Pagina's

18-11-2012

GR 65 Via Podiensis: Le Puy-en-Velay - Cahors


Situering

In 2011 heb ik een stuk van een pelgrimsweg naar Santiago de Compostela afgelegd: de Camino Primitivo, van Oviedo (Spanje) tot Santiago (zie verslag elders op deze blog). Ik wil nu (2012) een stuk van één van de vele aanlooproutes stappen; mijn keuze valt op de Via Podiensis, één van de oudste routes, die van Le Puy-en-Velay naar Saint-Jean-Pied-de-Port loopt en dan samen met andere wegen vanuit Frankrijk via de Camino Francés naar Santiago. Het traject in Frankrijk is uitstekend bewegwijzerd en beschreven als "Sentier de Grande Randonnée 65" (GR 65).  
Ik heb een tweetal weken gepland voor het traject van Le Puy-en-Velay tot Cahors, in totaal 345 kilometer.
Tijdens mijn tocht heb ik een dagboek bijgehouden dat ik hier publiceer, met een aantal foto's.
 
Woensdag 23 mei – donderdag 24 mei 2012: Gent - Le Puy-en-Velay



Wachten op de trein in Brussel Zuid

Vertrek Brussel Zuid: 12.18 u – Aankomst Lyon: 16.11 u
Vertrek Lyon 17.06 u – Aankomst Le Puy-en-Velay: 19.11 u

Tijdens de lange treinrit op woensdag is het weer de hele dag grijs. Tussen Saint-Etienne en Le Puy, langs de Haute-Loire, is het duidelijk dat het de voorbije dagen veel heeft geregend: hoge waterstand, snelstromend bruingekleurd water. Ik heb twee nachten gereserveerd in de jeugdherberg “Pierre Cardénal”: zo heb ik de tijd om een beetje te acclimatiseren en om rustig de stad te bezoeken. Vanaf het station neem ik de kortste weg, maar die blijkt wel behoorlijk steil te klimmen: een eerste oefening! Bij aankomst blijkt de receptie pas om 20.00 u terug open te gaan: tijd voor een babbel met twee Alsaciens die hetzelfde traject als ik zullen afleggen, maar morgenvroeg reeds vertrekken.

Op donderdagmorgen praat ik bij het ontbijt met een Duitse man die het de voorbije dagen en vandaag wat kalm aan doet: hij is de voorbije week door-en-door nat geweest, alles in de rugzak inbegrepen, en hij zal vandaag enkel tot Talude stappen… Hopelijk blijft het weer de komende dagen iets beter…
Na het ontbijt ga ik de stad verkennen: ik begin bij de vlakbij gelegen kathedraal. Ik geef mij over aan de speciale sfeer die er hangt: een mengeling van religieuze gevoelens, het bewustzijn van de eeuwenoude geschiedenis en de indrukken van de overweldigende architectuur. Bij de bouw van deze kathedraal is op een verbluffende manier gebruik gemaakt van de specifieke ligging en het reliëf: hij is gebouwd op de rots en tegen de steile helling. De toegangsweg naar de hoofdingang (rue des Tables) klimt via een lange trap als het ware tot in de buik van de kathedraal en komt meteen tot in het midden van het gebouw, vlak voor het hoofdaltaar; helemaal achteraan de kerk is er geen uitgang.




Toegang tot de kathedraal

Ik bezoek ook het klooster dat aansluit bij de kathedraal. De gids heeft het vooral over symboliek in de architectuur (getallen 7 - 12 en andere) alsook over Islamitische invloeden: interessant, hoewel sommige elementen uit de Franse geschiedenis me even ontgaan. Ik onthoud wel: Le Velay behoorde vroeger tot de Languedoc en is pas laat (na de kruistochten tegen de Katharen) aan Auvergne toegevoegd. In de kloostertuin zijn elementen van de Keltische cultuur terug te vinden, bv. de laatste zonnestralen op de zomerzonnewende vallen precies op de drempel van de kapittelzaal (waar ook de kanunniken werden begraven).

’s Middags ga ik lekker eten op een terras op de Place du Plot: een bavette de boeuf (de weiden zijn niet veraf) met groene linzen (lokale specialiteit). Op hetzelfde gezellige plein vind ik ook de steen met de aanduiding van de start van de Via Podiensis. Hier situeert zich ook de splitsing van de pelgrimsweg naar Compostela en deze naar Rome, of – als je wil – de aankomst van de Camino uit Arles die vanaf hier de Via Podiensis volgt.
 
 
’s Namiddags klim ik nog naar de Chapelle Saint-Michel van waar ik een indrukwekkend uitzicht heb over de omgeving. De mooie Romaanse kapel is gebouwd bovenop een vulkanische rots die de stad beheerst. Volgens de legende is hier een meisje van de rots gesprongen om haar maagdelijkheid te bewijzen: tot tweemaal toe werd ze gered door de aartsengel Michaël, maar de derde keer viel ze te pletter als straf voor haar overmoed…


Chapelle Saint-Michel

In de vooravond ga ik proviand inslaan voor de start van mijn tocht morgen: een stevige pain de campagne, een saucisson en een stuk harde kaas: dit alles kan je meerdere dagen bewaren!

Mijn kamergenoot vanavond is een man uit Auch die in 15 dagen tot zijn thuisstad wil stappen: toch een flinke trip en iets sneller dan ik heb gepland…
Ik besluit de dag met een (te grote) magret de canard, een crème-brûlée, een koffie en een Verveine (die andere specialiteit van Le Puy) en nog een stevige klim naar de jeugdherberg waar ik om 22.30 u in mijn bedje kruip.  


Vrijdag 25 mei: Le Puy-en-Velay - Saint-Privat-d'Allier: 24 km
Ik sta op om 6.30 u en ga onmiddellijk naar de pelgrimsmis van 7.00 u in de kathedraal, samen met mijn kamergenoot Jacques (noblesse oblige!). Er zijn zeker een 60-tal aanwezigen bij de pelgrimszegen na de mis, bij het beeld van Sint-Jacob. Deze zegening omvat een ritueel waarbij iedereen zich kort kan voorstellen: er is 1 Québequois, 1 Belg, verder verschillende Fransen, Zwitsers en Duitsers. Elke pelgrim kan ook een een briefje meenemen uit een urne waarop kerkbezoekers een intentie hebben geschreven en de priester vraagt om voor die intentie te  bidden tijdens de pelgrimstocht. Je mag het briefje vernietigen “wanneer je voldoende hebt gebeden…”: Tenslotte ontvangt elke pelgrim een scapulier én een stempel in het boekje.
 



Na de zegen ga ik samen met Jacques terug naar de jeugdherberg voor het ontbijt. Ik verneem nog van hem dat hij geruime tijd op een bank heeft gewerkt, dan 13 jaar een camping in de Ariège heeft uitgebaat en nu op pensioen is. Elk jaar gaat hij als vrijwilliger een paar weken werken in een ontwikkelingsproject in Senegal, als klusjesman in een school. We starten samen onze tocht, even buiten de stad stappen we elk op ons eigen ritme verder en we ontmoeten mekaar nog enkele keren tijdens de dag. Hij zal vandaag tot Monistrol stappen.
Het weer is prachtig, de zon begint snel behoorlijk warmte te geven. Ik stap tussen weiden met veel bloemen, geleidelijk stijgend. Er zijn vrij veel wandelaars op weg, ik haal er heel wat in, maar doe het toch rustig aan. De zwaarste beklimming leidt naar Montbonnet, vooral omwille van het asfalt en de middagzon… Ik ben blij een frisse cola (suiker!) te kunnen drinken op een terrasje. Behalve een appel eet ik uiteindelijk niets onderweg, maar ik drink natuurlijk veel water.





