guilhem, bewegwijzerd als GR 6 en als GRP, tot Meyrueis.

La Canourgue

We klimmen meteen vanuit de vallei waarin het dorp gelegen is naar het hogergelegen plateau: van 570 m naar 845 m. Daarna gaat het geleidelijk op en neer, meestal door het bos, soms langs de reeds omgeploegde velden. Af en toe kunnen we ons te goed doen aan de rijpe braambessen. Gedurende ruim 10 km passeren we twee amper bewoonde gehuchten en een gedeeltelijk gerestaureerde ruïne van een imposante hoeve. Na het wegenknooppunt Baraque de Trémolet passeren we op een afstandje van Soulages en bereiken we Saint-Georges de Lévéjac, het eerste echte dorp.




Saint-Georges-de-Lévéjac

Even buiten het dorp zien we in de verte de rotsen van de Gorges du Tarn opdoemen en bereiken we de rand van de kloof niet ver van Point Sublime: een fenomenaal uitzicht ontvouwt zich in het zachte najaarslicht. Daarna moeten we wel nog een 3-tal km langs een asfaltweg wandelen zonder het mooie panorama, alvorens we het gehucht Almières bereiken. Dit bestaat hoofdzakelijk uit de gebouwen van de gîte en chambres-d’hôtes “Les Fleurines” en een ander imposant, maar vervallen gebouw.  We kunnen uiteindelijk nog beschikken over een afzonderlijke kamer met eigen badkamer.
Nadat we ons hebben geïnstalleerd maken we nog een kleine wandeling naar het uitzichtpunt op het domein van de gîte, een eigen “point sublime” met weids uitzicht over de gorge in het late namiddaglicht.

Gorges du Tarn

Les Fleurines

Gorges du Tarn, gezien vanaf Les Fleurines

Les Fleurines bestaat uit verschillende eeuwenoude gebouwen die gedeeltelijk gerenoveerd en smaakvol ingericht zijn, nadat ze 50 jaar hadden leeggestaan. De naam heeft, zo vernemen we, niets te maken met bloemen, wat onze eerste gedachte was. Het is de term voor grotten van natuurlijke oorsprong die men heeft gebruikt als kelders om kaas te laten rijpen, meer bepaald een blauwe kaas (die hier echter geen “Roquefort” mag worden genoemd omdat we ons net buiten het gebied bevinden). De term verwijst naar de lucht die zacht door deze grotten stroomt (effleurer: beroeren) en voor de nodige verluchting zorgt.

We genieten van het verzorgde avondmaal in het gezelschap van een groep Zwitsers die hier in de omgeving aan rotsklimmen doen.

Donderdag 6 oktober
Almières – Le Rozier (16,50 km)

De vlakke start brengt ons via een aarde- en een asfaltweg over 2 km tot aan het paadje dat zeer steil afdaalt in de gorge, naar Les Vignes: van 893 m naar 420 m. Gelukkig is het droog, maar de wandelstokken komen hier ook nu goed van pas. Bij regenweer lijkt het verstandiger om de zigzaggende D46 te volgen. We bereiken heelhuids de brug over de Tarn waar we op een terras kunnen genieten van een stevige koffie.



Zicht op Les Vignes
Het EK voetbal is hier nog niet vergeten
(met dank aan Robert voor de foto)
We vervolgen onze weg richting Le Rozier die ons gedurende 11 km de rivier laat volgen. Af en toe klimmen we een eindje in het bos om rond of over een rotsformatie te komen. De hele tijd hebben we een mooi uitzicht op de steile rotsen aan de overkant en op de rivier die soms diep onder ons stroomt. In het laatste gedeelte passeren we enkele oude gehuchten en huizen: La Sablière, Boudals en Plaisance. Het lijkt onvoorstelbaar hoe men hier deze huizen heeft gebouwd, zonder echte toegangsweg: enkel via de rivier kon materiaal worden aangevoerd.







Al bij al wordt het traject wel een beetje monotoon en we zijn blij wanneer we Le Rozier bereiken: een stil dorp, in de zomer wellicht vol toeristische drukte gezien de ligging aan de samenvloeiïng van de Tarn en de Jonte die beide in een indrukwekkende gorge stromen.




