Situering
In 2011 heb ik een stuk van een pelgrimsweg naar Santiago
de Compostela afgelegd: de Camino Primitivo, van Oviedo (Spanje) tot Santiago (zie verslag elders op deze blog).
Ik wil nu (2012) een stuk van één van de vele aanlooproutes stappen; mijn keuze valt
op de Via Podiensis, één van de oudste routes, die van Le Puy-en-Velay naar
Saint-Jean-Pied-de-Port loopt en dan samen met andere wegen vanuit Frankrijk
via de Camino Francés naar Santiago. Het traject in Frankrijk is uitstekend bewegwijzerd en beschreven als "Sentier de Grande Randonnée 65" (GR 65).
Ik heb een tweetal weken gepland voor het
traject van Le Puy-en-Velay tot Cahors, in totaal 345 kilometer.
Tijdens mijn tocht heb ik een dagboek bijgehouden dat ik hier publiceer, met een aantal foto's.
Woensdag 23 mei – donderdag 24 mei 2012: Gent - Le Puy-en-Velay
Wachten op de trein in Brussel Zuid |
Vertrek Brussel Zuid: 12.18 u – Aankomst Lyon: 16.11 u
Vertrek Lyon 17.06 u – Aankomst Le Puy-en-Velay: 19.11 u
Tijdens de lange treinrit op woensdag is het weer de hele dag grijs. Tussen Saint-Etienne en Le Puy, langs de Haute-Loire, is het duidelijk dat het de voorbije dagen veel heeft geregend: hoge waterstand, snelstromend bruingekleurd water. Ik heb twee nachten gereserveerd in de jeugdherberg “Pierre Cardénal”: zo heb ik de tijd om een beetje te acclimatiseren en om rustig de stad te bezoeken. Vanaf het station neem ik de kortste weg, maar die blijkt wel behoorlijk steil te klimmen: een eerste oefening! Bij aankomst blijkt de receptie pas om 20.00 u terug open te gaan: tijd voor een babbel met twee Alsaciens die hetzelfde traject als ik zullen afleggen, maar morgenvroeg reeds vertrekken.
Vertrek Lyon 17.06 u – Aankomst Le Puy-en-Velay: 19.11 u
Tijdens de lange treinrit op woensdag is het weer de hele dag grijs. Tussen Saint-Etienne en Le Puy, langs de Haute-Loire, is het duidelijk dat het de voorbije dagen veel heeft geregend: hoge waterstand, snelstromend bruingekleurd water. Ik heb twee nachten gereserveerd in de jeugdherberg “Pierre Cardénal”: zo heb ik de tijd om een beetje te acclimatiseren en om rustig de stad te bezoeken. Vanaf het station neem ik de kortste weg, maar die blijkt wel behoorlijk steil te klimmen: een eerste oefening! Bij aankomst blijkt de receptie pas om 20.00 u terug open te gaan: tijd voor een babbel met twee Alsaciens die hetzelfde traject als ik zullen afleggen, maar morgenvroeg reeds vertrekken.
Op donderdagmorgen praat ik bij het ontbijt met een
Duitse man die het de voorbije dagen en vandaag wat kalm aan doet: hij is
de voorbije week door-en-door nat geweest, alles in de rugzak inbegrepen, en
hij zal vandaag enkel tot Talude stappen… Hopelijk blijft het weer de komende
dagen iets beter…
Na het ontbijt ga ik de stad verkennen: ik begin bij de
vlakbij gelegen kathedraal. Ik geef mij over aan de speciale sfeer die er
hangt: een mengeling van religieuze gevoelens, het bewustzijn van de eeuwenoude
geschiedenis en de indrukken van de overweldigende architectuur. Bij de bouw
van deze kathedraal is op een verbluffende manier gebruik gemaakt van de
specifieke ligging en het reliëf: hij is gebouwd op de rots en tegen de steile
helling. De toegangsweg naar de hoofdingang (rue des Tables) klimt via een
lange trap als het ware tot in de buik van de kathedraal en komt meteen tot in
het midden van het gebouw, vlak voor het hoofdaltaar; helemaal achteraan de
kerk is er geen uitgang.
Toegang tot de kathedraal |
Ik bezoek ook het klooster dat aansluit bij de kathedraal. De gids heeft het vooral over symboliek in de architectuur (getallen 7 - 12 en andere) alsook over Islamitische invloeden: interessant, hoewel sommige elementen uit de Franse geschiedenis me even ontgaan. Ik onthoud wel: Le Velay behoorde vroeger tot de Languedoc en is pas laat (na de kruistochten tegen de Katharen) aan Auvergne toegevoegd. In de kloostertuin zijn elementen van de Keltische cultuur terug te vinden, bv. de laatste zonnestralen op de zomerzonnewende vallen precies op de drempel van de kapittelzaal (waar ook de kanunniken werden begraven).
’s Middags ga ik lekker eten op een terras op de Place du
Plot: een bavette de boeuf (de weiden zijn niet veraf) met groene linzen
(lokale specialiteit). Op hetzelfde gezellige plein vind ik ook de steen met de
aanduiding van de start van de Via Podiensis. Hier situeert zich ook de
splitsing van de pelgrimsweg naar Compostela en deze naar Rome, of – als je wil
– de aankomst van de Camino uit Arles die vanaf hier de Via Podiensis volgt.
’s Namiddags klim ik nog naar de Chapelle Saint-Michel
van waar ik een indrukwekkend uitzicht heb over de omgeving. De mooie Romaanse
kapel is gebouwd bovenop een vulkanische rots die de stad beheerst. Volgens de
legende is hier een meisje van de rots gesprongen om haar maagdelijkheid te
bewijzen: tot tweemaal toe werd ze gered door de aartsengel Michaël, maar de
derde keer viel ze te pletter als straf voor haar overmoed…
Chapelle Saint-Michel |
In de vooravond ga ik proviand inslaan voor de start van mijn tocht morgen: een stevige pain de campagne, een saucisson en een stuk harde kaas: dit alles kan je meerdere dagen bewaren!
Mijn kamergenoot vanavond is een man uit Auch die in 15
dagen tot zijn thuisstad wil stappen: toch een flinke trip en iets sneller dan ik heb
gepland…
Ik besluit de dag met een (te grote) magret de canard,
een crème-brûlée, een koffie en een Verveine (die andere specialiteit van Le
Puy) en nog een stevige klim naar de jeugdherberg waar ik om 22.30 u in mijn
bedje kruip.
Vrijdag
25 mei: Le Puy-en-Velay - Saint-Privat-d'Allier: 24 km
Ik sta op om 6.30 u en ga onmiddellijk naar de
pelgrimsmis van 7.00 u in de kathedraal, samen met mijn kamergenoot Jacques
(noblesse oblige!). Er zijn zeker een 60-tal aanwezigen bij de pelgrimszegen na
de mis, bij het beeld van Sint-Jacob. Deze zegening omvat een ritueel waarbij
iedereen zich kort kan voorstellen: er is 1 Québequois, 1 Belg, verder
verschillende Fransen, Zwitsers en Duitsers. Elke pelgrim kan ook een een
briefje meenemen uit een urne waarop kerkbezoekers een intentie hebben
geschreven en de priester vraagt om voor die intentie te bidden tijdens de pelgrimstocht. Je mag het
briefje vernietigen “wanneer je voldoende hebt gebeden…”: Tenslotte ontvangt
elke pelgrim een scapulier én een stempel in het boekje.
Na de zegen ga ik samen met Jacques terug naar de
jeugdherberg voor het ontbijt. Ik verneem nog van hem dat hij geruime tijd op
een bank heeft gewerkt, dan 13 jaar een camping in de Ariège heeft uitgebaat en
nu op pensioen is. Elk jaar gaat hij als vrijwilliger een paar weken werken in
een ontwikkelingsproject in Senegal, als klusjesman in een school. We starten
samen onze tocht, even buiten de stad stappen we elk op ons eigen ritme verder en
we ontmoeten mekaar nog enkele keren tijdens de dag. Hij zal vandaag tot
Monistrol stappen.
Het weer is prachtig, de zon begint snel behoorlijk
warmte te geven. Ik stap tussen weiden met veel bloemen, geleidelijk stijgend.
Er zijn vrij veel wandelaars op weg, ik haal er heel wat in, maar doe het toch
rustig aan. De zwaarste beklimming leidt naar Montbonnet, vooral omwille van
het asfalt en de middagzon… Ik ben blij een frisse cola (suiker!) te kunnen
drinken op een terrasje. Behalve een appel eet ik uiteindelijk niets onderweg,
maar ik drink natuurlijk veel water.
