Ik heb deze route gestapt begin oktober 2016, samen met mijn Oostenrijkse vriend Robert die ik tijdens één van mijn vorige tochten heb leren kennen. Hij is gestart in Aumont-Aubrac, het echte beginpunt van deze randonnée. Wegens "agendaproblemen" ben ikzelf gestart in La Canourgue. Voor de route over de Aubrac kan ik trouwens verwijzen naar mijn verslag over de Via Podiensis (GR 65), elders op deze blog:
http://johan-johannesblog.blogspot.be/2012_11_01_archive.html
We hebben deze randonnée gekozen omwille van de variatie in landschappen en streken die ze doorkruist: een verbinding tussen het Centraal Massief en de Middellandse Zee, van de Aubrac, via de Causse de Sauveterre, de Causse Méjean, de Gorges du Tarn en de Gorges de la Jonte, de Causse Noir en het massief van de Mont Aigoual, tot de rand van de vallei van de Hérault. Onderweg ontmoeten we bezienswaardigheden als de Aven Armand en de Cirque de Navacelles, om nog te zwijgen van het eindpunt Saint-Guilhem-le-Désert... maar zover zijn we uiteindelijk, jammer genoeg, niet geraakt, zoals zal blijken uit dit verslag. In de middeleeuwen zou het een pelgrimsweg geweest zijn naar de abdij van Gellone (Saint-Guilhem), maar het was evenzeer een weg voor de kuddes naar de hogergelegen zomerweiden en een handelsroute.
De route gebruikt delen van verschillende GR-paden in de regio (GR 60, 62, 66, 7...) en is hier en daar ook aanvullend aangeduid met een eigen logo "Saint-Guilhem".
Dinsdag 4 oktober 2016
Gent - La Canourgue
Robert is vorige vrijdag reeds beginnen stappen vanuit
Aumont-Aubrac. We hebben afgesproken dat we mekaar zullen ontmoeten in hotel Le
Portalou in La Canourgue. Ik ga met de trein tot het station van Banassac dat
op 2 km van La Canourgue ligt. De trein- en busaansluitingen zijn soms een
beetje nipt, maar normaal moet het lukken en kom ik om 17.25 u aan in Banassac.
Voor alle veiligheid vertrek ik reeds in Gent met de trein
van 5.55 u naar Brussel waar ik om 7.10 u de TGV naar Lyon moet halen. Wanneer
ik na een rustige koffie-met-croissant in Brussel-Zuid op het perron sta, samen
met tientallen andere reizigers, volgt echter de ontnuchtering: een paar minuten
voor de trein zou moeten vertrekken wordt omgeroepen dat hij vandaag
uitzonderlijk afgeschaft is… zonder verdere uitleg! Verbijstering… Er zit niets
anders op dan de eerstvolgende trein te nemen (hetgeen toegestaan is, zonder
toeslag op mijn goedkoop ticket, oef); voorziene aankomst in Lyon om 12.03 u…
wat mijn aansluiting om 12.06 u wel heel riskant maakt. De treinrit verloopt
verder normaal, maar de onzekerheid over het verdere verloop knaagt wel: dit
scenario had ik niet voorzien.
De TGV komt ongeveer tijdig aan in Lyon, maar voor ik goed
en wel op het perron sta en het perron voor de trein naar Le Puy-en-Velay heb
bereikt is het natuurlijk te laat. De SNCF-informanten geven me weinig hoop dat
ik vandaag nog in Banassac geraak: via hun netwerk is dit niet meer mogelijk.
Maar ik weet dat er ook wel andere busverbindingen zijn waarover de SNCF
blijkbaar geen informatie heeft, dus ik zal wel improviseren en zover mogelijk
trachten te geraken. Ik neem alvast de eerstvolgende trein op de route naar Le
Puy en stap af in Saint-Etienne waar ik in elk geval moet wachten; aan het
infoloket bekijkt de bediende mij ongelovig wanneer ik vraag naar verbindingen
naar Banassac-La Canourgue: “je ne savais pas que ça existe…”.