We overnachten in het hotel Doussière dat beschikt over een degelijk restaurant met mooi uitzicht op de rivier (Jonte) en het dorpje Peyreleau tegen de rotshelling aan de overkant.

Zicht op Peyreleau

Vrijdag 7 oktober
Le Rozier – La Viale (12 km)

’s Morgens hangt de mist boven de valleien, maar geleidelijk trekt deze op. Het weer ziet er goed uit.
We beginnen onze dag met een stevige klim vanuit het dorp in de gorge naar het plateau, of toch tot het niveau van het pad boven de gorge (van 406 m naar ongeveer 900 m). Met stijgende verbazing bewonderen we het panorama: indrukwekkende rotsformaties hoog boven ons, maar waar we geleidelijk dichterbij komen, en vergezichten over de Gorge de la Jonte.









                           


We bereiken het kruispunt van de GR 6 en de variante GRP Tour du Causse Méjean. Op aanraden van andere wandelaars die de streek lijken te kennen kiezen we voor de omweg via de GRP die ons zal leiden langs bezienswaardigheden als “les Vases de Chine et de Sèvres, le Balcon du Vertige…”: we hebben de tijd en zo onoverkomelijk lijken de hindernissen niet. Onze inspanningen (soms enigszins “technische” klauterpartijen en “vertigineuze” paadjes waarvoor de topogids waarschuwt) worden beloond met fenomenale uitzichten: de gorge, grillige rotsformaties (les Vases), duizelingwekkende falaises en… gieren! Tientallen van deze roofvogels zweven permanent boven onze hoofden, op de thermiek langs de rotswanden.































Uiteindelijk zijn we blij dat we terug rustig in het bos kunnen wandelen, langs brede paden tussen de naaldbomen die mooi contrasteren met de blauwe lucht. In het gehucht Cassagnes is de buvette jammer genoeg gesloten…









We worden verder langs “Les Arcs de Saint-Pierre” geleid, een prehistorische site met grillige rotsformaties. Gelet op de platgetreden paden is het hier in het volle toeristisch seizoen wellicht zeer druk, maar nu hebben we het terrein voor ons alleen, gelukkig maar.

Les Arcs de Saint-Pierre







We bereiken het gehucht La Viale waar we vriendelijk ontvangen worden in de gîte, andermaal een gerenoveerde hoeve, bestaande uit verschillende gebouwen. We logeren met ons twee in één van de slaapzaaltjes wat dus weinig verschil maakt met een eigen kamer. Later op de avond komt nog een groepje aan die een ander slaapzaaltje bezet. Bij het avondmaal zitten we samen met een koppel uit Nîmes dat een paar dagtochten in de streek maakt. ’s Nachts is het doodstil in de omgeving, miljoenen sterren staan helder aan de donkere hemel. 



Zaterdag 8 oktober
La Viale – Meyrueis (19,50 km)

We verlaten het gehucht waar de stilte enkel wordt verstoord door het geblaf van enkele honden. Het is opnieuw mooi weer met een beetje ochtendnevel die langzaam optrekt. In het eerstvolgende dorp Saint-Pierre-des-Tripiers verzamelen de jagers: hopelijk gaan zij straks een andere kant op.

Huizen in La Viale

We wandelen door een mooi bos, lichtjes dalend, en slagen erin om verkeerd te lopen nadat we een kleine raccourci hebben genomen die heel vanzelfsprekend leek, maar het toch niet was. Na een kwartiertje stappen zonder de vertrouwde GR-tekens keren we veiligheidshalve op onze stappen terug. Robert wil opnieuw een stuk afsnijden en dwars door het bos afdalen naar waar volgens hem het pad ligt… Ik vind dit niet verstandig en gelukkig is hij snel akkoord om gewoon terug te keren tot we opnieuw GR-bewegwijzering vinden en dan blijkt dat de veronderstelde richting toch niet helemaal de juiste was…




We bereiken zonder verdere problemen het dorpje Les Bastides en klimmen vandaar naar Hyelzas, terug helemaal boven op de causse, vanwaar we een mooi uitzicht hebben over de gorge de la Jonte.  In het dorp is een kaasmakerij; het bijhorend winkeltje is gesloten, maar via een eenvoudige zelfbediening kunnen we een stuk kaas kopen. We picnicken aan de terrastafel en genieten van het weidse uitzicht; de zon schijnt, maar er staat een strakke koude wind.