Onderweg getuigen veel oude kapellen en kruisbeelden van
het belang van deze pelgrimsweg. Hedendaagse tekens zijn de vrij talrijke eet-
en drankkraampjes, wegwijzers naar chambres-d’hôtes en dergelijke. Ik passeer
het hoogste punt van vandaag (Lac de l’Oeuf op 1208 meter), maar het meer ligt
wellicht verborgen in het bos… Het is hier wel een aangename schaduwrijke
omgeving. Daarna gaat het alras in dalende lijn naar Saint-Privat op 890 meter.
Onderweg is op verschillende plaatsen het resultaat van de regen van de
voorbije dagen te zien: modder en plassen! Het laatste stuk naar Saint-Privat
is een steile afdaling door het bos: mooi, maar belastend voor de knieën en
uitkijken voor uitglijden!
Saint-Privat-d'Allier |
Ik kom behouden aan in Saint-Privat om 14.30 u, de Gîte
Communal La Cabourne waar ik heb gereserveerd opent pas om 16.00 u… Dus een
pintje op een terras, samen met nog wat andere stappers die geleidelijk
aankomen. Even later is er wat dondergerommel te horen in de verte en valt er
wat regen, maar al bij al niet zoveel; ik ben wel blij dat ik al ter bestemming
ben.
Om 16.00 u ga ik naar de gîte: douche, kleren wassen,
dagboek schrijven en een slaapplaats reserveren voor morgen. Halfpension: 38
euro. Op de kamer heb ik het gezelschap van Andrea uit Stuttgart en Justine uit
Ottawa; we spreken Engels…
Zeer lekker en copieus dîner:
·
meloen met jambon d’Auvergne
·
worst en spek, aardappelen in schil, platte
kaas met kruiden
·
kaas
·
ijs met Poire-Belle-Hélène
Behalve Fransen zijn er ook heel wat Duitsers aan tafel…
en dat hoor je.
Zaterdag
26 mei: Saint-Privat-d'Allier - Saugues: 20 km
Opstaan om 7.00 u, lekker ontbijt mét fruitsap en
yoghurt. Vertrek om 8.30 u.
Het is mooi zonnig weer en ik klim geleidelijk naar
Rochegude met zijn indrukwekkend gelegen kapel van Saint-Jacques bovenop de
rots. Daarna is het terug afdalen, langs een stenig pad door het bos, via
enkele gehuchten, dan terug door het bos en tenslotte langs de rivier naar
Monistrol-d’Allier (op 619 meter).
Rochegude |
Monistrol-d'Allier |
De zon staat al hoog wanneer ik er om 10.30
u aankom en het is dus zeer verleidelijk om een energiebommetje (cola) te
nuttigen in het vooruitzicht van een stevige klim. Ik ben niet de enige die
halt houdt op het terras… Maar om 11.00 u vertrek ik voor een klim van 400
meter.
Gorge de l'Allier |
Het gaat door het bos, af en toe langs een asfaltweg
waarvan de GR de lacets coupeert… Prachtige vergezichten over de Gorges de
l’Allier, met aan de overkant ook de kapel van Rochegude geregeld in zicht.
Vooral door de middagwarmte én de steile helling is het zwaar: het blijft maar
klimmen! Na de ongeveer voorziene 1.30 u bereik ik Montaure. Op het
gazon-terras van de primitieve bar tref ik ondermeer Andrea en Justine. Tijd
voor een frisdrankje en een pauze.
Bar pour les pélerins in Montaure |
Daarna gaat het zachtjes op en neer, tussen boerderijen
en weiden. Ik sla een babbel met een man van 84 jaar die “zijn zoon een beetje
helpt”: hij past op de auto terwijl de zoon voeder is gaan deponeren in de
weide. Hij leunt op een kruk, heeft een knie- en heupprothese, maar hoofd en
hart lijken in orde…
Vanaf een bepaald punt ontvouwt zich het uitzicht over de
vallei waarin Saugues ligt. Op dit uitkijkpunt staan verschillende houtgesneden
beelden met ondermeer Sint-Jacob en La Bête du Gévaudan.
Zicht op Saugues |
Rond 15.00 u kom ik aan in het Centre Margeride: een
groot complex dat ook bosklassen e.d. kan ontvangen. Halfpension: 28 euro.
In de vooravond wil ik mijn dagboek bijwerken op een
terras, maar al gauw komen diverse gezellen mij vervoegen: eerst Bruno uit
Montréal. Hij is eigenaar van een fastfood-kippengrill, net als zijn broers en
een neef (nu reeds derde generatie). Hij heeft een week op de camino Francés gewandeld
maar vond het te druk, dus heeft hij de trein genomen naar Le Puy-en-Velay en
daar is hij opnieuw gestart (de Québequois bij de pelgrimszegen in de
kathedraal…). We babbelen gezellig en hij vermeldt een tekst die hij in Le Puy
heeft gezien: “Le chemin n’est pas difficile, mais le difficile est le chemin”.
Hij broedt op de betekenis van deze zin, ik bedenk dat het wellicht inhoudt dat
de gemakkelijke weg niet “de weg” is, hij begrijpt… en zijn ogen gaan blijkbaar
open.
Verder heb ik op het terras nog een babbel met een
74-jarige Zwitser die rustig zijn pijp rookt alvorens ook naar La Margeride te
stappen waar hij later met Bruno en mij de kamer blijkt te delen. Ondertussen
passeren nog verschillende stappers langs het terras die mekaar in de loop van
de dag hebben ontmoet: de sfeer is hartelijk, de spirit is duidelijk aanwezig!
Avondmaal in Centre Margeride (halfpension: 28 euro):
- salade met groenten en pasta
- kippenbout met rijst
- kaas
- chocoladepudding
- wijn à volonté
Zondag
27 mei: Saugues - Saint-Alban-sur-Limagnole: 33 km
Ik vertrek om 7.45 u, na een lekker rustig ontbijt,
lichtjes gekruid door een gesprek met een psycho-analytisch geïnspireerde
Parisien, maar soit… Het is zondag (Pinksteren) en de straten liggen er stil
bij. Enkel een paar bakkers zijn open. De lucht is nog bewolkt, maar het is
aangenaam om te wandelen.
Buen camino! |
Buiten het stadje kijk ik uit over de weiden, overal
staat brem in volle bloei en de weiden zien er kleurrijk uit. Op bepaalde
plaatsen staat het vol geurige witte narcissen.
Het gaat ook een stukje door
het bos alvorens ik aankom in La Clauze, een klein dorpje met een eigenaardige
grote ronde toren als overblijfsel van het 12°-eeuwse kasteel.
La Clauze |
In het volgende dorpje Le Falzet zie ik een aantal
bekenden op een terras ontbijten: zij zijn blijkbaar vroeg vertrokken. Maar ik
heb een lange tocht voor de boeg en stap verder. Het tempo zit er goed in. Rond
10.30 u houd ik een eerste echte pauze, met sinaasappel. Even later stap ik
even samen met een meisje afkomstig uit Rijsel, met als familienaam Verstraete:
une flamande! Haar tempo is niet bij te houden tijdens de beklimming die volgt
en ik doe ook geen moeite. Ik ben vergeten haar voornaam te vragen, maar noem
haar in gedachten Roodkapje, wegens haar sjaaltje. Even later passeert de
Canadese Justine aan een nog hoger tempo en en ze blijkt Roodkapje vlot in te
halen. Dit alles door een mooi bos, van 1134 meter naar 1292 meter. We treffen
mekaar terug aan Le Domaine du Sauvage waar de twee meisjes zich te goed doen
aan een stevige pint bier, maar ik houd het bij een yoghurt en een Orangina.
Roodkapje Verstraete en Justine |
De
imposante oude hoeve, waarin nu een gîte, een winkeltje en een restaurant zijn
gevestigd, is ooit gebouwd door de Tempeliers.