Onderweg getuigen veel oude kapellen en kruisbeelden van het belang van deze pelgrimsweg. Hedendaagse tekens zijn de vrij talrijke eet- en drankkraampjes, wegwijzers naar chambres-d’hôtes en dergelijke. Ik passeer het hoogste punt van vandaag (Lac de l’Oeuf op 1208 meter), maar het meer ligt wellicht verborgen in het bos… Het is hier wel een aangename schaduwrijke omgeving. Daarna gaat het alras in dalende lijn naar Saint-Privat op 890 meter. Onderweg is op verschillende plaatsen het resultaat van de regen van de voorbije dagen te zien: modder en plassen! Het laatste stuk naar Saint-Privat is een steile afdaling door het bos: mooi, maar belastend voor de knieën en uitkijken voor uitglijden!
Saint-Privat-d'Allier

Ik kom behouden aan in Saint-Privat om 14.30 u, de Gîte Communal La Cabourne waar ik heb gereserveerd opent pas om 16.00 u… Dus een pintje op een terras, samen met nog wat andere stappers die geleidelijk aankomen. Even later is er wat dondergerommel te horen in de verte en valt er wat regen, maar al bij al niet zoveel; ik ben wel blij dat ik al ter bestemming ben.
Om 16.00 u ga ik naar de gîte: douche, kleren wassen, dagboek schrijven en een slaapplaats reserveren voor morgen. Halfpension: 38 euro. Op de kamer heb ik het gezelschap van Andrea uit Stuttgart en Justine uit Ottawa; we spreken Engels…

Zeer lekker en copieus dîner:
·         meloen met jambon d’Auvergne
·         worst en spek, aardappelen in schil, platte kaas met kruiden
·         kaas
·         ijs met Poire-Belle-Hélène 

Behalve Fransen zijn er ook heel wat Duitsers aan tafel… en dat hoor je.

 
Zaterdag 26 mei: Saint-Privat-d'Allier - Saugues: 20 km
Opstaan om 7.00 u, lekker ontbijt mét fruitsap en yoghurt. Vertrek om 8.30 u.
Het is mooi zonnig weer en ik klim geleidelijk naar Rochegude met zijn indrukwekkend gelegen kapel van Saint-Jacques bovenop de rots. Daarna is het terug afdalen, langs een stenig pad door het bos, via enkele gehuchten, dan terug door het bos en tenslotte langs de rivier naar Monistrol-d’Allier (op 619 meter).
Rochegude
Monistrol-d'Allier
 
De zon staat al hoog wanneer ik er om 10.30 u aankom en het is dus zeer verleidelijk om een energiebommetje (cola) te nuttigen in het vooruitzicht van een stevige klim. Ik ben niet de enige die halt houdt op het terras… Maar om 11.00 u vertrek ik voor een klim van 400 meter.
Gorge de l'Allier
Het gaat door het bos, af en toe langs een asfaltweg waarvan de GR de lacets coupeert… Prachtige vergezichten over de Gorges de l’Allier, met aan de overkant ook de kapel van Rochegude geregeld in zicht. Vooral door de middagwarmte én de steile helling is het zwaar: het blijft maar klimmen! Na de ongeveer voorziene 1.30 u bereik ik Montaure. Op het gazon-terras van de primitieve bar tref ik ondermeer Andrea en Justine. Tijd voor een frisdrankje en een pauze.
Bar pour les pélerins in Montaure
Daarna gaat het zachtjes op en neer, tussen boerderijen en weiden. Ik sla een babbel met een man van 84 jaar die “zijn zoon een beetje helpt”: hij past op de auto terwijl de zoon voeder is gaan deponeren in de weide. Hij leunt op een kruk, heeft een knie- en heupprothese, maar hoofd en hart lijken in orde…
Vanaf een bepaald punt ontvouwt zich het uitzicht over de vallei waarin Saugues ligt. Op dit uitkijkpunt staan verschillende houtgesneden beelden met ondermeer Sint-Jacob en La Bête du Gévaudan.
Zicht op Saugues
 
 
 















 

 
Rond 15.00 u kom ik aan in het Centre Margeride: een groot complex dat ook bosklassen e.d. kan ontvangen. Halfpension: 28 euro.
In de vooravond wil ik mijn dagboek bijwerken op een terras, maar al gauw komen diverse gezellen mij vervoegen: eerst Bruno uit Montréal. Hij is eigenaar van een fastfood-kippengrill, net als zijn broers en een neef (nu reeds derde generatie). Hij heeft een week op de camino Francés gewandeld maar vond het te druk, dus heeft hij de trein genomen naar Le Puy-en-Velay en daar is hij opnieuw gestart (de Québequois bij de pelgrimszegen in de kathedraal…). We babbelen gezellig en hij vermeldt een tekst die hij in Le Puy heeft gezien: “Le chemin n’est pas difficile, mais le difficile est le chemin”. Hij broedt op de betekenis van deze zin, ik bedenk dat het wellicht inhoudt dat de gemakkelijke weg niet “de weg” is, hij begrijpt… en zijn ogen gaan blijkbaar open.
Verder heb ik op het terras nog een babbel met een 74-jarige Zwitser die rustig zijn pijp rookt alvorens ook naar La Margeride te stappen waar hij later met Bruno en mij de kamer blijkt te delen. Ondertussen passeren nog verschillende stappers langs het terras die mekaar in de loop van de dag hebben ontmoet: de sfeer is hartelijk, de spirit is duidelijk aanwezig!
Avondmaal in Centre Margeride (halfpension: 28 euro): 
  • salade met groenten en pasta 
  • kippenbout met rijst     
  • kaas  
  • chocoladepudding  
  • wijn à volonté
 
Zondag 27 mei: Saugues - Saint-Alban-sur-Limagnole: 33 km 
Ik vertrek om 7.45 u, na een lekker rustig ontbijt, lichtjes gekruid door een gesprek met een psycho-analytisch geïnspireerde Parisien, maar soit… Het is zondag (Pinksteren) en de straten liggen er stil bij. Enkel een paar bakkers zijn open. De lucht is nog bewolkt, maar het is aangenaam om te wandelen.
 
Buen camino!
 
Buiten het stadje kijk ik uit over de weiden, overal staat brem in volle bloei en de weiden zien er kleurrijk uit. Op bepaalde plaatsen staat het vol geurige witte narcissen.
 
Het gaat ook een stukje door het bos alvorens ik aankom in La Clauze, een klein dorpje met een eigenaardige grote ronde toren als overblijfsel van het 12°-eeuwse kasteel.
 
La Clauze
In het volgende dorpje Le Falzet zie ik een aantal bekenden op een terras ontbijten: zij zijn blijkbaar vroeg vertrokken. Maar ik heb een lange tocht voor de boeg en stap verder. Het tempo zit er goed in. Rond 10.30 u houd ik een eerste echte pauze, met sinaasappel. Even later stap ik even samen met een meisje afkomstig uit Rijsel, met als familienaam Verstraete: une flamande! Haar tempo is niet bij te houden tijdens de beklimming die volgt en ik doe ook geen moeite. Ik ben vergeten haar voornaam te vragen, maar noem haar in gedachten Roodkapje, wegens haar sjaaltje. Even later passeert de Canadese Justine aan een nog hoger tempo en en ze blijkt Roodkapje vlot in te halen. Dit alles door een mooi bos, van 1134 meter naar 1292 meter. We treffen mekaar terug aan Le Domaine du Sauvage waar de twee meisjes zich te goed doen aan een stevige pint bier, maar ik houd het bij een yoghurt en een Orangina.