Boerderij in Hyelzas
Tijdens de volgende kilometers blijven we een weids uitzicht hebben over de causse en een uurtje later bereiken we het bezoekerscentrum van de Aven Armand: tijd voor een koffiepauze met een stukje appeltaart! De Aven Armand is een immense onderaardse zaal, oorspronkelijk enkel “toegankelijk” via een opening in het plafond, vanaf de buitenwereld een bodemloze put. In 1897 werd deze grot voor het eerst verkend door Louis Armand, inwoner van Le Rozier.

Oorspronkelijke natuurlijke toegang tot Aven Armand

Gedenkplaat voor Louis Armand in Le Rozier
Na onze koffiepauze trekken we gedurende ruim 9 km verder over de weidse causse, met als enige getuigen van menselijke aanwezigheid het zicht op een licht kronkelende weg, een afgelegen boerderij, een kudde schapen en een oud granieten kruis. Uiteindelijk volgen we een paadje dat ons terug in de gorge laat afdalen, richting Meyrueis.




Met dank aan Robert voor de foto









Zicht op Meyrueis

We installeren ons in het centraal gelegen Hôtel de l’Europe. In het toeristisch seizoen is Meyrueis drukbezocht, de vele terrasjes en winkeltjes vormen het tastbaar bewijs, maar nu is het er stil en moeten we zoeken naar een gezellig café om een aperitief te drinken. Gelukkig is het zaterdag en zijn er ook lokale bewoners die wel eens op restaurant gaan: het restaurant Family blijkt een goede keuze voor een voortreffelijk diner. En de stilte in het stadje verzekert ons een goede nachtrust. 

Zondag 9 oktober
Meyrueis – L’Espérou (20 km)

Het is duidelijk een koude nacht geweest: de geparkeerde auto’s zijn wit berijmd. De zon breekt stilaan door de nevelslierten en zorgt voor mooi licht op de weiden en bossen, maar de handschoenen komen het eerste uur nog goed van pas.



Vanaf hier volgen we terug de hoofdroute van de Chemin de Saint-Guilhem, via een gemeenschappelijk stuk GR 6 en GR 66. We klimmen uit de vallei: van 720 m naar 1011 m, langs een mooi bospad. Wanneer we aan de Bout de Côte de baan oversteken verlaten we meteen ook het departement Lozère en komen we in de Gard. We wandelen min of meer vlak langs een breed pad door een uitgestrekt loofbos. Heel wat streekbewoners zijn op stap in het bos om paddestoelen te zoeken.



We volgen blijkbaar een oude route
Aan de Col de la Pierre Plantée (er zijn in Frankrijk wel meer plaatsen met die benaming) hebben we de keuze tussen verschillende routes: de hoofdroute GR 62 of de vrijwel parallel lopende GR  6. We kiezen voor deze laatste: de afstand is iets korter en we hoeven niet opnieuw af te dalen in de vallei. We blijven in het bos en hebben af en toe mooie doorkijkjes over de vallei. 



Even voor Camprieu verlaten we de GR om via een iets kortere weg naar Le Devois te stappen en daar terug aan te sluiten op de GR 62: een beetje kaartlezen komt ook altijd van pas. Bij het meertje op de rivier “Le Bonheur” veroorloven we ons een lekkere koffie met tarte Tatin: het is immers zondag!