Ik overweeg om
autostop te doen naar Le Puy, maar gezien de afstand lijkt dat toch niet aan te
raden. Ik zal om 17.20 u aankomen in Le Puy, waar ik geen SNCF-verbinding meer
heb naar Mende, min of meer het dichtste station bij La Canourgue. Maar in Le
Puy blijkt dat ik wel nog een regionale bus kan nemen naar Langogne (aankomst
19.20 u) vanwaar er nog een trein gaat naar La Bastide-Puylaurent en vandaar
naar Mende (aankomst om 21.21 u). Om heel deze route uit te stippelen helpt het
wel dat ik een wegenkaart van Frankrijk bij heb (niet nodig voor de randonnée,
maar je weet maar nooit…) waardoor ik me enigszins kan oriënteren. Wanneer ik
in Mende geraak kan ik een taxi nemen naar La Canourgue of desnoods morgenvroeg
autostop doen. Ondertussen houd ik Robert telefonisch op de hoogte van het
verloop van mijn avontuur. Ik wil absoluut vandaag in La Canourgue geraken en
daar morgenvroeg samen met Robert de randonnée verderzetten; indien we pas een
dag later kunnen starten moeten we onze reservaties voor alle overnachtingen
aanpassen…
Saint-Etienne: het EK-voetbal is voorbij en op de trein naar Le Puy is het nog even wachten... |
Nog een mooi avondlijk zicht op Le Puy-en-Velay |
Wachten op de bus in Le Puy: ik ben er niet alleen |
In de stationsbuurt van Langogne is het stil rond deze tijd |
Na een avondlijke bus- en treinrit kom ik op het “voorziene” uur aan in Mende waar het station ook meteen sluit na vertrek van deze laatste trein; ik krijg nog net het telefoonnummer van een taxibedrijf te pakken. De prijs van de taxirit van ongeveer 50 km neutraliseert mijn goedkoop treinticket van deze morgen, maar omstreeks 22.30 u kan ik Robert begroeten in onze hotelkamer in La Canourgue.
Woensdag 5 oktober
La Canourgue – Almières (19,7 km)
La Canourgue – Almières (19,7 km)
De rustige nacht geeft me de kans om de problemen van
gisteren te vergeten en na een lekker ontbijt gaan we op stap. We volgen vanaf
hier in feite een variante op de Chemin de Saint-Guilhem, bewegwijzerd als GR
6 en als GRP, tot Meyrueis.
La Canourgue |
We klimmen meteen vanuit de vallei waarin het dorp gelegen
is naar het hogergelegen plateau: van 570 m naar 845 m. Daarna gaat het
geleidelijk op en neer, meestal door het bos, soms langs de reeds omgeploegde
velden. Af en toe kunnen we ons te goed doen aan de rijpe braambessen. Gedurende ruim 10 km passeren we twee amper bewoonde gehuchten en een
gedeeltelijk gerestaureerde ruïne van een imposante hoeve. Na het
wegenknooppunt Baraque de Trémolet passeren we op een afstandje van Soulages en
bereiken we Saint-Georges de Lévéjac, het eerste echte dorp.
Saint-Georges-de-Lévéjac |
Even buiten het dorp zien we in de verte de rotsen van de
Gorges du Tarn opdoemen en bereiken we de rand van de kloof niet ver van Point
Sublime: een fenomenaal uitzicht ontvouwt zich in het zachte najaarslicht.
Daarna moeten we wel nog een 3-tal km langs een asfaltweg wandelen zonder het mooie
panorama, alvorens we het gehucht Almières bereiken. Dit bestaat hoofdzakelijk
uit de gebouwen van de gîte en chambres-d’hôtes “Les Fleurines” en een ander
imposant, maar vervallen gebouw. We
kunnen uiteindelijk nog beschikken over een afzonderlijke kamer met eigen
badkamer.