Roodkapje Verstraete en Justine
 
De imposante oude hoeve, waarin nu een gîte, een winkeltje en een restaurant zijn gevestigd, is ooit gebouwd door de Tempeliers.
Domaine du Sauvage
Ik schrijf dit pas op maandagnamiddag in Aumont-Aubrac waar ik in gesprek raak met Fabian uit München. Hij was 6 jaar geleden ook in Le Sauvage en toen was het nog een echte boerderij, met plaats voor een 20-tal personen, een eenvoudige gîte. Hij was wat ontgoocheld daar nu auto’s en een bus te zien aankomen. Times they are changing…
Daarna ga ik verder door een mooi (gemengd) bos,inderdaad een afgelegen en vrij hoog gelegen gebied, tot de Chapelle Saint-Roch. Het is niet toevallig dat in deze omgeving melaatsen werden verpleegd. De kapel werd achtereenvolgens toegewijd aan Sint-Jacob en dan aan Sint-Rochus (door de Tempeliers), en tenslotte aan de twee. Het grasveld aan de fontein biedt nu in elk geval verpozing aan veel pelgrims en andere wandelaars. Ik steek hier ook de grens over tussen de departementen Haute-Loire en Lozère, niet toevallig bij een col…



Fontaine Saint-Roch

Chapelle Saint-Roch
 


 
 
 

 
Ik wandel verder tussen weiden met stevige koeien,weidse uitzichten en tenslotte door een mooi dennenbos tot Le Rouget. Ik neem nog een korte pauze, gevoed met mijn geheim wapen genaamd chocomelk (Kwatta Choco Quick, melkpoeder en water). Bovendien is de plek in het bos prachtig. En ondertussen passeren nog de drie Noorse dames (moeder en twee dochters), de twee Duitsers (die ik ondertussen de Bremer stadsmuzikanten noem) en tenslotte Andrea, net wanneer ik weer vertrek. Zij heeft het blijkbaar lastig (pijn in haar voet), ze heeft reeds een omweggetje gemaakt langs La Roche op zoek naar een slaapplaats, maar is toch terug verder gegaan. Ik blijf samen met haar stappen (nog een 4-tal kilometer), we kletsen over het werk, ik leer haar het liedje “3 kilomètres à pied, ça use les souliers…”, etc. En zo komen we snel aan in Saint-Alban-sur-Limagnole… waar het terras voor Hôtel Central reeds goed gevuld is met vrome pelgrims uit Duitsland, Noorwegen, Canada… en waar zich tenslotte ook een jonge Tsjech neervleit, aangespoord in een mengtaaltje van Duits en Engels. Wanneer we in de gîte (slaapzaal boven het hotel) aankomen ligt daar voorwaar reeds Achim (Duitser die ik reeds heb ontmoet in Saint-Privat) te rusten.
Kerk van Saint-Alban-sur-Limagnole, met la Bête du Gévaudan als windwijzer
Er volgt nog een onweer, de gewassen kleren die op het dakterras te drogen hangen moeten snel onder een afdakje worden gesmokkeld… en de wachttijd voor het dîner wordt overbrugd met een babbel met de Bremers, zowaar over religie, want één van hen is al twee maand onderweg en passeerde langs Taizé: in de geest van de camino schakel je zo over van een babbel over het weer naar meer diepzinnige onderwerpen.
Lekker avondmaal:
  • salade met wortelen en tomaten
  • varkensstoverij in mosterdsaus
  • kaas
  • broodpudding met sauce anglaise
Halfpension: 25 euro.

 













Maandag 28 mei: Saint-Alban-sur-Limagnole – Aumont-Aubrac: 15 km

Ik vertrek rond 8.30 u in de mist: aangenaam om te stappen, de zon zal wel komen… Vandaag heb ik slechts een korte tocht voor de boeg: 14 kilometer. Het is al gauw een stukje klimmen, tussen overvloedig bloeiende brem, naar een eerste colletje waar natuurlijk een kruis staat. Daarna terug dalen en opnieuw klimmen tot 1036 meter, om dan nogmaals te dalen naar het dorpje Les Estrets op 940 meter.
 
De Bremer Stadtsmusikanten gaan ook op stap...
 
 
 
 
 
Ondertussen schijnt te zon: aangenaam wandelweer, maar ik geef er de voorkeur aan om op de middag aan te komen en dus onderweg niet te blijven hangen. Nochtans zijn er aantrekkelijke gelegenheden: in elk gehucht kan je wel iets eten of drinken. Ik klim opnieuw door mooi bos, afgewisseld met open plekken (weiden), tot 1096 meter.

 
 

Zomaar onderweg...

Rond 12.30 u kom ik aan in Aumont-Aubrac en ik passeer onmiddellijk langs La Ferme du Barry waar ik heb gereserveerd. Ik meld me  meteen aan, met mijn excuses voor het vroege uur, maar ik krijg toch onmiddellijk mijn kamer toegewezen. Dus meteen douche en kleren wassen! In de tuin is een waslijn, zon en wind zullen het nodige doen.

Gîte La Ferme du Barry

En dan ga ik rustig mijn pintje drinken in de Bar de la Mairie en een stukje quiche eten, bij gebrek aan iets anders. Ik had verwacht dat Aumont-Aubrac een levendig toeristisch stadje zou zijn, maar dit valt een beetje tegen; later ontdek ik weliswaar nog het meer chique hotel-restaurant. Op het  (voor de hand liggende) terras van de Bar de la Mairie zijn ondertussen nog enkele bekenden neergestreken: Justine en Roodkapje Verstraeten, een groepje Fransen en ook nog het Aziatisch-Frans meisje uit Saint-Privat. Roodkapje en Justine gaan nog een stukje verder, maar ik word nog gevraagd om als boodschapper te fungeren voor Andrea die straks wel zal aankomen: ik neem een briefje in ontvangst met een mailadres; een half uurtje later arriveert Andrea inderdaad.
Ik wandel nog wat rond in het stadje, maar veel valt er niet te zien: de obligate bête du Gévaudan op het plein, maar toch ook het mooie Romaanse kerkje; daar lijkt een uitverkoop aan de gang: bij de inkom staan een paar rekken met kazuifels in de zon, maar blijkbaar is dit enkel bedoeld om ze te verluchten. Toch een bizar spektakel.

La Bête du Gévaudan

Uitverkoop of verluchting?

Tenslotte ga ik terug naar de gîte waar ik mijn dagboek verder wil bijwerken. Maar vanaf 16.00 u komt iedereen aan en blijft er weinig ruimte om te schrijven: oude bekenden en nieuwe gezichten slaan graag een babbel… Oud: de Noorse dames, Herbert-de-Zwitser, het trio Didier-Véronique-Virginie uit Bailleul, Andrea uit Duitsland. Nieuw: Fabian en compagnon, Claudia, allen uit Duitsland.  
 
Namiddagrust in de tuin van de gîte
 
’s Avonds volgt een gezellige maaltijd met de attractie van de streek: aligot. De patron komt vooraf de kaas tonen die hij in de  bereiding gebruikt: een kaas van één week oud; deze wordt verwerkt in een aardappelpuree tot een smeuïge pasta die op een fotogenieke manier in de borden wordt geschept: succes verzekerd! Lekker, maar niet echt licht…
De patron serveert aligot


Vanzelfsprekend op tijd naar bed (22.00 uur).
Prijs halfpension: 33 euro (inclusief wijn).

 

 

 

 
Dinsdag 29 mei: Aumont-Aubrac – Rieutort-Aubrac: 21 km
Mooi weer, vanaf ’s morgens. Eens buiten het dorp wandel ik door het bos, ga onder de autostrade door en doorkruis een dun bevolkte streek.
Graffiti in tunnel onder autostrade...
 

La Chaze-de-Peyre

Chapelle de Bastide
 
Na “Les Quatre Chemins” kom ik geleidelijk in een meer open landschap: het Aubrac-plateau met veel weiden en koeien… maar verder niets. Het landschap is indrukwekkend, ik klim ook geleidelijk hoger.
 
 
 
 
 
Aan de Ferme des Gentianes (een mooie chambre-d’hôtes) houd ik een korte middagstop met een drankje op het terras, genietend van het weidse uitzicht. In Fineyrols passeer ik langs het geboortehuis van Louis Dalle, blijkbaar een geëerde figuur: hij overleefde als priester de Duitse concentratiekampen en werd later bisschop bij een  Indianengemeenschap in Ecuador.

Gedenksteen voor Louis Dalle in Fineyrols
 
In het desolate weidelandschap liggen grote rotsblokken verspreid die blijkbaar sinds eeuwen tot de verbeelding spreken en namen hebben gekregen als “Le Roc des Loups” en dergelijke. Vanuit de verte zie ik reeds de twee Mongoolse yourtes van de gîte “L’Ange Gardien” in Rieutort-Aubrac.
 