Het pad slingert verder en volgt de brede vallei van de Bonheur. Bij een oude boerderij (La Baraque Vieille) nemen we een niet bewegwijzerd pad naar de ruïne van een middeleeuws hospitaal (gebouwd in het jaar 1000) “Notre-Dame du Bonheur”. Voorbij de ruïne is er echter geen zichtbaar pad meer en moeten we met behulp van het kompas door de weiden (de koeien blijven er gelukkig rustig bij) en het bos het GR-pad terugvinden. Dit lukt ons wonderwel, waarna we nog een flinke klim voorgeschoteld krijgen naar de Col de la Serreyrède (1299 m). 

Vallée du Bonheur

Ruïne van Notre-Dame du Bonheur

Uitzicht vanaf Col de la Serreyrède

Aan de col, kruispunt van enkele banen en wandelpaden, bevindt zich het Maison de l’Aigoual, informatiecentrum over de regio; we bevinden ons op slechts 7 km van de Mont Aigoual en zijn beroemd observatorium. Er volgt nog een kort klimmetje naar de Col de l’Espérou (1326 m) vanwaar we snel afdalen naar het dorp l’Espérou (1222 m). Bij deze afdaling heeft Robert vrij veel pijn aan zijn knie wat hem zorgen baart voor het vervolg van de tocht.

Kerkje van L'Espérou
Het ingeslapen dorp en dito hotel “Le Touring et l’Observatoire” bieden ons een knus onderkomen, een eenvoudige maaltijd en een lekkere nachtrust. Buiten laat de koude zich na zonsondergang duidelijk voelen. 



Maandag 10 oktober
L’Espérou – Le Vigan (18,20 km)

Robert heeft nog pijn in zijn knie, zeker wanneer hij een eindje probeert te stappen. Hij besluit dan ook wijselijk om vandaag rust te nemen en met de bus naar Le Vigan te gaan: er is er één in de voormiddag. Ik ga dus alleen op stap en we zullen mekaar treffen op onze gereserveerde overnachtingsplaats. Het geeft een raar gevoel om alleen te wandelen.





De voorbije nacht is het opnieuw koud geweest, het gras is berijmd, vandaag belooft het terug helder weer te worden. Het is stil in het bos, ik stap goed door. De lucht is fris, de zon zorgt voor mooi licht op de berijmde grasvelden. Na een 8-tal km neem ik een korte pauze op een kruispunt van paden, genoemd “le Camping”. Uit de tegenovergestelde richting komt een groepje wandelaars met tussen hen twee bekenden: het koppel uit Nîmes dat we hebben ontmoet in de gîte in La Viale.



Vanaf daar begint stilaan de lange afdaling naar Aulas (in totaal ongeveer 800 m). Ik kruis een paar keren de D48, maar verder loopt het pad steeds door het bos, soms is het zeer onregelmatig: veel boomwortels, losse stenen, rotsblokken. Permanente aandacht is nodig om een struikel- of valpartij te vermijden. Af en toe is de begroeiïng iets lager, wat mooie vergezichten oplevert. Op een bepaald ogenblik kan ik zelfs de kust van de Middellandse Zee zien, en in de andere richting de Mont Aigoual. Ik doorkruis het gehucht Pratcoustals en duik opnieuw langs een steil afdalend bospad in de vallei. De vegetatie is ondertussen veranderd: eerst waren er veel kastanjebomen, geleidelijk wordt ze meer mediterraan, ik passeer enkele olijfboomgaarden.



In de verte: de Middellandse Zee








Het dorp Aulas is een beetje ontgoochelend; het stamt uit de middeleeuwen en er zijn ook enkele overblijfselen van textielindustrie, maar voor ik het goed besef ben ik er door en stap ik alweer over de brug op een uitvalsweg. Het is trouwens warm geworden en ik begin te verlangen naar een koele verpozing op de plaats van mijn bestemming. 

Aulas
De laatste 3 km naar het centrum van Le Vigan lopen noodgedwongen voor een groot stuk langs verharde wegen. Het is een vrij belangrijk en levendig stadje. Wanneer ik tenslotte in het centrum aan een dame de weg vraag naar het hotel “Mas de la Prairie” stelt ze voor mij er met de wagen naartoe te brengen, ze moet toch die richting uit. Een dergelijk voorstel sla ik nu niet meer af en 5 minuten later stap ik het hotel binnen.