Domaine du Sauvage |
Ik
schrijf dit pas op maandagnamiddag in Aumont-Aubrac waar ik in gesprek raak met
Fabian uit München. Hij was 6 jaar geleden ook in Le Sauvage en toen was het
nog een echte boerderij, met plaats voor een 20-tal personen, een eenvoudige
gîte. Hij was wat ontgoocheld daar nu auto’s en een bus te zien aankomen. Times
they are changing…
Daarna ga ik verder door een mooi (gemengd) bos,inderdaad
een afgelegen en vrij hoog gelegen gebied, tot de Chapelle Saint-Roch. Het is
niet toevallig dat in deze omgeving melaatsen werden verpleegd. De kapel werd
achtereenvolgens toegewijd aan Sint-Jacob en dan aan Sint-Rochus (door de
Tempeliers), en tenslotte aan de twee. Het grasveld aan de fontein biedt nu in
elk geval verpozing aan veel pelgrims en andere wandelaars. Ik steek hier ook
de grens over tussen de departementen Haute-Loire en Lozère, niet toevallig bij
een col…
Fontaine Saint-Roch |
Chapelle Saint-Roch |
Ik wandel verder tussen weiden met stevige koeien,weidse
uitzichten en tenslotte door een mooi dennenbos tot Le Rouget. Ik neem nog een
korte pauze, gevoed met mijn geheim wapen genaamd chocomelk (Kwatta Choco
Quick, melkpoeder en water). Bovendien is de plek in het bos prachtig. En
ondertussen passeren nog de drie Noorse dames (moeder en twee dochters), de
twee Duitsers (die ik ondertussen de Bremer stadsmuzikanten noem) en tenslotte
Andrea, net wanneer ik weer vertrek. Zij heeft het blijkbaar lastig (pijn in
haar voet), ze heeft reeds een omweggetje gemaakt langs La Roche op zoek naar
een slaapplaats, maar is toch terug verder gegaan. Ik blijf samen met haar
stappen (nog een 4-tal kilometer), we kletsen over het werk, ik leer haar het
liedje “3 kilomètres à pied, ça use les souliers…”, etc. En zo komen we snel
aan in Saint-Alban-sur-Limagnole… waar het terras voor Hôtel Central reeds goed
gevuld is met vrome pelgrims uit Duitsland, Noorwegen, Canada… en waar zich
tenslotte ook een jonge Tsjech neervleit, aangespoord in een mengtaaltje van
Duits en Engels. Wanneer we in de gîte (slaapzaal boven het hotel) aankomen
ligt daar voorwaar reeds Achim (Duitser die ik reeds heb ontmoet in Saint-Privat) te rusten.
Kerk van Saint-Alban-sur-Limagnole, met la Bête du Gévaudan als windwijzer |
Er volgt nog een onweer, de gewassen kleren die op het
dakterras te drogen hangen moeten snel onder een afdakje worden gesmokkeld… en
de wachttijd voor het dîner wordt overbrugd met een babbel met de Bremers,
zowaar over religie, want één van hen is al twee maand onderweg en passeerde
langs Taizé: in de geest van de camino schakel je zo over van een babbel over
het weer naar meer diepzinnige onderwerpen.
Lekker avondmaal:
- salade met wortelen en tomaten
- varkensstoverij in mosterdsaus
- kaas
- broodpudding met sauce anglaise
Halfpension: 25 euro.
Ik heb geen gsm-ontvangst, in tegenstelling met de meeste andere gasten. Dank zij de gsm van Virginie kan ik het thuisfront toch op de hoogte houden van mijn actuele positie.
Nasbinals is een levendig dorp met winkels en cafés. Gezien mijn gsm-probleem ga ik op zoek naar een telefoonkaart voor de (hier inderdaad nog vrij veelvuldig aanwezige) telefooncellen (waar je weliswaar niet terecht kan met munten of buitenlandse bankkaarten). In het Office du Tourisme kan men mij niet zeggen waar ik een telefoonkaart kan kopen (!), maar wat ik eigenlijk al wist blijkt natuurlijk te kloppen: de Tabac! Daar hoor ik van de uitbaatster dat je in de hele Aubrac enkel met Orange een gsm-signaal ontvangt…
Ondertussen heb ik ook de mooie kerk bezocht, wat fruit gekocht en gebabbeld met het Bailleul-trio. Ik bel tevergeefs naar het Office du Tourisme in Saint-Chély om een plaats in de gîte te reserveren (dit kan pas vanaf 14.00 u) en dus vertrek ik, na enig tijdverlies, met een stevige pas naar Aubrac. Het weer is nog altijd mooi, de lucht is aangenaam, het landschap is weids: we bevinden ons op 1300 meter hoogte. Ik ontmoet zowel het Bailleul-trio die een déjeuner-sur-l’herbe houden als Herbert die geniet van zijn pijp.
De gîte heeft een keuken, maar ik wil wel eens een lekker
stukje Aubrac-vlees proeven. Uiteindelijk ga ik samen met Herbert en Claudia
eten in de plaatselijke Logis: heerlijk vlees, een stukje kaas (Laguiole en
Bleu), dessert (peer in een kruidige siroop), koffie en Vieille Prune. En
ondertussen een leuke babbel in het Duits (nu eens niet gemixed): met Herbert lukt
dit, want “die Berner sprechen langsam…”. Het is donker wanneer we in de gîte
aankomen… Lekker slapen, natuurlijk.
Maandag
28 mei: Saint-Alban-sur-Limagnole – Aumont-Aubrac: 15 km
Ik vertrek rond 8.30 u in de mist: aangenaam om te
stappen, de zon zal wel komen… Vandaag heb ik slechts een korte tocht voor de
boeg: 14 kilometer. Het is al gauw een stukje klimmen, tussen overvloedig
bloeiende brem, naar een eerste colletje waar natuurlijk een kruis staat.
Daarna terug dalen en opnieuw klimmen tot 1036 meter, om dan nogmaals te dalen
naar het dorpje Les Estrets op 940 meter.
De Bremer Stadtsmusikanten gaan ook op stap... |
Ondertussen schijnt te zon: aangenaam
wandelweer, maar ik geef er de voorkeur aan om op de middag aan te komen en dus
onderweg niet te blijven hangen. Nochtans zijn er aantrekkelijke gelegenheden:
in elk gehucht kan je wel iets eten of drinken. Ik klim opnieuw door mooi bos,
afgewisseld met open plekken (weiden), tot 1096 meter.
Zomaar onderweg... |
Rond 12.30 u kom ik aan in Aumont-Aubrac en ik passeer
onmiddellijk langs La Ferme du Barry waar ik heb gereserveerd. Ik meld me meteen aan, met mijn excuses voor het vroege
uur, maar ik krijg toch onmiddellijk mijn kamer toegewezen. Dus meteen douche
en kleren wassen! In de tuin is een waslijn, zon en wind zullen het nodige
doen.
Gîte La Ferme du Barry |
En dan ga ik rustig mijn pintje drinken in de Bar de la
Mairie en een stukje quiche eten, bij gebrek aan iets anders. Ik had verwacht
dat Aumont-Aubrac een levendig toeristisch stadje zou zijn, maar dit valt een
beetje tegen; later ontdek ik weliswaar nog het meer chique hotel-restaurant.
Op het (voor de hand liggende) terras
van de Bar de la Mairie zijn ondertussen nog enkele bekenden neergestreken:
Justine en Roodkapje Verstraeten, een groepje Fransen en ook nog het
Aziatisch-Frans meisje uit Saint-Privat. Roodkapje en Justine gaan nog een
stukje verder, maar ik word nog gevraagd om als boodschapper te fungeren voor
Andrea die straks wel zal aankomen: ik neem een briefje in ontvangst met een
mailadres; een half uurtje later arriveert Andrea inderdaad.
Ik wandel nog wat rond in het stadje, maar veel valt er
niet te zien: de obligate bête du Gévaudan op het plein, maar toch ook het
mooie Romaanse kerkje; daar lijkt een uitverkoop aan de gang: bij de inkom
staan een paar rekken met kazuifels in de zon, maar blijkbaar is dit enkel
bedoeld om ze te verluchten. Toch een bizar spektakel. La Bête du Gévaudan |
Uitverkoop of verluchting? |
Tenslotte ga ik terug naar de gîte waar ik mijn dagboek
verder wil bijwerken. Maar vanaf 16.00 u komt iedereen aan en blijft er weinig
ruimte om te schrijven: oude bekenden en nieuwe gezichten slaan graag een
babbel… Oud: de Noorse dames, Herbert-de-Zwitser, het trio Didier-Véronique-Virginie
uit Bailleul, Andrea uit Duitsland. Nieuw: Fabian en compagnon, Claudia, allen
uit Duitsland.
Namiddagrust in de tuin van de gîte |
’s Avonds volgt een gezellige maaltijd met de attractie
van de streek: aligot. De patron komt vooraf de kaas tonen die hij in de bereiding gebruikt: een kaas van één week
oud; deze wordt verwerkt in een aardappelpuree tot een smeuïge pasta die op een
fotogenieke manier in de borden wordt geschept: succes verzekerd! Lekker, maar
niet echt licht…
De patron serveert aligot |
Vanzelfsprekend op tijd naar bed (22.00 uur).
Prijs halfpension: 33 euro (inclusief wijn).