Nadat we ons hebben geïnstalleerd maken we nog een kleine
wandeling naar het uitzichtpunt op het domein van de gîte, een eigen “point
sublime” met weids uitzicht over de gorge in het late namiddaglicht.
Gorges du Tarn |
Les Fleurines |
Gorges du Tarn, gezien vanaf Les Fleurines |
Les Fleurines bestaat uit verschillende eeuwenoude gebouwen die gedeeltelijk gerenoveerd en smaakvol ingericht zijn, nadat ze 50 jaar hadden leeggestaan. De naam heeft, zo vernemen we, niets te maken met bloemen, wat onze eerste gedachte was. Het is de term voor grotten van natuurlijke oorsprong die men heeft gebruikt als kelders om kaas te laten rijpen, meer bepaald een blauwe kaas (die hier echter geen “Roquefort” mag worden genoemd omdat we ons net buiten het gebied bevinden). De term verwijst naar de lucht die zacht door deze grotten stroomt (effleurer: beroeren) en voor de nodige verluchting zorgt.
We genieten van het verzorgde avondmaal in het gezelschap
van een groep Zwitsers die hier in de omgeving aan rotsklimmen doen.
Donderdag 6 oktober
Almières – Le Rozier (16,50 km)
Almières – Le Rozier (16,50 km)
De vlakke start brengt ons via een aarde- en een asfaltweg
over 2 km tot aan het paadje dat zeer steil afdaalt in de gorge, naar Les
Vignes: van 893 m naar 420 m. Gelukkig is het droog, maar de wandelstokken
komen hier ook nu goed van pas. Bij regenweer lijkt het verstandiger om de
zigzaggende D46 te volgen. We bereiken heelhuids de brug over de Tarn waar we
op een terras kunnen genieten van een stevige koffie.
Zicht op Les Vignes |
We vervolgen onze weg richting Le Rozier die ons gedurende
11 km de rivier laat volgen. Af en toe klimmen we een eindje in het bos om rond
of over een rotsformatie te komen. De hele tijd hebben we een mooi uitzicht op
de steile rotsen aan de overkant en op de rivier die soms diep onder ons
stroomt. In het laatste gedeelte passeren we enkele oude gehuchten en huizen:
La Sablière, Boudals en Plaisance. Het lijkt onvoorstelbaar hoe men hier deze
huizen heeft gebouwd, zonder echte toegangsweg: enkel via de rivier kon
materiaal worden aangevoerd.
Al bij al wordt het traject wel een beetje monotoon en we
zijn blij wanneer we Le Rozier bereiken: een stil dorp, in de zomer wellicht
vol toeristische drukte gezien de ligging aan de samenvloeiïng van de Tarn en
de Jonte die beide in een indrukwekkende gorge stromen.
We overnachten in het hotel Doussière dat beschikt over een
degelijk restaurant met mooi uitzicht op de rivier (Jonte) en het dorpje
Peyreleau tegen de rotshelling aan de overkant.
Zicht op Peyreleau |
Vrijdag 7 oktober
Le Rozier – La Viale (12 km)
’s Morgens hangt de mist boven de valleien, maar geleidelijk
trekt deze op. Het weer ziet er goed uit.
We beginnen onze dag met een stevige klim vanuit het dorp in
de gorge naar het plateau, of toch tot het niveau van het pad boven de gorge
(van 406 m naar ongeveer 900 m). Met stijgende verbazing bewonderen we het
panorama: indrukwekkende rotsformaties hoog boven ons, maar waar we geleidelijk
dichterbij komen, en vergezichten over de Gorge de la Jonte.
We bereiken het kruispunt van de GR 6 en de variante GRP
Tour du Causse Méjean. Op aanraden van andere wandelaars die de streek lijken
te kennen kiezen we voor de omweg via de GRP die ons zal leiden langs
bezienswaardigheden als “les Vases de Chine et de Sèvres, le Balcon du
Vertige…”: we hebben de tijd en zo onoverkomelijk lijken de hindernissen niet.