Robert is er uiteraard al en gunt zijn knie de nodige rust. Na een verkwikkende douche en de noodzakelijke klerenwas gaan we het stadje toch nog even verkennen en ronden dit af met een lekker biertje op een terras. Het hotel behoort tot de Logis-keten, dus we kunnen de dag besluiten met een lekker avondmaal. Ondertussen drogen mijn kleren in het verwarmingslokaal: pure luxe!

Schoenen verluchten...

Dinsdag 11 oktober
Le Vigan – Cirque de Navacelles (23,9 km)

Robert zal het vandaag nog een beetje rustig houden. Hij gaat per taxi naar Montdardier (dit bespaart hem alvast een hele klim) en zal vanaf daar verder stappen. We zullen telefonisch contact houden en we zien wel waar we mekaar kunnen ontmoeten.

Ik volg vanuit het centrum van Le Vigan de rivier langs een half verhard pad, tot Avèze. In het dorpje aan de voet van een kasteel koop ik nog wat fruit in een épicerie-boulangerie. 

Brug in Avèze

Kasteel in Avèze

Avèze

Even verder steek ik terug de rivier over, vlakbij de gebouwen van een oude fabriek, en begin dan de klim langs een kronkelend bospad: ik moet klimmen van 247 m naar ongeveer 600 m. Het is een mooi pad, uiteindelijk wandel ik tussen struiken, maar het blijft maar klimmen: het gaat echt tot de top die ik vanuit de vallei kon zien. Die top blijkt het “balcon” van de Causse du Blandas te zijn, met andere woorden ik krijg een prachtig uitzicht over de vallei waarin Avèze ligt en de wijde omgeving.

Restanten van een fabrieksgebouw

Uitzicht vanaf het "balcon"

Vanaf dan is het parcours min of meer vlak: ik wandel langs een verharde weg richting Montdardier. Daarbij passeer ik de steengroeven die nog steeds worden geëxploiteerd. In de 19e eeuw waren ze gekend voor de kalksteen die zeer geschikt was om te gebruiken bij lithografie: blijkens een informatiebord werden ze geëxporteerd “naar Parijs, België en Engeland”.

Steengroeve van Montdardier
Montdardier is een stil dorp met – alweer – een kasteel op de heuvel vlakbij.  

Zicht op Montdardier
Het pad loopt nu verder over de causse: een mooi uitzicht over een eenzaam landschap met lage begroeiïng, dor gras en stenen.



Aan het kruispunt met de D 113 is een dolmen en even verder een cromlech: rechtop staande stenen in een cirkel. Deze wijzen erop dat de streek in prehistorische tijden wellicht reeds was bevolkt.
De GR gaat vanaf hier via een omweg naar Blandas, maar ik verkies de kortste weg via de D 113: 3 km in plaats van 5,1 km; die paar kilometer asfalt zijn wel te verteren en het autoverkeer is hier ook niet veel drukker dan in de prehistorie.

Dolmen

Cromlech

Blandas is opnieuw zo een boerendorpje dat in het toeristisch seizoen wellicht bezoekers trekt omwille van de nabijheid van de Cirque de Navacelles, maar waar het nu doodstil is.

Ik telefoneer even met Robert die mij per sms reeds heeft laten weten dat hij Blandas ondertussen gepasseerd is en begint aan de steile afdaling in de Cirque de Navacelles. Een paar kilometer voorbij het dorp kom ik aan de rand van de diepe kloof: een put van ongeveer 300 m diep. Ik wandel nog even langs de baan die in lange serpentines afdaalt in de vallei en dan stuurt de GR-bewegwijzering me langs een steil pad naar beneden. Zoals Robert me aan de telefoon heeft gezegd is het pad goed begaanbaar, maar bij regenweer lijkt het mij niet zonder risico. Het uitzicht op de falaises en het dorpje beneden is spectaculair. In het midden van de cirkelvormige vallei, in feite in het centrum van een meander van de rivier Vis, ligt nog een heuvel met daarop een kapel.