Dinsdag
29 mei: Aumont-Aubrac – Rieutort-Aubrac: 21 km
Mooi weer, vanaf ’s morgens. Eens buiten het dorp wandel
ik door het bos, ga onder de autostrade door en doorkruis een dun bevolkte
streek.
Graffiti in tunnel onder autostrade... |
La Chaze-de-Peyre |
Chapelle de Bastide |
Na “Les Quatre Chemins” kom ik geleidelijk in een meer open landschap:
het Aubrac-plateau met veel weiden en koeien… maar verder niets. Het landschap
is indrukwekkend, ik klim ook geleidelijk hoger.
Aan de Ferme des Gentianes
(een mooie chambre-d’hôtes) houd ik een korte middagstop met een drankje op het
terras, genietend van het weidse uitzicht. In Fineyrols passeer ik langs het
geboortehuis van Louis Dalle, blijkbaar een geëerde figuur: hij overleefde als
priester de Duitse concentratiekampen en werd later bisschop bij een Indianengemeenschap in Ecuador.
Gedenksteen voor Louis Dalle in Fineyrols |
In het desolate weidelandschap liggen grote rotsblokken
verspreid die blijkbaar sinds eeuwen tot de verbeelding spreken en namen hebben
gekregen als “Le Roc des Loups” en dergelijke. Vanuit de verte zie ik reeds de
twee Mongoolse yourtes van de gîte “L’Ange Gardien” in Rieutort-Aubrac.
De yourtes van L' Ange Gardien |
Bij de aanmelding blijkt snel dat deze gîte strak
georganiseerd is. Eén van de nachtmerries in de gîtes is de aanwezigheid van
bedwantsen (punaises de lit), vervelende beestjes die blijkbaar veelvuldig via
rugzakken en slaapzakken worden verspreid. De rugzakken mogen enkel worden
binnengebracht in de yourtes, want deze worden dagelijks ontsmet; in het
sanitair en in de eetzaal zijn ze taboe… Maar er zijn ook andere regels: zo is
bijvoorbeeld een stopcontact met grote verdeeldoos voorzien voor het opladen
van batterijen… en andere stopcontacten mogen hiervoor niet worden gebruikt.
Wanneer de oude Zwitser Herbert zijn gsm toch ergens anders heeft ingeplugd
wordt hij terechtgewezen door de patron, maar hij repliceert: “Faites attention:
je suis ici chez vous, mais je vous paye quand-même un peu… et je suis Suisse.”
Einde verhaal…
In de namiddag ontpopt madame-la-patronne zich tot een
gedreven verteller, ondermeer over het leven van Louis Dalle. ’s Avonds blijkt
ze ook de bekwame kokkin van een lekkere vegetarische maaltijd, met ondermeer
croquettes de lentilles blondes de Saint-Flour (anders dan de lentilles vertes
van Le Puy) en een gestoofde appel met kaneel als dessert. Herbert heeft als
extraatje nog Zwitserse chocolade die al gesmolten is geweest maar nu in de
ijskast terug hard is geworden.
Vlnr: Herbert, Didier, Véronique, Virginie, Johan |
Ik heb geen gsm-ontvangst, in tegenstelling met de meeste andere gasten. Dank zij de gsm van Virginie kan ik het thuisfront toch op de hoogte houden van mijn actuele positie.
Voor de geïnteresseerden vertelt madame na het avondmaal
ook nog een uitgebreid, maar boeiend verhaal over de geschiedenis van de
bedevaarten naar Compostela, met de religieuze en sociaal-politieke context. Ze
is theologe en probeert als uitbaatster van de gîte getuigenis af te leggen van
haar religieuze overtuiging, in de hedendaagse wereld. Ze heeft ook meegewerkt
aan het kerkelijk-historisch dossier over het leven van Louis Dalle, met het
oog op zijn mogelijke zaligverklaring. Een veelzijdige vrouw dus!
La patronne op de praatstoel |
Het wordt een heldere en koude nacht, met een mooie
sterrenhemel boven de yourtes…
Prijs halfpension: 33 euro.
Woensdag
30 mei: Rieutort-Aubrac – Saint-Chély-d’Aubrac: 24 km
Opnieuw met zonnig weer vertrek ik door het oude dorpje
van Rieutort naar Montgros en Nasbinals, genietend van een weids uitzicht over
weiden met stenen muurtjes en… prachtige koeien.
Nasbinals is een levendig dorp met winkels en cafés. Gezien mijn gsm-probleem ga ik op zoek naar een telefoonkaart voor de (hier inderdaad nog vrij veelvuldig aanwezige) telefooncellen (waar je weliswaar niet terecht kan met munten of buitenlandse bankkaarten). In het Office du Tourisme kan men mij niet zeggen waar ik een telefoonkaart kan kopen (!), maar wat ik eigenlijk al wist blijkt natuurlijk te kloppen: de Tabac! Daar hoor ik van de uitbaatster dat je in de hele Aubrac enkel met Orange een gsm-signaal ontvangt…
Kerk van Nasbinals |
Telefoneren... |
Ondertussen heb ik ook de mooie kerk bezocht, wat fruit gekocht en gebabbeld met het Bailleul-trio. Ik bel tevergeefs naar het Office du Tourisme in Saint-Chély om een plaats in de gîte te reserveren (dit kan pas vanaf 14.00 u) en dus vertrek ik, na enig tijdverlies, met een stevige pas naar Aubrac. Het weer is nog altijd mooi, de lucht is aangenaam, het landschap is weids: we bevinden ons op 1300 meter hoogte. Ik ontmoet zowel het Bailleul-trio die een déjeuner-sur-l’herbe houden als Herbert die geniet van zijn pijp.
In Aubrac probeer ik te telefoneren vanuit de telefooncel
op het plein… maar het toestel is defect: Murphy? In het bezoekerscentrum
Maison de l’Aubrac verzekert de bediende mij dat er wel plaats zal zijn in de
gîte communal van Saint-Chély. Ik eet een stuk pruimentaart en drink een
heerlijke ambachtelijke gentiaanlimonade. Voor ik vertrek naar Saint-Chély
ontmoet ik nog Bruno (Québec) die hier in de gîte zal overnachten.
Het landschap verandert: plots zijn er terug meer bossen.
Ik moet veel afdalen langs een stenig pad: uitkijken dus! In Belvézet passeer
ik langs de ruïne van een toren gelegen op een indrukwekkende vulkanische rots.
Het gaat steeds bergaf: van 1300 meter (Aubrac) naar 800 meter (Saint-Chély). Op het laatste stuk begint het te regenen en te onweren, maar dit laatste blijft blijkbaar vooral boven op het plateau; later hoor ik dat er daar ook hagelstenen waren, maar daarvan blijf ik gelukkig gespaard. Ik constateer opnieuw dat het beter is om in de vroege namiddag op zijn bestemming aan te komen: het onweer komt meestal later.
Ik arriveer rond 16.30 u in de gîte communal van
Saint-Chély waar Andrea, Justine en Sven reeds zitten: prettig weerzien. Later
drink ik een pint op een terras met Sven en een Oostenrijkse jongen die begin
april uit Graz is vertrokken. Aubrac |
Het gaat steeds bergaf: van 1300 meter (Aubrac) naar 800 meter (Saint-Chély). Op het laatste stuk begint het te regenen en te onweren, maar dit laatste blijft blijkbaar vooral boven op het plateau; later hoor ik dat er daar ook hagelstenen waren, maar daarvan blijf ik gelukkig gespaard. Ik constateer opnieuw dat het beter is om in de vroege namiddag op zijn bestemming aan te komen: het onweer komt meestal later.
Saint-Chély-d'Aubrac |
Donderdag
31 mei: Saint-Chély-d’Aubrac – Espalion: 22 km
Ik besluit mijn proviand dat ik al een hele week meedraag
eindelijk aan te spreken voor het ontbijt. Het brood dat ik heb gekocht in Le
Puy is nog perfect: een goede keuze dus. Uiteraard zijn chocomelk en confituur
ook in orde! Maar daarna drink ik toch nog een koffie op het terras van de
Logis, vlakbij de telefooncel waar ik nu wel kan bellen om mijn volgende
overnachtingsplaats te reserveren in Espalion.Saint-Chély-d'Aubrac: Pont des Pèlerins |
Ik stap een vrij lang stuk (16 kilometer), via enkele kleine gehuchten, naar Saint-Côme-d’Olt. Mooi, gewijzigd landschap: veel weiden, maar vooral ook bos. Mooie paden, hoofdzakelijk dalend, af en toe een klimmetje. Onderweg is er enkel in Estrade een bescheiden “pelgrimsbar” in een oud bakovengebouw: koffie en water. Daarna, ongeveer 3 km voor Saint-Côme, is er toch een (niet in de gids vermelde) bar met kleine gerechten en dranken. Ik eet er een lekkere peren- en amandeltaart.