 
 
 
 
 
 
 
De yourtes van L' Ange Gardien
  
Bij de aanmelding blijkt snel dat deze gîte strak georganiseerd is. Eén van de nachtmerries in de gîtes is de aanwezigheid van bedwantsen (punaises de lit), vervelende beestjes die blijkbaar veelvuldig via rugzakken en slaapzakken worden verspreid. De rugzakken mogen enkel worden binnengebracht in de yourtes, want deze worden dagelijks ontsmet; in het sanitair en in de eetzaal zijn ze taboe… Maar er zijn ook andere regels: zo is bijvoorbeeld een stopcontact met grote verdeeldoos voorzien voor het opladen van batterijen… en andere stopcontacten mogen hiervoor niet worden gebruikt. Wanneer de oude Zwitser Herbert zijn gsm toch ergens anders heeft ingeplugd wordt hij terechtgewezen door de patron, maar hij repliceert: “Faites attention: je suis ici chez vous, mais je vous paye quand-même un peu… et je suis Suisse.” Einde verhaal…
In de namiddag ontpopt madame-la-patronne zich tot een gedreven verteller, ondermeer over het leven van Louis Dalle. ’s Avonds blijkt ze ook de bekwame kokkin van een lekkere vegetarische maaltijd, met ondermeer croquettes de lentilles blondes de Saint-Flour (anders dan de lentilles vertes van Le Puy) en een gestoofde appel met kaneel als dessert. Herbert heeft als extraatje nog Zwitserse chocolade die al gesmolten is geweest maar nu in de ijskast terug hard is geworden.
Vlnr: Herbert, Didier, Véronique, Virginie, Johan

Ik heb geen gsm-ontvangst, in tegenstelling met de meeste andere gasten. Dank zij de gsm van Virginie kan ik het thuisfront toch op de hoogte houden van mijn actuele positie.
Voor de geïnteresseerden vertelt madame na het avondmaal ook nog een uitgebreid, maar boeiend verhaal over de geschiedenis van de bedevaarten naar Compostela, met de religieuze en sociaal-politieke context. Ze is theologe en probeert als uitbaatster van de gîte getuigenis af te leggen van haar religieuze overtuiging, in de hedendaagse wereld. Ze heeft ook meegewerkt aan het kerkelijk-historisch dossier over het leven van Louis Dalle, met het oog op zijn mogelijke zaligverklaring. Een veelzijdige vrouw dus!
La patronne op de praatstoel
 
Het wordt een heldere en koude nacht, met een mooie sterrenhemel boven de yourtes…
Prijs halfpension: 33 euro.


Woensdag 30 mei: Rieutort-Aubrac – Saint-Chély-d’Aubrac: 24 km
Opnieuw met zonnig weer vertrek ik door het oude dorpje van Rieutort naar Montgros en Nasbinals, genietend van een weids uitzicht over weiden met stenen muurtjes en… prachtige koeien.


 

 

 


Nasbinals is een levendig dorp met winkels en cafés. Gezien mijn gsm-probleem ga ik op zoek naar een telefoonkaart voor de (hier inderdaad nog vrij veelvuldig aanwezige) telefooncellen (waar je weliswaar niet terecht kan met munten of buitenlandse bankkaarten). In het Office du Tourisme kan men mij niet zeggen waar ik een telefoonkaart kan kopen (!), maar wat ik eigenlijk al wist blijkt natuurlijk te kloppen: de Tabac! Daar hoor ik van de uitbaatster dat je in de hele Aubrac enkel met Orange een gsm-signaal ontvangt…



 
Kerk van Nasbinals

 
Telefoneren...

Ondertussen heb ik ook de mooie kerk bezocht, wat fruit gekocht en gebabbeld met het Bailleul-trio. Ik bel tevergeefs naar het Office du Tourisme in Saint-Chély om een plaats in de gîte te reserveren (dit kan pas vanaf 14.00 u) en dus vertrek ik, na enig tijdverlies, met een stevige pas naar Aubrac. Het weer is nog altijd mooi, de lucht is aangenaam, het landschap is weids: we bevinden ons op 1300 meter hoogte. Ik ontmoet zowel het Bailleul-trio die een déjeuner-sur-l’herbe houden als Herbert die geniet van zijn pijp.





In Aubrac probeer ik te telefoneren vanuit de telefooncel op het plein… maar het toestel is defect: Murphy? In het bezoekerscentrum Maison de l’Aubrac verzekert de bediende mij dat er wel plaats zal zijn in de gîte communal van Saint-Chély. Ik eet een stuk pruimentaart en drink een heerlijke ambachtelijke gentiaanlimonade. Voor ik vertrek naar Saint-Chély ontmoet ik nog Bruno (Québec) die hier in de gîte zal overnachten.

Aubrac
Het landschap verandert: plots zijn er terug meer bossen. Ik moet veel afdalen langs een stenig pad: uitkijken dus! In Belvézet passeer ik langs de ruïne van een toren gelegen op een indrukwekkende vulkanische rots.




Het gaat steeds bergaf: van 1300 meter (Aubrac) naar 800 meter (Saint-Chély). Op het laatste stuk begint het te regenen en te onweren, maar dit laatste blijft blijkbaar vooral boven op het plateau; later hoor ik dat er daar ook hagelstenen waren, maar daarvan blijf ik gelukkig gespaard. Ik constateer opnieuw dat het beter is om in de vroege namiddag op zijn bestemming aan te komen: het onweer komt meestal later.
Ik arriveer rond 16.30 u in de gîte communal van Saint-Chély waar Andrea, Justine en Sven reeds zitten: prettig weerzien. Later drink ik een pint op een terras met Sven en een Oostenrijkse jongen die begin april uit Graz is vertrokken.

Saint-Chély-d'Aubrac
De gîte heeft een keuken, maar ik wil wel eens een lekker stukje Aubrac-vlees proeven. Uiteindelijk ga ik samen met Herbert en Claudia eten in de plaatselijke Logis: heerlijk vlees, een stukje kaas (Laguiole en Bleu), dessert (peer in een kruidige siroop), koffie en Vieille Prune. En ondertussen een leuke babbel in het Duits (nu eens niet gemixed): met Herbert lukt dit, want “die Berner sprechen langsam…”. Het is donker wanneer we in de gîte aankomen… Lekker slapen, natuurlijk.
 
Donderdag 31 mei: Saint-Chély-d’Aubrac – Espalion: 22 km
Ik besluit mijn proviand dat ik al een hele week meedraag eindelijk aan te spreken voor het ontbijt. Het brood dat ik heb gekocht in Le Puy is nog perfect: een goede keuze dus. Uiteraard zijn chocomelk en confituur ook in orde! Maar daarna drink ik toch nog een koffie op het terras van de Logis, vlakbij de telefooncel waar ik nu wel kan bellen om mijn volgende overnachtingsplaats te reserveren in Espalion.

Saint-Chély-d'Aubrac: Pont des Pèlerins

Ik stap een vrij lang stuk (16 kilometer), via enkele kleine gehuchten, naar Saint-Côme-d’Olt. Mooi, gewijzigd landschap: veel weiden, maar vooral ook bos. Mooie paden, hoofdzakelijk dalend, af en toe een klimmetje. Onderweg is er enkel in Estrade een bescheiden “pelgrimsbar” in een oud bakovengebouw: koffie en water. Daarna, ongeveer 3 km voor Saint-Côme, is er toch een (niet in de gids vermelde) bar met kleine gerechten en dranken. Ik eet er een lekkere peren- en amandeltaart.



Estrade: "bar" voor de pelgrims

Rond12.30 u kom ik aan in Saint-Côme-d’Olt, het wordt warmer en warmer. Het is een mooi dorp, met middeleeuwse gebouwen en een bizarre kerktoren.
Saint-Côme-d'Olt: kerktoren
 
Saint-Côme-d'Olt: één van de stadspoorten
 
Dan komen de laatste loodjes, langs de Lot. De lucht is hier in de vallei drukkend door de warmte, anders dan op het plateau. Ik heb dan ook geen behoefte om de “echte” weg te volgen die nog even klimt tot 450 meter: ik volg de variante en blijf op het niveau van de rivier (350 meter). Maar ik breng wel een bezoek aan het kerkje van Perse, blijkbaar ooit de eerste parochiekerk van Espalion. Het plafond is versierd met prachtige fresco’s. Volgens de legende is de heilige Hilarian hier in de buurt onthoofd door de Sarracenen en heeft hij zijn hoofd nog naar zijn moeder gebracht: je moet het maar doen.