Cirque de Navacelles

Cirque de Navacelles

Begin van het pad voor de afdaling

De Cirque de Navacelles is een toeristische trekpleister, maar nu is het er doodstil. De souvenirwinkeltjes en de ruime parking laten vermoeden dat het hier in het zomerseizoen niet zo rustig is. Ik vind de Chambre d’Hôtes L’Ammonite achter de kerk, in een eeuwenoud gerestaureerd gebouw. Robert heeft zich reeds goed geïnstalleerd in onze ruime kamer. De uitbaters zijn een jong koppel: hij komt uit de Vogezen, zij uit Noord-Italië en het is hun eerste seizoen hier. In het gezelschap van een Duits koppel genieten we van een lekker diner met ondermeer risotto.




Chambre d'hôtes "L'Ammonite"

Voor en tijdens het diner vernemen we dat er zeer slecht weer op komst is: de "Cévenol" komt er aan en overmorgen wordt er zeer zware regen en wind voorspeld: “code orange”, wat betekent dat het openbaar vervoer gedeeltelijk opgeschort wordt, dat scholen gesloten zijn, enzovoort. Het ziet ernaar uit dat we onze tocht niet tot het einde zullen kunnen voortzetten. Morgen (donderdag) zou het nog goed zijn.  We bespreken enkele mogelijke alternatieven, ook rekening houdend met de knieproblemen van Robert. De uitbater van de chambre d’hôtes kan Robert alvast morgen per auto naar Saint-Maurice-de-Navacelles brengen wat hem een traject van 10 km langs een moeilijk pad met zware beklimming bespaart. Vanuit onze volgende overnachtingsplaats Les Natges zullen we vrijdag best proberen met auto- en openbaar vervoer in Lodève te geraken; vandaar kunnen we verder met openbaar vervoer naar Montpellier. Gezien de weersvoorspellingen is het niet mogelijk om de eerstvolgende dagen verder te wandelen naar Saint-Guilhem-le-Désert dat – de naam laat het vermoeden – in een zeer onherbergzaam gebied ligt. Jammer, maar tegen de natuurelementen moeten we niet proberen op te tornen…

Woensdag 12 oktober
Cirque de Navacelles – Les Natges (17,5 km)

’s Morgens twijfelt Robert nog of hij misschien toch zou proberen het voorziene traject te stappen. Na een dag relatieve rust voelt hij zich blijkbaar weer sterk. Maar ik raad hem absoluut af om het traject te voet aan te vatten, gezien de moeilijkheidsgraad. Na afdaling van de trap geeft hij me reeds gelijk… De patron zal hem per auto naar Saint-Maurice de Navacelles brengen en vandaar kan hij te voet naar Les Natges gaan, een niet al te moeilijk stuk.

Ik vertrek dus weer alleen. Net voorbij het kerkhof van het dorpje begint de klim “en lacets” tot ongeveer de helft van de hoogte van de gorge. Het uitzicht op het dorp en de falaises is spectaculair. Het pad volgt gedurende ruim 9 km de Gorge de la Vis “en corniche”; het is bezaaid met losse stenen en loopt soms vlak naast een loodrechte afgrond: concentratie is dus wel vereist. Gelukkig is het droog; bij regen of stormachtig weer is dit zeker af te raden. 



Die heeft minder geluk gehad



Geleidelijk daalt het tot ongeveer het niveau van de rivier. Langs de falaise ligt ook een kunstmatig aangelegd irrigatiekanaaltje.



















Even voorbij Mas del Pont, een verlaten huis, dwingt de GR-bewegwijzering mij opnieuw tot een stevige klim: ongeveer 300 m om terug op het plateau te komen. Na ongeveer een uur, de nodige calorieën en een flinke dosis “volonté” kijk ik uit over de causse, ik moet enkel nog een hekje passeren.


Mas del Pont






Ik maak gebruik van de verdiende rustpauze om te telefoneren naar het Office du Tourisme du Larzac en, zoals ik met Robert heb afgesproken, een bus te reserveren die ons morgen van Saint-Maurice-de-Navacelles naar Lodève zou kunnen brengen; het is een soort belbus die enkel op aanvraag bepaalde haltes aandoet. Ondertussen is Robert ook aan het stappen, we houden telefonisch contact.