Estrade: "bar" voor de pelgrims |
Rond12.30 u kom ik aan in Saint-Côme-d’Olt, het wordt
warmer en warmer. Het is een mooi dorp, met middeleeuwse gebouwen en een
bizarre kerktoren.
Saint-Côme-d'Olt: kerktoren |
Saint-Côme-d'Olt: één van de stadspoorten |
Dan komen de laatste loodjes, langs de Lot. De lucht is
hier in de vallei drukkend door de warmte, anders dan op het plateau. Ik heb
dan ook geen behoefte om de “echte” weg te volgen die nog even klimt tot 450
meter: ik volg de variante en blijf op het niveau van de rivier (350 meter).
Maar ik breng wel een bezoek aan het kerkje van Perse, blijkbaar ooit de eerste
parochiekerk van Espalion. Het plafond is versierd met prachtige fresco’s.
Volgens de legende is de heilige Hilarian
hier in de buurt onthoofd door de Sarracenen en heeft hij zijn hoofd nog naar
zijn moeder gebracht: je moet het maar doen.
Beeld van de heilige Hilarian |
Kerkje van Perse |
Kerkje van Perse |
Het is bijna 15.00 u wanneer ik aankom in Espalion: niets
te vroeg met deze drukkende warmte. Ik kan meteen binnen in de gîte “Halte de
Saint-Jacques” en ga dan toch maar snel op zoek naar een frisse pint. Ik
ontmoet ook nog Sven en Justine die aankomen: zij heeft een mooie foto van twee
slangen in het bos genomen, ze heeft er meerdere gezien. Wanneer ik een paar
uur later, na heerlijke douche en klerenwas, op een terras zit te schrijven,
komt Herbert me op de schouder tikken… Hij blijkt in dezelfde gîte te logeren.
Espalion: de oude brug over de Lot |
Ik geniet van een gezellig avondmaal samen met Herbert, Claudia, Didier, Véronique en Virginie.
Halfpension: 32 euro, inclusief wijn. Menu:
- farcous (pannekoekje met veel kruiden en look) met salade
- pasta met varkensgebraad “de l’Aveyron”
- kaas
- dessert (tarte aux myrtilles)
De route start langs de Lot en vanaf Bessuéjols (mooi
kerkje) gaat het steil omhoog (van 330 m naar 490 m), door mooi bos, goed om
het ontbijt te verteren… Dan krijg ik een weids uitzicht over weiden en
boerderijen waar gras wordt gemaaid voor hooi. Via Verrières (mooi dorpje) daal
ik terug af naar de Lot in Estaing (320 m). Ik pauzeer samen met Herbert op een
terras, met uitzicht op de rivier, de brug en het kasteel van het mooie stadje.
Even later komt ook Herbert aan die eveneens hier blijft. Het trio Didier komt even later en we drinken gezellig een glas in de mooie tuin, in de late namiddagzon, met enkel vogelgefluit als achtergrondgeluid. Didier en co gaan nog verder naar Golinhac; morgen is voor hen de laatste stapdag (naar Conques). Dan volgt nog een uurtje luieren, schrijven… wachtend op het dîner.
Deze gîte is een mooi en modern ingerichte vleugel van een boerderij die familiaal wordt uitgebaat. Gezellige, ongedwongen sfeer.
Bessuéjols |
Estaing |
Estaing |
Daarna gaat het een eind over een asfaltweg langs de Lot, mooi vlak. Maar dan volgt een steile klim langs een bospad naar Montegut (536 m) en ook daarna blijft het klimmen, langs een asfaltweg, in de hete middagzon, tot ik een pauze neem in de schaduw van een bosje langs de weg. Bij het begin van de klim heb ik Claudia ontmoet die net haar middagpauze had genomen en nu verder gaat. De asfaltweg blijft maar duren, met aan elk kruispunt wel een kruis (vroeger waren dit herkenningspunten en wegwijzers).
Uitzicht tijdens de rustpauze... |
Uiteindelijk stap ik nog een viertal kilometer langs een mooi bospad, afwisselend omhoog en omlaag, tot ik om 16.15 u aankom in Massip, aan de gite “L’Orée du Chemin” waar ik heb gereserveerd. Claudia is ook net aangekomen en heeft beslist daar te blijven in plaats van tot Golinhac te gaan. Ik kom terecht in een mooie vierpersoonskamer, met badkamer.
Herbert en Claudia |
Ook dit behoort tot het dagelijks ritueel |
We zijn met 13 vrouwen en 2 mannen (Herbert en ik) in de gîte.
Aan tafel wordt het gesprek met Claudia en Herbert ook wat persoonlijker:
elkeen heeft zijn eigen geschiedenis met kruisjes…
Halfpension: 30 euro. Menu:
·
salade
·
varkensstoverij met kastanjes in saus
·
platte kaas en tarte aux myrtilles
Deze gîte is een mooi en modern ingerichte vleugel van een boerderij die familiaal wordt uitgebaat. Gezellige, ongedwongen sfeer.
Zaterdag
2 juni: Massip-Golinhac – Conques: 21 km
Het belooft weer warm te worden, dus op tijd vertrekken
is de boodschap. Toch is het al bijna 8.00 u wanneer ik opstap (ontbijt om 7.15
u). Eerst klim ik nog even door het bos richting Golinhac, maar daarna gaat het
vooral tussen weiden en af en toe nog door een bosje, via diverse dorpjes, al
dan niet met een Romaans kerkje. In Seynergues is er gelukkig ook een café,
naast een imposante kasteeltoren. Op het terras tref ik ondermeer Andrea en
Justine, later passeert ook Claudia. Ik drink alvast twee ice-teas, want het is
al zeer warm.
Het is vandaag lang drukkend warm gebleven; Conques ligt
dan ook diep in een kuipdal waar het niet snel afkoelt. Het is ook een
supertoeristisch centrum dat op een kleine oppervlakte gevangen ligt rond de
abdij en de kerk: als het ware Brugge op één hectare… Een bakker of slager vind
je er niet, enkel een kleine épicerie met beperkt aanbod, verder restaurants,
souvenirwinkeltjes, kunstambacht… Maar toch is het mooi: vooral de sobere
gotische kerk; ook de belangrijke “trésor” is de moeite, maar een bezoek
hieraan is voor een volgende keer…
Seynergues |
Ik wil andermaal zo vroeg mogelijk aankomen en stap door,
met enkel nog een appelpauze in Saint-Marcel. Het gaat afwisselend langs
asfaltwegen en kleine landweggetjes, de zon brandt ongenadig (het is zeker meer
dan 30°). Uiteindelijk kan ik de steile afdaling naar Conques aanvatten, langs
een stenig paadje door het bos. Het stadje ligt zo diep in een steile vallei
dat je het pas op het laatste moment kunt zien.
Het is niets te vroeg wanneer ik rond 14.30 u in de middeleeuwse straatjes terecht kom en ik snak naar een frisse pint. Ik ontmoet alvast Sven die in de gîte communal logeert en na een babbeltje ga ik naar de abdij waar ik heb gereserveerd. Er is een vrij groot gastenverblijf (95 plaatsen) in een bijgebouw van de abdij. De opvang van de pelgrims gebeurt door vrijwilligers, compleet met fris welkomstdrankje. De rugzak moet in een gedesinfecteerde plastiekzak gestopt worden (tegen de gevreesde bedwantsen) alvorens naar boven te worden gedragen. Verder goed en ruim sanitair, alsook ruime slaapzalen.
Rond 18.00 u komt ook Herbert aan die, net als iedereen,
veel last van de warmte heeft gehad. Ik drink eerst iets met hem en hij vertelt
dat hij eerstdaags (vanuit Figeac) naar huis wil terugkeren in plaats van tot
Saint-Jean-Pied-de-Port te gaan. Zijn vrouw heeft het blijkbaar lastig met haar
werk en hij wil haar behulpzaam zijn. De ontstekingsverschijnselen in zijn knie
waren een signaal, meent hij…
Conques |
Conques |
Het is niets te vroeg wanneer ik rond 14.30 u in de middeleeuwse straatjes terecht kom en ik snak naar een frisse pint. Ik ontmoet alvast Sven die in de gîte communal logeert en na een babbeltje ga ik naar de abdij waar ik heb gereserveerd. Er is een vrij groot gastenverblijf (95 plaatsen) in een bijgebouw van de abdij. De opvang van de pelgrims gebeurt door vrijwilligers, compleet met fris welkomstdrankje. De rugzak moet in een gedesinfecteerde plastiekzak gestopt worden (tegen de gevreesde bedwantsen) alvorens naar boven te worden gedragen. Verder goed en ruim sanitair, alsook ruime slaapzalen.