Onze inspanningen (soms enigszins “technische” klauterpartijen en
“vertigineuze” paadjes waarvoor de topogids waarschuwt) worden beloond met
fenomenale uitzichten: de gorge, grillige rotsformaties (les Vases),
duizelingwekkende falaises en… gieren! Tientallen van deze roofvogels zweven
permanent boven onze hoofden, op de thermiek langs de rotswanden.
Uiteindelijk zijn we blij dat we terug rustig in het bos
kunnen wandelen, langs brede paden tussen de naaldbomen die mooi contrasteren
met de blauwe lucht. In het gehucht Cassagnes is de buvette jammer genoeg
gesloten…
We worden verder langs “Les Arcs de Saint-Pierre” geleid,
een prehistorische site met grillige rotsformaties. Gelet op de platgetreden
paden is het hier in het volle toeristisch seizoen wellicht zeer druk, maar nu
hebben we het terrein voor ons alleen, gelukkig maar.
Les Arcs de Saint-Pierre |
We bereiken het gehucht La Viale waar we vriendelijk
ontvangen worden in de gîte, andermaal een gerenoveerde hoeve, bestaande uit
verschillende gebouwen. We logeren met ons twee in één van de slaapzaaltjes wat
dus weinig verschil maakt met een eigen kamer. Later op de avond komt nog een
groepje aan die een ander slaapzaaltje bezet. Bij het avondmaal zitten we samen
met een koppel uit Nîmes dat een paar dagtochten in de streek maakt. ’s Nachts
is het doodstil in de omgeving, miljoenen sterren staan helder aan de donkere
hemel.
Zaterdag 8 oktober
La Viale – Meyrueis (19,50 km)
La Viale – Meyrueis (19,50 km)
We verlaten het gehucht waar de stilte enkel wordt verstoord
door het geblaf van enkele honden. Het is opnieuw mooi weer met een beetje
ochtendnevel die langzaam optrekt. In het eerstvolgende dorp Saint-Pierre-des-Tripiers
verzamelen de jagers: hopelijk gaan zij straks een andere kant op.
Huizen in La Viale |
We wandelen door een mooi bos, lichtjes dalend, en slagen
erin om verkeerd te lopen nadat we een kleine raccourci hebben genomen die heel
vanzelfsprekend leek, maar het toch niet was. Na een kwartiertje stappen zonder
de vertrouwde GR-tekens keren we veiligheidshalve op onze stappen terug. Robert
wil opnieuw een stuk afsnijden en dwars door het bos afdalen naar waar volgens
hem het pad ligt… Ik vind dit niet verstandig en gelukkig is hij snel akkoord
om gewoon terug te keren tot we opnieuw GR-bewegwijzering vinden en dan blijkt
dat de veronderstelde richting toch niet helemaal de juiste was…
We bereiken zonder verdere problemen het dorpje Les Bastides
en klimmen vandaar naar Hyelzas, terug helemaal boven op de causse, vanwaar we
een mooi uitzicht hebben over de gorge de la Jonte. In het dorp is een kaasmakerij; het bijhorend
winkeltje is gesloten, maar via een eenvoudige zelfbediening kunnen we een stuk
kaas kopen. We picnicken aan de terrastafel en genieten van het weidse
uitzicht; de zon schijnt, maar er staat een strakke koude wind.
Boerderij in Hyelzas |
Tijdens de volgende kilometers blijven we een weids uitzicht
hebben over de causse en een uurtje later bereiken we het bezoekerscentrum van
de Aven Armand: tijd voor een koffiepauze met een stukje appeltaart! De Aven
Armand is een immense onderaardse zaal, oorspronkelijk enkel “toegankelijk” via
een opening in het plafond, vanaf de buitenwereld een bodemloze put. In 1897
werd deze grot voor het eerst verkend door Louis Armand, inwoner van Le Rozier.