Na het dorp van Saint-Maurice stap ik opnieuw langs een mooi pad met weidse uitzichten, ondermeer tot aan de Mont Aigoual.

Saint-Maurice-de-Navacelles




Plots rinkelt mijn telefoon: Office du Tourisme aan de lijn, met een minder aangename boodschap: gezien de ongunstige weersvoorspellingen zal de belbus morgen niet uitrijden! We zullen dus op een andere manier in Lodève moeten zien te komen… Voor mij is het belangrijk om via Lodève ten laatste vrijdagavond in Montpellier te geraken, want zaterdagmorgen moet ik daar mijn trein halen.
Via het gehucht Ranquas stap ik door naar Les Natges, door bossen en langs enkele weiden. De lucht wordt stilaan bewolkt, het is windstil: stilte voor de storm? Ik haast me een beetje om mijn bestemming te bereiken. Wanneer ik er aankom is Robert er sinds een uurtje, het stappen is behoorlijk gegaan.

We overleggen hoe we het vervolg kunnen organiseren. Sylvain, de eigenaar van Les Natges, kan ons morgen in elk geval naar Saint-Maurice brengen waar we normaal de bus hadden moeten nemen. Robert heeft deze morgen nog met de patron van L’Ammonite afgesproken dat deze ons, indien nodig, met de auto naar Lodève zou kunnen brengen; dit lijkt een zeer goede oplossing. We moeten morgenvroeg telefoneren om concreet af te spreken. Hopelijk lukt dit laatste, want er is hier slechts een zeer zwak gsm-bereik en een vaste telefoon is er helemaal niet.

Op de boerderij worden Aubrac-koeien gekweekt, er zijn ongeveer 150 dieren. Ze blijven het hele jaar door buiten en beschikken over in totaal 2500 ha grond, weiden en bos. De boerderij heeft in het dorp een eigen atelier om het vlees te versnijden en verpakken. Sylvain vertelt dat hij het bedrijf rustig heeft kunnen opbouwen, zonder buitensporig veel te moeten werken. Nu moeten de zonen harder werken: ze moeten in feite drie beroepen uitoefenen om rond te komen: boer, slager en uitbater van chambre-d’hôtes.

We genieten van het lekker avondmaal en de stilte in de omgeving. Het is heel lichtjes beginnen regenen.

Uitzicht vanop het terras van Les Natges

Er is nog mogelijkheid tot verdere renovatie...

Donderdag 13 okober
Les Natges – Montpellier

Vannacht is het harder beginnen regenen en het water stroomt onophoudelijk uit de grijze wolken. Het is niet echt aantrekkelijk om ver te wandelen… Sylvain brengt ons naar Saint-Maurice waar we om 9.30 u hebben afgesproken met de patron van L’Ammonite en deze brengt ons (voor een bescheiden vergoeding) naar Lodève: prima oplossing, met dank aan de gastheren!

Het blijft de hele tijd regenen. We zien dat de beken reeds goed gevuld zijn. De schoolbussen zijn afgeschaft, de meeste scholen blijven gesloten. Bij dergelijk weer vreest men hier in de streek voor overstromingen of kleine aardverschuivingen die een reëel gevaar voor het verkeer kunnen betekenen.

In Lodève nemen we afscheid van onze chauffeur en haasten we ons een café binnen. Het Office du Tourisme zou normaal al moeten open zijn, maar gezien het slechte weer… Aan de vlakbij gelegen bushalte zien we wel dat ik – indien alles goed gaat – om 11.05 u een bus kan nemen naar Montpellier, Robert om 12.15 u naar Millau, wat voor hem het meest aangewezen is. Bij dit onverwacht einde van onze randonnée nemen we, met spijt, afscheid in de gietende regen.

Mijn bus komt aan met een lichte vertraging (oef!). Een dik half uur later kruisen we de bus die richting Millau rijdt en ik stuur meteen een sms naar Robert om hem gerust te stellen.