Interieur van de kerk |
Het tympaan boven de hoofdingang |
Detail van het tympaan |
Ik dineer in de grote refter, samen met Herbert, Claudia
en het groepje Didier (zij vertrekken vanavond nog van hieruit met een taxi
naar het dichtstbijgelegen station en dan met de nachttrein naar huis). Na het
eten gaan we samen naar de kerk voor het avondgebed en de pelgrimszegen. Eén
van de paters (Norbertijnen, zoals in Grimbergen, Averbode en Leffe) geeft
daarna uitleg over het tympaan boven de hoofdingang van de kerk. Dit duur vrij
lang en Herbert en ik beluisteren de uitleg vanop het terras tegenover de kerk,
genietend van een Vieille Prune (zoals in Saugues). Daarna nemen we afscheid
van het Noord-Franse trio en gaan we slapen, met zicht op de bijna volle maan
door het raam van de slaapzaal…
Luisteren naar de uitleg... en genieten |
Zondag 3 juni:
Conques – Livinhac-le-Haut: 24 km
Gisteravond stond de maan nog aan de heldere hemel, maar
nu zit alles potdicht, grijs en miezerig. Wanneer ik rond 8.30 u vertrek is het
gestadig aan het regenen. Dus even een andere organisatie: hoes over de rugzak,
regenjas aan… Na een korte afdaling over de glibberige straatstenen stap ik
over de oude brug om daarna de steile beklimming naar de chapelle Sainte-Foy
aan te vatten. Wanneer ik na een half uur aan de kapel aankom ben ik al goed
nat. En daarna klimt het verder, steeds door het bos, hoger en hoger, natter en
natter…
Op weg vanuit Conques |
Chapelle Sainte-Foy |
Uiteindelijk gaat het over een golvend plateau, tussen
weiden, af en toe door het bos, steeds onder een aanhoudende regen. Ik stop een
eerste keer om een appelsien te eten, rond 11.30 u, in de beschutting van een
boom. Even later kom ik in een gehucht waar een boerderij gastvrijheid biedt in
de vorm van een schuurtje waar koffie en wijn staan, en een gasbekken, tafel en
stoelen ter beschikking zijn. Vanzelfsprekend strijken alle wandelaars hier
neer voor een meer of minder uitgebreide picknick. Ik probeer nog telefonisch
te reserveren in de gîte communal van Livinhac-le-Haut, voor Herbert en
mijzelf, maar het lukt niet: het is zondag!
Natte rust |
Een schuilplaats... |
Gezellig en droog! |
Na een korte pauze stap ik verder, opnieuw over weggetjes
tussen glooiende weiden of door mooi bos, steeds in de regen, meer en meer
doorweekt. Rond 13.00 u, bij het eerste zicht op Decazeville, houdt het
eindelijk op met regenen. Decazeville lijkt me een vrij grote stad van
regionaal commercieel-economisch belang, maar verder vrij troosteloos. Gelukkig
moet ik slechts langs de rand passeren, maar die oogt op deze regenachtige
zondag nog extra deprimerend, blijkbaar tot wanhoop van drie Duitse vrouwen die
tevergeefs op zoek zijn naar iets eetbaars: voor zover er winkels zijn, zijn
deze natuurlijk gesloten en in deze uithoek zijn er ook geen cafés…
Ik vat meteen de weg aan naar Livinhac, dat wil zeggen:
steil omhoog, door woonwijken met mooi uitzicht, maar verder weinig
inspirerend. Het begint (gvd) opnieuw te regenen, maar ik vertik het om terug
de kletsnatte hoes over mijn rugzak te trekken: liever even schuilen onder een
boom. Gelukkig gaat het na een tiental minuten alweer beter en stap ik verder
tot aan de Chapelle Saint-Roch… en dan nog 3 kilometer, maar zonder regen. Om
Livinhac-le-Haut te bereiken is het terug afdalen naar de Lot (“le Haut”
verwijst naar de stroomopwaartse ligging…). Het dorp ligt er verlaten bij, maar
ik vind zonder problemen de gîte communal waar ik mijzelf én Herbert inschrijf
op de tabel met de kamerverdeling, benieuwd of Herbert hier zal geraken.
Na het dagelijks ritueel van kleren wassen en douche, nu
aangevuld met extra drogen van regenjas, rugzak, schoenen… ga ik een pintje
drinken in het enige café dat ook dienst doet als restaurant voor de gîte
communal, op de Place du 14 juin (!). Ondertussen vertrekt nog een vrouw terug
uit de gîte die absoluut wil verhuizen wegens “hypersensibilité
électro-magnétique”: in de gîte is het blijkbaar niet te harden… OK, chacun son
choix…
Livinhac: Place du 14 juin |
’s Avonds geniet ik van een eenvoudig, doch lekker
avondmaal in het gezelschap van Michèle (Suisse), Christophe (journalist bij La
Libre Belgique) en Ignace (gepensioneerd jurist bij een Brusselse bank).
Wanneer we net begonnen zijn met eten komt… Herbert er aan! “Ich habe mich verlaufen…”
Enfin, hij is er geraakt. Achteraf drinken we natuurlijk nog een digestif op
het terras waar hij zijn pijp kan roken. In de gîte laat ik hem met plezier
onderaan in het stapelbed slapen en klauter ik een bedje hoger: hij is tevreden
en dankbaar. ’t Zijn de kleine dingen…
Maandag
4 juni: Livinhac-le-Haut – Figeac: 25 km
Ontbijt in het café… met supplement van 1 euro voor een
extra glas fruitsap of kop koffie…
Ik neem afscheid
van Herbert die misschien vandaag tot Figeac gaat en daarna in elk geval naar
huis terugkeert. Hij nodigt me alvast uit voor een bezoekje in Zwitserland…
Mijn schoenen zijn nog vochtig, ik hoop dat ze
geleidelijk wel zullen drogen.. Gelukkig is het vandaag terug aangenaam
wandelweer. Het gaat afwisselend op en neer, door een mooi landschap met
weiden, veel bloemen, af en toe een Romaans kerkje. Langs een pad met veel
modder glijd ik uit en val ik bijna, met bloedende schrammen van doornstruiken
in mijn arm tot gevolg. Rond de middag las ik een extra lange rustpauze in om mijn
schoenen een beetje te laten drogen in de zon en verse sokken aan te trekken:
mijn voeten zijn doorweekt door de natte schoenen en ik voel het risico op
blaren…
Montredon: Chapelle Notre-Dame |
Montredon: detail in de kerk |
Guirande: Chapelle Sainte-Madeleine |
Saint-Félix: Eglise Sainte-Radegonde |
Stof tot nadenken... |
En wat denken zij ervan? |
Onderweg naar Figeac |
Gîte Saint-Joseph et Saint-Louis |
Luxe gîte! |
Na een douche en een wasje ga ik de stad verkennen. Ik
ontmoet Sven op een terras en we hebben een uitgebreide babbel. Ik ga op mijn
ééntje eten op de place Carnot, in de markthal: een steak du Limousin en een
kaasje Rocamadour. Het is een heerlijke zomeravond. Figeac is een onverwacht
charmant stadje met vakwerkhuizen en nauwe straatjes.
Oude gevels in Figeac |
Ik slaag erin om mijn dagboek bij te werken tijdens en na
het eten. In de gîtes en op de nabijgelegen terrassen heb je uiteindelijk
weinig tijd om alleen te zijn; onderweg natuurlijk wel, maar dan schrijf je
niet. Dus moet je altijd weer je eigen camino creëren…
Deze namiddag babbelde ik uitgebreid met Sven: hij is
sinds twee maanden onderweg vanuit Bremen en hij heeft ondertussen wel wat behoefte aan gesprekken. Hij is/was
blijkbaar getrouwd, heeft twee zonen, maar is wel voor een viertal maanden
vertrokken. Twee jaar geleden deed hij al een stuk van de Camino in Spanje,
maar nu is hij van thuis vertrokken. Hij heeft zes maand loopbaanonderbreking
genomen, zijn appartement verlaten, zijn auto verkocht… En tijdens ons gesprek
telefoneert hij met zijn moeder (die hem opbelde). We gaan akkoord over het
feit dat de Camino een “meeting place” is waar je zeer veel contacten kunt
hebben, mensen vindt met wie je steeds kan praten, ervaringen uitwisselen,
steeds volgens je eigen keuze. Voor mij voelt het aan als een bekend café waar
je steeds kan heen gaan en gelijkgezinden ontmoeten. Sven noemt het een
verslaving, misschien is dit wel correct. Maar het is ook een vluchtheuvel, een
nest… Stof om na te denken hoe het in de
middeleeuwen was!