Beeld van de heilige Hilarian

Kerkje van Perse

Kerkje van Perse

Het is bijna 15.00 u wanneer ik aankom in Espalion: niets te vroeg met deze drukkende warmte. Ik kan meteen binnen in de gîte “Halte de Saint-Jacques” en ga dan toch maar snel op zoek naar een frisse pint. Ik ontmoet ook nog Sven en Justine die aankomen: zij heeft een mooie foto van twee slangen in het bos genomen, ze heeft er meerdere gezien. Wanneer ik een paar uur later, na heerlijke douche en klerenwas, op een terras zit te schrijven, komt Herbert me op de schouder tikken… Hij blijkt in dezelfde gîte te logeren.
 
Espalion: de oude brug over de Lot

Ik geniet van een gezellig avondmaal samen met Herbert, Claudia, Didier, Véronique en Virginie.

Halfpension: 32 euro, inclusief wijn. Menu:
  • farcous (pannekoekje met veel kruiden en look) met salade
  • pasta met varkensgebraad “de l’Aveyron”
  • kaas
  • dessert (tarte aux myrtilles)
Ik slaap alleen in een vierpersoonskamer: douche, lavabo, toilet… Luxe!
Vrijdag 1 juni: Espalion – Massip-Golinhac: 28 km
Ik word pas om 7.20 u wakker: ik heb mijn wekker om 6.30 u blijkbaar niet gehoord of hij is niet afgegaan… Dus ik vertrek pas om 8.30 u terwijl men warm weer heeft voorspeld… and so it will be!



De route start langs de Lot en vanaf Bessuéjols (mooi kerkje) gaat het steil omhoog (van 330 m naar 490 m), door mooi bos, goed om het ontbijt te verteren… Dan krijg ik een weids uitzicht over weiden en boerderijen waar gras wordt gemaaid voor hooi. Via Verrières (mooi dorpje) daal ik terug af naar de Lot in Estaing (320 m). Ik pauzeer samen met Herbert op een terras, met uitzicht op de rivier, de brug en het kasteel van het mooie stadje.


Bessuéjols
 
 
 
 
 


 
 
Estaing
Estaing
 
 
Daarna gaat het een eind over een asfaltweg langs de Lot, mooi vlak. Maar dan volgt een steile klim langs een bospad naar Montegut (536 m) en ook daarna blijft het klimmen, langs een asfaltweg, in de hete middagzon, tot ik een pauze neem in de schaduw van een bosje langs de weg. Bij het begin van de klim heb ik Claudia ontmoet die net haar middagpauze had genomen en nu verder gaat. De asfaltweg blijft maar duren, met aan elk kruispunt wel een kruis (vroeger waren dit herkenningspunten en wegwijzers).
 
 
 
 
 
 
 
Uitzicht tijdens de rustpauze...
 
Uiteindelijk stap ik nog een viertal kilometer langs een mooi bospad, afwisselend omhoog en omlaag, tot ik om 16.15 u aankom in Massip, aan de gite “L’Orée du Chemin” waar ik heb gereserveerd. Claudia is ook net aangekomen en heeft beslist daar te blijven in plaats van tot Golinhac te gaan. Ik kom terecht in een mooie vierpersoonskamer, met badkamer.
 
Even later komt ook Herbert aan die eveneens hier blijft. Het trio Didier komt even later en we drinken gezellig een glas in de mooie tuin, in de late namiddagzon, met enkel vogelgefluit als achtergrondgeluid. Didier en co gaan nog verder naar Golinhac; morgen is voor hen de laatste stapdag (naar Conques). Dan volgt nog een uurtje luieren, schrijven… wachtend op het dîner.
 

Herbert en Claudia


Ook dit behoort tot het dagelijks ritueel

 
We zijn met 13 vrouwen en 2 mannen (Herbert en ik) in de gîte. Aan tafel wordt het gesprek met Claudia en Herbert ook wat persoonlijker: elkeen heeft zijn eigen geschiedenis met kruisjes…

Halfpension: 30 euro. Menu:
·        salade

·        varkensstoverij met kastanjes in saus

·        platte kaas en tarte aux myrtilles

Deze gîte is een mooi en modern ingerichte vleugel van een boerderij die familiaal wordt uitgebaat. Gezellige, ongedwongen sfeer.

Zaterdag 2 juni: Massip-Golinhac – Conques: 21 km
Het belooft weer warm te worden, dus op tijd vertrekken is de boodschap. Toch is het al bijna 8.00 u wanneer ik opstap (ontbijt om 7.15 u). Eerst klim ik nog even door het bos richting Golinhac, maar daarna gaat het vooral tussen weiden en af en toe nog door een bosje, via diverse dorpjes, al dan niet met een Romaans kerkje. In Seynergues is er gelukkig ook een café, naast een imposante kasteeltoren. Op het terras tref ik ondermeer Andrea en Justine, later passeert ook Claudia. Ik drink alvast twee ice-teas, want het is al zeer warm.




Seynergues

Ik wil andermaal zo vroeg mogelijk aankomen en stap door, met enkel nog een appelpauze in Saint-Marcel. Het gaat afwisselend langs asfaltwegen en kleine landweggetjes, de zon brandt ongenadig (het is zeker meer dan 30°). Uiteindelijk kan ik de steile afdaling naar Conques aanvatten, langs een stenig paadje door het bos. Het stadje ligt zo diep in een steile vallei dat je het pas op het laatste moment kunt zien.



Conques



Conques

Het is niets te vroeg wanneer ik rond 14.30 u in de middeleeuwse straatjes terecht kom en ik snak naar een frisse pint. Ik ontmoet alvast Sven die in de  gîte communal logeert en na een babbeltje ga ik naar de abdij waar ik heb gereserveerd. Er is een vrij groot gastenverblijf (95 plaatsen) in een bijgebouw van de abdij. De opvang van de pelgrims gebeurt door vrijwilligers, compleet met fris welkomstdrankje. De rugzak moet in een gedesinfecteerde plastiekzak gestopt worden (tegen de gevreesde bedwantsen) alvorens naar boven te worden gedragen. Verder goed en ruim sanitair, alsook ruime slaapzalen.
Rond 18.00 u komt ook Herbert aan die, net als iedereen, veel last van de warmte heeft gehad. Ik drink eerst iets met hem en hij vertelt dat hij eerstdaags (vanuit Figeac) naar huis wil terugkeren in plaats van tot Saint-Jean-Pied-de-Port te gaan. Zijn vrouw heeft het blijkbaar lastig met haar werk en hij wil haar behulpzaam zijn. De ontstekingsverschijnselen in zijn knie waren een signaal, meent hij…



Interieur van de kerk



Het tympaan boven de hoofdingang



Detail van het tympaan

Ik dineer in de grote refter, samen met Herbert, Claudia en het groepje Didier (zij vertrekken vanavond nog van hieruit met een taxi naar het dichtstbijgelegen station en dan met de nachttrein naar huis). Na het eten gaan we samen naar de kerk voor het avondgebed en de pelgrimszegen. Eén van de paters (Norbertijnen, zoals in Grimbergen, Averbode en Leffe) geeft daarna uitleg over het tympaan boven de hoofdingang van de kerk. Dit duur vrij lang en Herbert en ik beluisteren de uitleg vanop het terras tegenover de kerk, genietend van een Vieille Prune (zoals in Saugues). Daarna nemen we afscheid van het Noord-Franse trio en gaan we slapen, met zicht op de bijna volle maan door het raam van de slaapzaal…



Luisteren naar de uitleg... en genieten
Het is vandaag lang drukkend warm gebleven; Conques ligt dan ook diep in een kuipdal waar het niet snel afkoelt. Het is ook een supertoeristisch centrum dat op een kleine oppervlakte gevangen ligt rond de abdij en de kerk: als het ware Brugge op één hectare… Een bakker of slager vind je er niet, enkel een kleine épicerie met beperkt aanbod, verder restaurants, souvenirwinkeltjes, kunstambacht… Maar toch is het mooi: vooral de sobere gotische kerk; ook de belangrijke “trésor” is de moeite, maar een bezoek hieraan is voor een volgende keer…
Zondag 3  juni: Conques – Livinhac-le-Haut: 24 km
Gisteravond stond de maan nog aan de heldere hemel, maar nu zit alles potdicht, grijs en miezerig. Wanneer ik rond 8.30 u vertrek is het gestadig aan het regenen. Dus even een andere organisatie: hoes over de rugzak, regenjas aan… Na een korte afdaling over de glibberige straatstenen stap ik over de oude brug om daarna de steile beklimming naar de chapelle Sainte-Foy aan te vatten. Wanneer ik na een half uur aan de kapel aankom ben ik al goed nat. En daarna klimt het verder, steeds door het bos, hoger en hoger, natter en natter…
Op weg vanuit Conques

Chapelle Sainte-Foy
 
Uiteindelijk gaat het over een golvend plateau, tussen weiden, af en toe door het bos, steeds onder een aanhoudende regen. Ik stop een eerste keer om een appelsien te eten, rond 11.30 u, in de beschutting van een boom. Even later kom ik in een gehucht waar een boerderij gastvrijheid biedt in de vorm van een schuurtje waar koffie en wijn staan, en een gasbekken, tafel en stoelen ter beschikking zijn. Vanzelfsprekend strijken alle wandelaars hier neer voor een meer of minder uitgebreide picknick. Ik probeer nog telefonisch te reserveren in de gîte communal van Livinhac-le-Haut, voor Herbert en mijzelf, maar het lukt niet: het is zondag!