In Montpellier heb ik in Hôtel de la Comédie een kamer gereserveerd voor de nacht van vrijdag op zaterdag. Dankzij het slechte weer (!) zijn er enkele annulaties en kan ik er ook vandaag reeds terecht. Anderhalve dag als toerist in Montpellier zal ik wel overleven, maar toch jammer van het slechte weer! De hele namiddag en avond blijven de hemelsluizen wijd open. Op televisie zijn beelden te zien van wild stromende rivieren en enkele ondergelopen straten, ondermeer aan de rand van Montpellier.

 


Vrijdagnamiddag klaart het eindelijk op in Montpellier

Zaterdag 15 oktober
Montpellier - Gent 

Gisterennamiddag is het weer geleidelijk opgeklaard. Ik kan dan ook droog naar het station wandelen en zoals voorzien stap ik op de TGV die om 8.56 u vertrekt; om 11.00 u stap ik over in Lyon en om 14.57 u sta ik op het perron van Brussel-Zuid. Ook het vervolg naar Gent verloopt zonder problemen.

Nabeschouwingen en praktische informatie

De Chemin de Saint-Guilhem-le-Désert leidt ons door een gevarieerd landschap, met als belangrijk element de afwisseling tussen gorges en causses. We stappen door een dunbevolkte streek, met geïsoleerde dorpen en gehuchten, maar ook langs enkele toeristische trekpleisters: Gorges du Tarn, Gorges de la Jonte, Meyrueis, Cirque de Navacelles. Het eindpunt Saint-Guilhem-le-Désert hebben we nu niet kunnen bereiken wegens het slechte weer, maar bij een vroegere tocht had het al de nodige indruk op mij gemaakt (zie het verslag over de GR 653: http://johan-johannesblog.blogspot.be/2013/10/gr-653-via-tolosana-montpellier-le.html).

Deze thematische route volgt het traject van gedeelten van bestaande GR-paden: GR 65, GR 6, GR 62, GR 60, GR 7 en GR 74. Tussen La Canourgue en Meyrueis zijn er twee varianten mogelijk. De route is duidelijk bewegwijzerd en beschreven in de topogids “Le Chemin de Saint-Guilhem-le-Désert”. De kaartjes in deze gids zijn voldoende duidelijk om, samen met de bewegwijzering, het pad zonder problemen te volgen.

Technisch gezien is de tocht niet moeilijk; enkel de soms steile afdalingen en beklimmingen in de gorges vereisen de nodige stapvastheid, evenals enkele passages langs steile afgronden waarbij men niet al te veel last van hoogtevrees mag hebben. Bij regenweer is dan ook extra voorzichtigheid geboden en wandelstokken zijn dan geen overbodige luxe. Het zijn ook deze beklimmingen en afdalingen die telkens weer een stevige fysieke inspanning vereisen; daarbuiten is het grootste deel van het traject eerder zacht klimmend en dalend.

Wij hebben de tocht gedaan in oktober, met overwegend zonnig en zacht weer; ’s nachts was het wel koud (rond het vriespunt). In volle zomer kan het in deze streek zeer warm zijn; voor- en najaar zijn dus ideaal, behalve wanneer de Cévenol er aankomt (zoals wij mochten ondervinden).

We hebben vrijwel geen doortrekkende wandelaars ontmoet. Enkel het eerste stuk tussen Aumont-Aubrac en Aubrac (dat ik nu niet heb gewandeld) is een onderdeel van de Compostelaroute Via Podiensis en als dusdanig altijd druk. Veiligheidshalve hadden we alle overnachtingsplaatsen vooraf gereserveerd; buiten het hoogseizoen zijn sommige gîtes en chambres-d’hôtes gesloten of ook wel eens ingenomen door groepen.


Zowel Aumont-Aubrac als Banassac-la-Canourgue zijn per trein en bus te bereiken, hetzij via Le Puy-en-Velay, hetzij via Millau. Maar afschaffing van een trein kan natuurlijk, zoals ik mocht ervaren, de hele planning in de war sturen en dan wordt het improviseren…