Oorspronkelijke natuurlijke toegang tot Aven Armand |
Gedenkplaat voor Louis Armand in Le Rozier |
Na onze koffiepauze trekken we gedurende ruim 9 km verder
over de weidse causse, met als enige getuigen van menselijke aanwezigheid het zicht op een licht
kronkelende weg, een afgelegen boerderij, een kudde schapen en een oud
granieten kruis. Uiteindelijk volgen we een paadje dat ons terug in de gorge
laat afdalen, richting Meyrueis.
Met dank aan Robert voor de foto |
Zicht op Meyrueis |
We installeren ons in het centraal gelegen Hôtel de
l’Europe. In het toeristisch seizoen is Meyrueis drukbezocht, de vele terrasjes
en winkeltjes vormen het tastbaar bewijs, maar nu is het er stil en moeten we
zoeken naar een gezellig café om een aperitief te drinken. Gelukkig is het
zaterdag en zijn er ook lokale bewoners die wel eens op restaurant gaan: het
restaurant Family blijkt een goede keuze voor een voortreffelijk diner. En de
stilte in het stadje verzekert ons een goede nachtrust.
Zondag 9 oktober
Meyrueis – L’Espérou (20 km)
Meyrueis – L’Espérou (20 km)
Het is duidelijk een koude nacht geweest: de geparkeerde
auto’s zijn wit berijmd. De zon breekt stilaan door de nevelslierten en zorgt
voor mooi licht op de weiden en bossen, maar de handschoenen komen het eerste
uur nog goed van pas.
Vanaf hier volgen we terug de hoofdroute van de Chemin de
Saint-Guilhem, via een gemeenschappelijk stuk GR 6 en GR 66. We klimmen uit de
vallei: van 720 m naar 1011 m, langs een mooi bospad. Wanneer we aan de Bout de
Côte de baan oversteken verlaten we meteen ook het departement Lozère en komen
we in de Gard. We wandelen min of meer vlak langs een breed pad door een
uitgestrekt loofbos. Heel wat streekbewoners zijn op stap in het bos om
paddestoelen te zoeken.
We volgen blijkbaar een oude route |
Aan de Col de la Pierre Plantée (er zijn in Frankrijk wel
meer plaatsen met die benaming) hebben we de keuze tussen verschillende routes:
de hoofdroute GR 62 of de vrijwel parallel lopende GR 6. We kiezen voor deze laatste: de afstand is
iets korter en we hoeven niet opnieuw af te dalen in de vallei. We blijven in
het bos en hebben af en toe mooie doorkijkjes over de vallei.
Even voor
Camprieu verlaten we de GR om via een iets kortere weg naar Le Devois te
stappen en daar terug aan te sluiten op de GR 62: een beetje kaartlezen komt
ook altijd van pas. Bij het meertje op de rivier “Le Bonheur” veroorloven we
ons een lekkere koffie met tarte Tatin: het is immers zondag!
Het pad slingert verder en volgt de brede vallei van de
Bonheur. Bij een oude boerderij (La Baraque Vieille) nemen we een niet
bewegwijzerd pad naar de ruïne van een middeleeuws hospitaal (gebouwd in het
jaar 1000) “Notre-Dame du Bonheur”. Voorbij de ruïne is er echter geen
zichtbaar pad meer en moeten we met behulp van het kompas door de weiden (de
koeien blijven er gelukkig rustig bij) en het bos het GR-pad terugvinden. Dit
lukt ons wonderwel, waarna we nog een flinke klim voorgeschoteld krijgen naar
de Col de la Serreyrède (1299 m).
Vallée du Bonheur |
Ruïne van Notre-Dame du Bonheur |
Uitzicht vanaf Col de la Serreyrède |
Aan de col, kruispunt van enkele banen en
wandelpaden, bevindt zich het Maison de l’Aigoual, informatiecentrum over de
regio; we bevinden ons op slechts 7 km van de Mont Aigoual en zijn beroemd
observatorium. Er volgt nog een kort klimmetje naar de Col de l’Espérou (1326
m) vanwaar we snel afdalen naar het dorp l’Espérou (1222 m). Bij deze afdaling
heeft Robert vrij veel pijn aan zijn knie wat hem zorgen baart voor het vervolg
van de tocht.