Dinsdag
5 juni: Figeac – Cajarc: 31 km
Goed geslapen, opstaan rond 7.00 u. Ontbijt met Martine,
Mathias en Fabienne (la patronne): verse croissant, koffie, brood… meer moet
dat niet zijn! En het is al na 8.00 u
wanneer ik de deur uit ga, met een paar nog natte kousen boven op mijn rugzak.
Na enkele inkopen in de Casino stap ik de voetgangersbrug over om de klim
vanuit de vallei aan te vatten. Het belooft een mooie dag te worden, hopelijk
niet te warm, want het traject is lang (31 kilometer).
Na een mooie klim door het bos moet ik wat verkeerswegen,
een rond punt en een industriezone trotseren, maar tenslotte kom ik op de
kleinere weggetjes en paden met mooie uitzichten over het alweer veranderde landschap
van de Quercy: weiden, korenvelden,
bossen… En tussendoor dorpjes, maar niet zoveel: ondermeer Faycelles, waar ik
een Orangina drink en waar Mathias en Nadine me gezelschap komen houden;
duidelijk een dorp met een geschiedenis en de restanten van een kasteel, maar
nu toch zeer stil.
En dan gaat het weer verder langs kleine dorpjes, bebloemde
huizen, boerderijen met koeien die naar de weide worden gebracht. Ik heb even
een uitgebreide pauze nodig, met appel en energiereep, op een koele plek in de
schaduw, waar ik ook mijn schoenen en voeten kan laten luchten: het is
ondertussen terug warm geworden.
Daarna ga ik verder naar Gréalou waar ook een gîte is en wat na een korte etappe een eindpunt had kunnen zijn. Er is ook een mooi grasveld met picknicktafels: nieuwe rustpauze dus, met chocomelk… Sven en Justine komen ook langs. Rond 15.00 u vertrek ik opnieuw, het is nog warm, maar gelukkig gaat de weg dikwijls door het schaduwrijke bos. Ik passeer ook een dolmen.
De eerste wijngaarden verschijnen… Ik trotseer nog enkele stevige klimmetjes om uiteindelijk langs de falaise te wandelen die Cajarc en de vallei van de Lot beheerst.
Ik heb wat pijn
in een spier boven mijn linker-enkel, dus ik stap voorzichtiger dan normaal… Ik
ben blij wanneer ik om 17.30 u aankom in Cajarc, aan het Office du Tourisme,
want ik heb nog geen slaapplaats gereserveerd: ik was niet zeker dat ik de
volle 31 kilometer zou afleggen. Gelukkig is de gîte communal vlakbij en zijn
er nog twee bedden vrij…: oef! Na een pintje, een douche, klerenwas… doe ik nog
een wandeling om uiteindelijk een restaurantje te vinden op het kerkplein. Het
is er heerlijk rustig; een eenvoudig avondmaal op het terras en ondertussen de
tocht van morgen voorbereiden: perfect! Om 22.00 u in bed na deze lange dag!
Woensdag
6 juni: Cajarc – Varaire: 25 km
Als ontbijt ga ik een stevige koffie drinken tegenover de
gîte en eet ik alvast een graanreep (jammer genoeg zijn er geen croissants).
Dan koop ik nog wat fruit en om 8.00 u kan ik starten. Het is bewolkt, goed
wandelweer. Ik moet alvast stevig klimmen om uit de vallei te komen, maar na
Gaillac begint een mooi ruig stuk over de Causse de Limogne: een prachtig pad,
geleidelijk klimmend tussen lage loofbomen (eik, kastanje…). Na een 6-tal
kilometer kom ik opnieuw tussen weiden en passeer ik boerderijen en gehuchten,
met veel eeuwenoude muurtjes langs de paden en tussen de weiden. Onderweg zie
ik ook enkele “gariottes”: min of meer ronde gebouwtjes met kegelvormig dak,
volledig in gestapelde steen, een soort schuilplaatsen voor de herders van
weleer.
Vlak voor Saint-Jean-de-Laur, nabij een oude fontein, is er een cabane met
versnaperingen en drankjes, wat streekproducten (paté met safraan van de Quercy)
en documentatie over de streek. Ondermeer Françoise Sagan is hier in de
omgeving geboren. Net als de meeste pelgrims houd ik hier even halt en eet… een
stuk appeltaart. Ik ontmoet ook nog een Belg die hier met zijn tentje op stap
is.
Rond de middag arriveer ik in Limogne-en-Quercy, een
weinig inspirerend dorp gelegen op een kruispunt van wegen. Maar een terrasje
nodigt andermaal uit tot een deugddoende pauze, nogmaals met appeltaart.
Van Limogne tot Varaire is het nog een tweetal uren
stappen, hoofdzakelijk langs mooie paden
door het bos. Even weg van het pad is er ook een dolmen: wellicht een
oude begraafplaats, niet toevallig gelegen bovenop een lichte glooiïng in het terrein.
En daarna gaat het, hoofdzakelijk over vlak terrein, door onbevolkt gebied naar
Varaire. De laatste kilometer wandel ik nog even samen met Michel uit de
omgeving van Saarbrücken, die van thuis uit vertrokken is.
Het is terug vrij warm geworden en ik ben blij wanneer ik
mij rond 15.00 u kan neervlijen op het terras van de gîte-restaurant des
Marronniers: mooie kamers, behoorlijk restaurant, zo blijkt ’s avonds, ook weer
voor de prijs van 30 euro (halfpension). Er is ook een mooie trekkerskeuken, maar
jammer voor de geïnteresseerden is de épicerie een paar dagen uitzonderlijk
gesloten.
Geleidelijk komen
opnieuw verschillende bekenden aan: Sven, Justine, Mattias, Jakob (uit
Zwitserland), Philippe (die ik reeds geruime tijd geleden voor het eerst heb gezien).
Zowel in de vooravond als bij het dîner heb ik enkele leuke en interessante
gesprekken?. Philippe, met zijn ietwa nors uiterlijk, blijkt best een aangename
gesprekspartner. Mattias en Jakob zijn steeds goed voor grappen en ironische
opmerkingen, maar tegelijk ook zeer serieus. Mattias heeft zijn werk stopgezet
om deze tocht te doen en beseft dat hij bij zijn terugkeer onmiddellijk opnieuw
werk moet zoeken (“Il y aura bien un coup de téléphone de ma banque…”). Jakob
is deze tocht saen met zijn vrouw begonnen, maar na zes weken kon zij het niet
meer aan om steeds in groep te moeten zijn (dortoir, maaltijden…) en is zij
uiteindelijk naar huis teruggekeerd, in goede verstandhouding met Jakob.En
tenslotte is er ook de oudere Corsicaan die wat achtergrond over zijn eiland
kan vertellen, ondermeer over de Russische maffia die daar aanwezig is op de
vastgoedmarkt, en over de vroegere onafhankelijkheidsstrijders die nu gewone
bandieten geworden zijn, hoofdzakelijk opererend vanuit Marseille…
Ondertussen heb ik besloten om mijn laatste etappe tot
Cahors (31 kilometer) in twee te delen, aangezien ik toch ruim een dag reserve
heb. Sinds gisteren heb ik ook last van een spier boven mijn linker-enkel die
duidelijk ontstoken is (gezwollen, hard en pijnlijk). Het is geen overbodige
luxe om het even kalmpjes aan te doen.
Donderdag
7 juni: Varaire – Mas-de-Vers (Poudally): 15 km
Na een rustig ontbijt vertrek ik rond 8.30 u onder een
aangename zon, met een beetje wind. Na een uurtje door het bos bereik ik Bach,
het enige dorp onderweg vandaag. Er staat een mobiel viskraam op het plein,
maar verder lijkt er niets te koop. Even verder, op het terras van een chic
uitziend restaurant, drink ik toch nog een Orangina.