Natte rust

Een schuilplaats...
 
Gezellig en droog!
 
Na een korte pauze stap ik verder, opnieuw over weggetjes tussen glooiende weiden of door mooi bos, steeds in de regen, meer en meer doorweekt. Rond 13.00 u, bij het eerste zicht op Decazeville, houdt het eindelijk op met regenen. Decazeville lijkt me een vrij grote stad van regionaal commercieel-economisch belang, maar verder vrij troosteloos. Gelukkig moet ik slechts langs de rand passeren, maar die oogt op deze regenachtige zondag nog extra deprimerend, blijkbaar tot wanhoop van drie Duitse vrouwen die tevergeefs op zoek zijn naar iets eetbaars: voor zover er winkels zijn, zijn deze natuurlijk gesloten en in deze uithoek zijn er ook geen cafés…
Ik vat meteen de weg aan naar Livinhac, dat wil zeggen: steil omhoog, door woonwijken met mooi uitzicht, maar verder weinig inspirerend. Het begint (gvd) opnieuw te regenen, maar ik vertik het om terug de kletsnatte hoes over mijn rugzak te trekken: liever even schuilen onder een boom. Gelukkig gaat het na een tiental minuten alweer beter en stap ik verder tot aan de Chapelle Saint-Roch… en dan nog 3 kilometer, maar zonder regen. Om Livinhac-le-Haut te bereiken is het terug afdalen naar de Lot (“le Haut” verwijst naar de stroomopwaartse ligging…). Het dorp ligt er verlaten bij, maar ik vind zonder problemen de gîte communal waar ik mijzelf én Herbert inschrijf op de tabel met de kamerverdeling, benieuwd of Herbert hier zal geraken.
Na het dagelijks ritueel van kleren wassen en douche, nu aangevuld met extra drogen van regenjas, rugzak, schoenen… ga ik een pintje drinken in het enige café dat ook dienst doet als restaurant voor de gîte communal, op de Place du 14 juin (!). Ondertussen vertrekt nog een vrouw terug uit de gîte die absoluut wil verhuizen wegens “hypersensibilité électro-magnétique”: in de gîte is het blijkbaar niet te harden… OK, chacun son choix…
Livinhac: Place du 14 juin

 
’s Avonds geniet ik van een eenvoudig, doch lekker avondmaal in het gezelschap van Michèle (Suisse), Christophe (journalist bij La Libre Belgique) en Ignace (gepensioneerd jurist bij een Brusselse bank). Wanneer we net begonnen zijn met eten komt… Herbert er aan! “Ich habe mich verlaufen…” Enfin, hij is er geraakt. Achteraf drinken we natuurlijk nog een digestif op het terras waar hij zijn pijp kan roken. In de gîte laat ik hem met plezier onderaan in het stapelbed slapen en klauter ik een bedje hoger: hij is tevreden en dankbaar. ’t Zijn de kleine dingen…
 
Maandag 4 juni: Livinhac-le-Haut – Figeac: 25 km
Ontbijt in het café… met supplement van 1 euro voor een extra glas fruitsap of kop koffie…
Ik  neem afscheid van Herbert die misschien vandaag tot Figeac gaat en daarna in elk geval naar huis terugkeert. Hij nodigt me alvast uit voor een bezoekje in Zwitserland…
Mijn schoenen zijn nog vochtig, ik hoop dat ze geleidelijk wel zullen drogen.. Gelukkig is het vandaag terug aangenaam wandelweer. Het gaat afwisselend op en neer, door een mooi landschap met weiden, veel bloemen, af en toe een Romaans kerkje. Langs een pad met veel modder glijd ik uit en val ik bijna, met bloedende schrammen van doornstruiken in mijn arm tot gevolg. Rond de middag las ik een extra lange rustpauze in om mijn schoenen een beetje te laten drogen in de zon en verse sokken aan te trekken: mijn voeten zijn doorweekt door de natte schoenen en ik voel het risico op blaren…


Montredon: Chapelle Notre-Dame

Montredon: detail in de kerk

 

Guirande: Chapelle Sainte-Madeleine
 
Saint-Félix: Eglise Sainte-Radegonde


Stof tot nadenken...

En wat denken zij ervan?

Onderweg naar Figeac
De laatste tien kilometer naar Figeac gaat het vooral in dalende lijn en ik kom aan rond 15.30 u. In het Office du Tourisme haal ik een plannetje en een brochure met overnachtingsmogelijkheden. Eén telefoontje volstaat om een plaats te vinden in de gîte Saint-Josephe et Saint-Louis, heel centraal gelegen in de rue Zola. Ook Martine (kamergenote in Livinhac) en Mathias (Zwitser, kamergenoot in Conques) komen aan. De gîte is mooi ingericht, er is bedlinnen én handdoek, inbegrepen in de prijs van 16 euro voor overnachting en ontbijt: luxe!

Gîte Saint-Joseph et Saint-Louis

Luxe gîte!

Na een douche en een wasje ga ik de stad verkennen. Ik ontmoet Sven op een terras en we hebben een uitgebreide babbel. Ik ga op mijn ééntje eten op de place Carnot, in de markthal: een steak du Limousin en een kaasje Rocamadour. Het is een heerlijke zomeravond. Figeac is een onverwacht charmant stadje met vakwerkhuizen en nauwe straatjes.

Oude gevels in Figeac
 
Ik slaag erin om mijn dagboek bij te werken tijdens en na het eten. In de gîtes en op de nabijgelegen terrassen heb je uiteindelijk weinig tijd om alleen te zijn; onderweg natuurlijk wel, maar dan schrijf je niet. Dus moet je altijd weer je eigen camino creëren…
Deze namiddag babbelde ik uitgebreid met Sven: hij is sinds twee maanden onderweg vanuit Bremen en hij heeft ondertussen wel  wat behoefte aan gesprekken. Hij is/was blijkbaar getrouwd, heeft twee zonen, maar is wel voor een viertal maanden vertrokken. Twee jaar geleden deed hij al een stuk van de Camino in Spanje, maar nu is hij van thuis vertrokken. Hij heeft zes maand loopbaanonderbreking genomen, zijn appartement verlaten, zijn auto verkocht… En tijdens ons gesprek telefoneert hij met zijn moeder (die hem opbelde). We gaan akkoord over het feit dat de Camino een “meeting place” is waar je zeer veel contacten kunt hebben, mensen vindt met wie je steeds kan praten, ervaringen uitwisselen, steeds volgens je eigen keuze. Voor mij voelt het aan als een bekend café waar je steeds kan heen gaan en gelijkgezinden ontmoeten. Sven noemt het een verslaving, misschien is dit wel correct. Maar het is ook een vluchtheuvel, een nest… Stof om na te denken hoe het in de middeleeuwen was!
 

Dinsdag 5 juni: Figeac – Cajarc: 31 km
Goed geslapen, opstaan rond 7.00 u. Ontbijt met Martine, Mathias en Fabienne (la patronne): verse croissant, koffie, brood… meer moet dat niet zijn! En het  is al na 8.00 u wanneer ik de deur uit ga, met een paar nog natte kousen boven op mijn rugzak. Na enkele inkopen in de Casino stap ik de voetgangersbrug over om de klim vanuit de vallei aan te vatten. Het belooft een mooie dag te worden, hopelijk niet te warm, want het traject is lang (31 kilometer).