Cami Ferrat |
Mas de Vers |
En daarna gaat het verder door het bos langs de Cami Ferrat,
de eeuwenoude verbindingsweg, naar Mas de Vers waar de gîte de Poudally gelegen
is. Ik kom er reeds aan om 12.30 u en mag me toch al installeren (normaal pas
vanaf 15.00 u). Ik drink een biertje op het terras en sla een babbel met een
dame die me vaag bekend voorkomt: zij blijkt de chauffeur van een groepje
waarvoor zij het bagagevervoer verzekert en we hebben in Massip in dezelfde
gîte gelogeerd. Er komt nog een Bretoens koppel aan (vijftigers die ik ook
reeds eerder heb ontmoet) en tenslotte ook het het groepje vrouwen. We krijgen
alvast een fris welkomstdrankje aangeboden (water met siroop). De gîte is een
prachtig gerenoveerde en uitgebreide oude hoeve met mooie kamers, douches en
toiletten. Er is een zeer ruime eetkamer met groot terras (jammer dat het
beginnen regenen is…). De was kan drogen onder een afdak.
Gîte de Poudally |
Lekker en uitgebreid avondmaal:
·
quiche met stukjes gésiers de canard
·
kipfilet met verschillende groenten en
aardappel gevuld met gekruide room
·
chocolademousse met stukjes peer, op een
bodem van speculoos
Samen met een oudere man uit Wavre licht ik de Belgische
politieke situatie toe aan onze Franse tafelgenoten. En dan ga ik op tijd
slapen: morgen de laatste etappe!
Halfpension: 32 euro.
Vrijdag
8 juni: Poudally – Cahors: 17 km
Het heeft vannacht behoorlijk geregend, maar nu is het
gelukkig weer droog: ik kan vertrekken onder een nog bewolkte lucht, met af en
toe wat zon. Het gaat nog een eind verder langs de oude Romeinse weg (Cami
Ferrat) door vrijwel onbewoond gebied, met veel bos en ook weiden. De
autostrade waar ik via een tunnel onderdoor ga vormt een bizar element in het
landschap. Bij het naderen van Cahors wandel ik door een meer residentiële
buurt, maar tenslotte kom ik terug op een hooggelegen plateau met enkel lage
begroeiïng en een weids uitzicht.
Tenslotte gaat het steil naar beneden in de vallei van de Lot, met een mooi
zicht op Cahors.
Wegen met verschillende snelheden |
Ik ga de stad in via de Pont Louis-Philippe; juist over
de brug, in het oude tolhuisje, is een ontvangstbureau voor pelgrims: een
frisdrankje, een versnapering, een stempel en alle nodige informatie. Een mooi
einde van de tocht! Het is ongeveer 13.00 u wanneer ik neerstrijk op een terras
voor een uitgebreide salade, met een wijntje…
Zicht op Cahors |
Het tolhuisje op de Pont Louis-Philippe, nu ontvangstbureau voor pelgrims |
Daarna ga ik op zoek naar een hotelletje: Le Coin des
Halles. En na een aangename douche volgt een toeristische rondwandeling:
ondermeer de Pont Valentré loont de moeite: het symbool van Cahors, met de drie
imposante torens. Op de middelste toren vind ik ook het duiveltje dat zijn
woede koelt door aan de stenen te komen krabben, na een verloren pact met de
bouwmeester… Ik ga alvast ook in het station mijn reeds lang geleden besteld
treinticket voor de terugreis afdrukken.
Het duiveltje op één van de torens van de Pont Valentré |
Kathedraal |
Na een rondwandeling bezoek ik nog de kathedraal waar in
een zijkapel juist een mis begonnen is. Ik ga binnen en de eerste persoon die
ik zie is… Claudia. Ik volg dus verder de mis, met pelgrimszegen, ook samen met
drie Franse vrouwen die eveneens in Poudally waren. Het is een wederzijds
aangenaam weerzien met Claudia die ik niet meer heb ontmoet sinds Conques. Zij
logeert in de jeugdherberg vlakbij het station en keert morgenvroeg terug naar
huis. We eten samen op het terras van Le Coin des Halles. Zij vertelt wat over
de voorbije dagen, ik ook, en we drinken op de “G’sundheit” van Herbert.
Claudia vertelt ook over haar religieuze achtergrond: protestants-Luthers, maar
sinds geruime tijd Methodistisch, omwille van de keuze van de kinderen (die dan
weer te maken had met de zondagsschool…). We nemen afscheid, we hebben mekaars
adres…
Zaterdag
9 juni: Cahors – Montauban (trein)
Ik breng verder een toeristisch bezoek aan de stad: nauwe
straatjes, trappen, veel oude huizen met vakwerk. De kloostertuin bij de
kathedraal is mooi, ik vind er ondermeer de gekende afbeelding van een
ruziemakende pelgrim; er is nog veel restauratiewerk te doen! Op de markt is
zowat alles te koop: groenten, fruit, kruiden, kaas, charcuterie, wijn, brood,
kleren, allerlei werktuigen… En in de markthal zijn de klassieke stands met
vlees en vis.
Oude gevels in Cahors |
Kloostertuin |
Beeld van ruziemakende pelgrims in de kloostertuin |
Ik heb nog steeds de gebedsintentie bij die ik bij de
pelgrimszegen in Le Puy heb meegekregen: “Pour la guérison de mon
arrière-petit-fils Antonio”. Onderweg heb ik er af en toe aan gedacht, nu ook
weer, toepasselijk in de kapel van Sint-Antonius; ik brand er een kaarsje en
besluit daarna het briefje toe te vertrouwen aan het stromende water van de
Lot…
Om 13.00 u moet ik de trein naar Montauban nemen. In het
station zie ik nog de drie zussen die ook in Poudally waren en nu terugkeren
naar hun eigen hoeken in Frankrijk: Reims, La Rochelle en Nantes. Ik wens hen
nog een buon camino…
Rond 14.00 u kom ik aan in Montauban. De stationsbuurt
ziet er vrij troosteloos uit en is exatra stil op deze zaterdagmiddag. Het
station ligt in feite in een randgemeente (Ville-Bourbon), het stadscentrum ligt
op de andere oever van de Tarn, ongeveer één kilometer verder. De twee hotels
tegenover het station zijn gesloten, dus ik stap naar het centrum. Daar is de
sfeer toch aangenamer, met de gewone stadsdrukte in de autovrije winkelstraten.
In het Office du Tourisme krijg ik een plannetje en een lijst met enkele
hotels, met prijsvermelding. Ik ga naar het Hôtel du Commerce, gelegen aan het
plein voor de kathedraal: een oud klassiek hotel met eenvoudige, maar toch mooi
gerenoveerde kamers. Het behoort tot de Logis-keten, is aanbevolen door Le
Routard, maar heeft geen restaurant.
Montauban: Place Nationale |
De verdere namiddag breng ik door met stadsverkenning. De
kathedraal in classicistische stijl is imposant, maar niet mooi en ziet er
eerder verwaarloosd uit. Binnen wordt de aandacht gevestigd op een schilderij
van de in Montauban geboren Ingres (die hier trouwens ook een museum heeft). Ik
loop nog even binnen in de Sint-Jacobskerk die eigenlijk ook niet veel te
bieden heeft. Opvallend in deze stad is dat de meeste (oude) gebouwen
opgetrokken zijn in rode baksteen wat een apart uitzicht geeft. Het
belangrijkste plein, de Place Nationale, heeft rondom een arcadengalerij en
biedt ruim plaats aan allerlei winkeltjes en terrasjes. Er is momenteel ook
een soort kunstmarkt, de zon schijnt en het is er best gezellig. Maar toch
heerst in de stad een soort gedrukte, gedempte sfeer. Komt het door de eerste
aanblik in de stationsbuurt of heeft het met mijn eigen stemming aan het einde
van deze tocht te maken? Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hier een soort
droefheid heerst die kan verband houden met de brutale moord die hier enkele
maanden geleden werd gepleegd door een geflipte extremist; deze en de
daaropvolgende aanslagen in Toulouse hielden Frankrijk een paar weken in een
angstgreep. Ook ’s avonds, wanneer ik na het eten nog wat rondwandel, blijf ik
die vreugdeloze sfeer voelen: er zit behoorlijk wat volk in de cafés en
restaurants, maar nergens is er sprake van een plezierige uitgelatenheid die je
op deze zaterdagavond zou verwachten. Vreemd.
Montauban: Sint-Jacobskerk |
Zondag
10 juni: Montauban – Gent (trein)
De sfeer in de stad wordt op deze zondagmorgen nog extra
geaccentueerd door een druilerige regen. In het stadhuis zijn de stembureaus
geopend voor de parlementsverkiezingen, maar op dit uur (8.45 u) zie ik nog
niet veel volk…
Om 9.20 u vertrekt mijn trein naar Lyon. In de buurt van
Carcassonne klaart de hemel enigszins op: de zon en het landschap brengen
stilaan een mediterrane sfeer… Maar vanaf Lyon kom ik stilaan terug naar meer
noordelijk weer…