Eén van de obelisken uit de 13e eeuw 
die wellicht de grenzen van de abdij van Figeac aanduidden
 


 


Na een mooie klim door het bos moet ik wat verkeerswegen, een rond punt en een industriezone trotseren, maar tenslotte kom ik op de kleinere weggetjes en paden met mooie uitzichten over het alweer veranderde landschap van de  Quercy: weiden, korenvelden, bossen… En tussendoor dorpjes, maar niet zoveel: ondermeer Faycelles, waar ik een Orangina drink en waar Mathias en Nadine me gezelschap komen houden; duidelijk een dorp met een geschiedenis en de restanten van een kasteel, maar nu toch zeer stil.
Faycelles
En dan gaat het weer verder langs kleine dorpjes, bebloemde huizen, boerderijen met koeien die naar de weide worden gebracht. Ik heb even een uitgebreide pauze nodig, met appel en energiereep, op een koele plek in de schaduw, waar ik ook mijn schoenen en voeten kan laten luchten: het is ondertussen terug warm geworden.
 
 
Daarna ga ik verder naar Gréalou waar ook een gîte is en wat na een korte etappe een eindpunt had kunnen zijn. Er is ook een mooi grasveld met picknicktafels: nieuwe rustpauze dus, met chocomelk… Sven en Justine komen ook langs. Rond 15.00 u vertrek ik opnieuw, het is nog warm, maar gelukkig gaat de weg dikwijls door het schaduwrijke bos. Ik passeer ook een dolmen.
 



Dolmen

De eerste wijngaarden verschijnen… Ik trotseer nog enkele stevige klimmetjes om uiteindelijk langs de falaise te wandelen die Cajarc en de vallei van de Lot beheerst.

De eerste wijngaarden

De wegwijzer naar Cajarc geeft alvast verse moed!


Zicht op Cajarc
Ik heb wat pijn in een spier boven mijn linker-enkel, dus ik stap voorzichtiger dan normaal… Ik ben blij wanneer ik om 17.30 u aankom in Cajarc, aan het Office du Tourisme, want ik heb nog geen slaapplaats gereserveerd: ik was niet zeker dat ik de volle 31 kilometer zou afleggen. Gelukkig is de gîte communal vlakbij en zijn er nog twee bedden vrij…: oef! Na een pintje, een douche, klerenwas… doe ik nog een wandeling om uiteindelijk een restaurantje te vinden op het kerkplein. Het is er heerlijk rustig; een eenvoudig avondmaal op het terras en ondertussen de tocht van morgen voorbereiden: perfect! Om 22.00 u in bed na deze lange dag!
Kerk van Cajarc:
Sint-Rochus als Compostela-pelgrim
 

Woensdag 6 juni: Cajarc – Varaire: 25 km
Als ontbijt ga ik een stevige koffie drinken tegenover de gîte en eet ik alvast een graanreep (jammer genoeg zijn er geen croissants). Dan koop ik nog wat fruit en om 8.00 u kan ik starten. Het is bewolkt, goed wandelweer. Ik moet alvast stevig klimmen om uit de vallei te komen, maar na Gaillac begint een mooi ruig stuk over de Causse de Limogne: een prachtig pad, geleidelijk klimmend tussen lage loofbomen (eik, kastanje…). Na een 6-tal kilometer kom ik opnieuw tussen weiden en passeer ik boerderijen en gehuchten, met veel eeuwenoude muurtjes langs de paden en tussen de weiden. Onderweg zie ik ook enkele “gariottes”: min of meer ronde gebouwtjes met kegelvormig dak, volledig in gestapelde steen, een soort schuilplaatsen voor de herders van weleer.

Falaise nabij Cajarc
 
 
Gaillac
 
 





Een typische "gariotte"
Over de Causse de Limogne


Vlak voor Saint-Jean-de-Laur, nabij een  oude fontein, is er een cabane met versnaperingen en drankjes, wat streekproducten (paté met safraan van de Quercy) en documentatie over de streek. Ondermeer Françoise Sagan is hier in de omgeving geboren. Net als de meeste pelgrims houd ik hier even halt en eet… een stuk appeltaart. Ik ontmoet ook nog een Belg die hier met zijn tentje op stap is.


Boetiek voor pelgrims

Rond de middag arriveer ik in Limogne-en-Quercy, een weinig inspirerend dorp gelegen op een kruispunt van wegen. Maar een terrasje nodigt andermaal uit tot een deugddoende pauze, nogmaals met appeltaart.
Van Limogne tot Varaire is het nog een tweetal uren stappen, hoofdzakelijk langs mooie paden  door het bos. Even weg van het pad is er ook een dolmen: wellicht een oude begraafplaats, niet toevallig gelegen bovenop een lichte glooiïng in het terrein. En daarna gaat het, hoofdzakelijk over vlak terrein, door onbevolkt gebied naar Varaire. De laatste kilometer wandel ik nog even samen met Michel uit de omgeving van Saarbrücken, die van thuis uit vertrokken is.
 
Dolmen
 


Varaire
Het is terug vrij warm geworden en ik ben blij wanneer ik mij rond 15.00 u kan neervlijen op het terras van de gîte-restaurant des Marronniers: mooie kamers, behoorlijk restaurant, zo blijkt ’s avonds, ook weer voor de prijs van 30 euro (halfpension). Er is ook een mooie trekkerskeuken, maar jammer voor de geïnteresseerden is de épicerie een paar dagen uitzonderlijk gesloten.





Geleidelijk komen  opnieuw verschillende bekenden aan: Sven, Justine, Mattias, Jakob (uit Zwitserland), Philippe (die ik reeds geruime tijd geleden voor het eerst heb gezien). Zowel in de vooravond als bij het dîner heb ik enkele leuke en interessante gesprekken?. Philippe, met zijn ietwa nors uiterlijk, blijkt best een aangename gesprekspartner. Mattias en Jakob zijn steeds goed voor grappen en ironische opmerkingen, maar tegelijk ook zeer serieus. Mattias heeft zijn werk stopgezet om deze tocht te doen en beseft dat hij bij zijn terugkeer onmiddellijk opnieuw werk moet zoeken (“Il y aura bien un coup de téléphone de ma banque…”). Jakob is deze tocht saen met zijn vrouw begonnen, maar na zes weken kon zij het niet meer aan om steeds in groep te moeten zijn (dortoir, maaltijden…) en is zij uiteindelijk naar huis teruggekeerd, in goede verstandhouding met Jakob.En tenslotte is er ook de oudere Corsicaan die wat achtergrond over zijn eiland kan vertellen, ondermeer over de Russische maffia die daar aanwezig is op de vastgoedmarkt, en over de vroegere onafhankelijkheidsstrijders die nu gewone bandieten geworden zijn, hoofdzakelijk opererend vanuit Marseille…
Ondertussen heb ik besloten om mijn laatste etappe tot Cahors (31 kilometer) in twee te delen, aangezien ik toch ruim een dag reserve heb. Sinds gisteren heb ik ook last van een spier boven mijn linker-enkel die duidelijk ontstoken is (gezwollen, hard en pijnlijk). Het is geen overbodige luxe om het even kalmpjes aan te doen.

Donderdag 7 juni: Varaire – Mas-de-Vers (Poudally): 15 km
Na een rustig ontbijt vertrek ik rond 8.30 u onder een aangename zon, met een beetje wind. Na een uurtje door het bos bereik ik Bach, het enige dorp onderweg vandaag. Er staat een mobiel viskraam op het plein, maar verder lijkt er niets te koop. Even verder, op het terras van een chic uitziend restaurant, drink ik toch nog een Orangina.
 


Cami Ferrat

Mas de Vers

En daarna gaat het verder door het bos langs de Cami Ferrat, de eeuwenoude verbindingsweg, naar Mas de Vers waar de gîte de Poudally gelegen is. Ik kom er reeds aan om 12.30 u en mag me toch al installeren (normaal pas vanaf 15.00 u). Ik drink een biertje op het terras en sla een babbel met een dame die me vaag bekend voorkomt: zij blijkt de chauffeur van een groepje waarvoor zij het bagagevervoer verzekert en we hebben in Massip in dezelfde gîte gelogeerd. Er komt nog een Bretoens koppel aan (vijftigers die ik ook reeds eerder heb ontmoet) en tenslotte ook het het groepje vrouwen. We krijgen alvast een fris welkomstdrankje aangeboden (water met siroop). De gîte is een prachtig gerenoveerde en uitgebreide oude hoeve met mooie kamers, douches en toiletten. Er is een zeer ruime eetkamer met groot terras (jammer dat het beginnen regenen is…). De was kan drogen onder een afdak.

Gîte de Poudally
 
Lekker en uitgebreid avondmaal:
·        quiche met stukjes gésiers de canard
·        kipfilet met verschillende groenten en aardappel gevuld met gekruide room
·        chocolademousse met stukjes peer, op een bodem van speculoos
Samen met een oudere man uit Wavre licht ik de Belgische politieke situatie toe aan onze Franse tafelgenoten. En dan ga ik op tijd slapen: morgen de laatste etappe!
Halfpension: 32 euro.

Vrijdag 8 juni: Poudally – Cahors: 17 km
Het heeft vannacht behoorlijk geregend, maar nu is het gelukkig weer droog: ik kan vertrekken onder een nog bewolkte lucht, met af en toe wat zon. Het gaat nog een eind verder langs de oude Romeinse weg (Cami Ferrat) door vrijwel onbewoond gebied, met veel bos en ook weiden. De autostrade waar ik via een tunnel onderdoor ga vormt een bizar element in het landschap. Bij het naderen van Cahors wandel ik door een meer residentiële buurt, maar tenslotte kom ik terug op een hooggelegen plateau met enkel lage begroeiïng  en een weids uitzicht. Tenslotte gaat het steil naar beneden in de vallei van de Lot, met een mooi zicht op Cahors.

Wegen met verschillende snelheden
 
Ik ga de stad in via de Pont Louis-Philippe; juist over de brug, in het oude tolhuisje, is een ontvangstbureau voor pelgrims: een frisdrankje, een versnapering, een stempel en alle nodige informatie. Een mooi einde van de tocht! Het is ongeveer 13.00 u wanneer ik neerstrijk op een terras voor een uitgebreide salade, met een wijntje…
 
Zicht op Cahors

Het tolhuisje op de Pont Louis-Philippe, nu ontvangstbureau voor pelgrims


Daarna ga ik op zoek naar een hotelletje: Le Coin des Halles. En na een aangename douche volgt een toeristische rondwandeling: ondermeer de Pont Valentré loont de moeite: het symbool van Cahors, met de drie imposante torens. Op de middelste toren vind ik ook het duiveltje dat zijn woede koelt door aan de stenen te komen krabben, na een verloren pact met de bouwmeester… Ik ga alvast ook in het station mijn reeds lang geleden besteld treinticket voor de terugreis afdrukken.
Het duiveltje op één van de torens van de Pont Valentré
 
Kathedraal
 
Na een rondwandeling bezoek ik nog de kathedraal waar in een zijkapel juist een mis begonnen is. Ik ga binnen en de eerste persoon die ik zie is… Claudia. Ik volg dus verder de mis, met pelgrimszegen, ook samen met drie Franse vrouwen die eveneens in Poudally waren. Het is een wederzijds aangenaam weerzien met Claudia die ik niet meer heb ontmoet sinds Conques. Zij logeert in de jeugdherberg vlakbij het station en keert morgenvroeg terug naar huis. We eten samen op het terras van Le Coin des Halles. Zij vertelt wat over de voorbije dagen, ik ook, en we drinken op de “G’sundheit” van Herbert. Claudia vertelt ook over haar religieuze achtergrond: protestants-Luthers, maar sinds geruime tijd Methodistisch, omwille van de keuze van de kinderen (die dan weer te maken had met de zondagsschool…). We nemen afscheid, we hebben mekaars adres…

Zaterdag 9 juni: Cahors – Montauban (trein)
Ik breng verder een toeristisch bezoek aan de stad: nauwe straatjes, trappen, veel oude huizen met vakwerk. De kloostertuin bij de kathedraal is mooi, ik vind er ondermeer de gekende afbeelding van een ruziemakende pelgrim; er is nog veel restauratiewerk te doen! Op de markt is zowat alles te koop: groenten, fruit, kruiden, kaas, charcuterie, wijn, brood, kleren, allerlei werktuigen… En in de markthal zijn de klassieke stands met vlees en vis.
Oude gevels in Cahors
 

 

 
Kloostertuin

Beeld van ruziemakende pelgrims in de kloostertuin
Ik heb nog steeds de gebedsintentie bij die ik bij de pelgrimszegen in Le Puy heb meegekregen: “Pour la guérison de mon arrière-petit-fils Antonio”. Onderweg heb ik er af en toe aan gedacht, nu ook weer, toepasselijk in de kapel van Sint-Antonius; ik brand er een kaarsje en besluit daarna het briefje toe te vertrouwen aan het stromende water van de Lot…
Om 13.00 u moet ik de trein naar Montauban nemen. In het station zie ik nog de drie zussen die ook in Poudally waren en nu terugkeren naar hun eigen hoeken in Frankrijk: Reims, La Rochelle en Nantes. Ik wens hen nog een buon camino…
Rond 14.00 u kom ik aan in Montauban. De stationsbuurt ziet er vrij troosteloos uit en is exatra stil op deze zaterdagmiddag. Het station ligt in feite in een randgemeente (Ville-Bourbon), het stadscentrum ligt op de andere oever van de Tarn, ongeveer één kilometer verder. De twee hotels tegenover het station zijn gesloten, dus ik stap naar het centrum. Daar is de sfeer toch aangenamer, met de gewone stadsdrukte in de autovrije winkelstraten. In het Office du Tourisme krijg ik een plannetje en een lijst met enkele hotels, met prijsvermelding. Ik ga naar het Hôtel du Commerce, gelegen aan het plein voor de kathedraal: een oud klassiek hotel met eenvoudige, maar toch mooi gerenoveerde kamers. Het behoort tot de Logis-keten, is aanbevolen door Le Routard, maar heeft geen restaurant.
Montauban: Place Nationale
De verdere namiddag breng ik door met stadsverkenning. De kathedraal in classicistische stijl is imposant, maar niet mooi en ziet er eerder verwaarloosd uit. Binnen wordt de aandacht gevestigd op een schilderij van de in Montauban geboren Ingres (die hier trouwens ook een museum heeft). Ik loop nog even binnen in de Sint-Jacobskerk die eigenlijk ook niet veel te bieden heeft. Opvallend in deze stad is dat de meeste (oude) gebouwen opgetrokken zijn in rode baksteen wat een apart uitzicht geeft. Het belangrijkste plein, de Place Nationale, heeft rondom een arcadengalerij en biedt ruim plaats aan allerlei winkeltjes en terrasjes. Er is momenteel ook een soort kunstmarkt, de zon schijnt en het is er best gezellig. Maar toch heerst in de stad een soort gedrukte, gedempte sfeer. Komt het door de eerste aanblik in de stationsbuurt of heeft het met mijn eigen stemming aan het einde van deze tocht te maken? Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hier een soort droefheid heerst die kan verband houden met de brutale moord die hier enkele maanden geleden werd gepleegd door een geflipte extremist; deze en de daaropvolgende aanslagen in Toulouse hielden Frankrijk een paar weken in een angstgreep. Ook ’s avonds, wanneer ik na het eten nog wat rondwandel, blijf ik die vreugdeloze sfeer voelen: er zit behoorlijk wat volk in de cafés en restaurants, maar nergens is er sprake van een plezierige uitgelatenheid die je op deze zaterdagavond zou verwachten. Vreemd.
Montauban: Sint-Jacobskerk
Zondag 10 juni: Montauban – Gent (trein)
De sfeer in de stad wordt op deze zondagmorgen nog extra geaccentueerd door een druilerige regen. In het stadhuis zijn de stembureaus geopend voor de parlementsverkiezingen, maar op dit uur (8.45 u) zie ik nog niet veel volk…
Om 9.20 u vertrekt mijn trein naar Lyon. In de buurt van Carcassonne klaart de hemel enigszins op: de zon en het landschap brengen stilaan een mediterrane sfeer… Maar vanaf Lyon kom ik stilaan terug naar meer noordelijk weer…