Kerkje van L'Espérou |
Het ingeslapen dorp en dito hotel “Le Touring et
l’Observatoire” bieden ons een knus onderkomen, een eenvoudige maaltijd en een
lekkere nachtrust. Buiten laat de koude zich na zonsondergang duidelijk voelen.
Maandag 10 oktober
L’Espérou – Le Vigan (18,20 km)
L’Espérou – Le Vigan (18,20 km)
Robert heeft nog pijn in zijn knie, zeker wanneer hij een
eindje probeert te stappen. Hij besluit dan ook wijselijk om vandaag rust te
nemen en met de bus naar Le Vigan te gaan: er is er één in de voormiddag. Ik ga
dus alleen op stap en we zullen mekaar treffen op onze gereserveerde
overnachtingsplaats. Het geeft een raar gevoel om alleen te wandelen.
De voorbije nacht is het opnieuw koud geweest, het gras is
berijmd, vandaag belooft het terug helder weer te worden. Het is stil in het
bos, ik stap goed door. De lucht is fris, de zon zorgt voor mooi licht op de
berijmde grasvelden. Na een 8-tal km neem ik een korte pauze op een kruispunt
van paden, genoemd “le Camping”. Uit de tegenovergestelde richting komt een
groepje wandelaars met tussen hen twee bekenden: het koppel uit Nîmes dat we
hebben ontmoet in de gîte in La Viale.
Vanaf daar begint stilaan de lange afdaling naar Aulas (in
totaal ongeveer 800 m). Ik kruis een paar keren de D48, maar verder loopt het
pad steeds door het bos, soms is het zeer onregelmatig: veel boomwortels, losse
stenen, rotsblokken. Permanente aandacht is nodig om een struikel- of valpartij
te vermijden. Af en toe is de begroeiïng iets lager, wat mooie vergezichten
oplevert. Op een bepaald ogenblik kan ik zelfs de kust van de Middellandse Zee
zien, en in de andere richting de Mont Aigoual. Ik doorkruis het gehucht
Pratcoustals en duik opnieuw langs een steil afdalend bospad in de vallei. De
vegetatie is ondertussen veranderd: eerst waren er veel kastanjebomen,
geleidelijk wordt ze meer mediterraan, ik passeer enkele olijfboomgaarden.
In de verte: de Middellandse Zee |
Het dorp Aulas is een beetje ontgoochelend; het stamt uit de
middeleeuwen en er zijn ook enkele overblijfselen van textielindustrie, maar
voor ik het goed besef ben ik er door en stap ik alweer over de brug op een
uitvalsweg. Het is trouwens warm geworden en ik begin te verlangen naar een koele verpozing op de plaats van mijn bestemming.
Aulas |
De laatste 3 km naar het
centrum van Le Vigan lopen noodgedwongen voor een groot stuk langs verharde
wegen. Het is een vrij belangrijk en levendig stadje. Wanneer ik tenslotte in
het centrum aan een dame de weg vraag naar het hotel “Mas de la Prairie” stelt
ze voor mij er met de wagen naartoe te brengen, ze moet toch die richting uit.
Een dergelijk voorstel sla ik nu niet meer af en 5 minuten later stap ik het
hotel binnen.
Robert is er uiteraard al en gunt zijn knie de nodige rust.
Na een verkwikkende douche en de noodzakelijke klerenwas gaan we het stadje
toch nog even verkennen en ronden dit af met een lekker biertje op een terras.
Het hotel behoort tot de Logis-keten, dus we kunnen de dag besluiten met een
lekker avondmaal. Ondertussen drogen mijn kleren in het verwarmingslokaal: pure
luxe!
Schoenen verluchten... |
Dinsdag 11 oktober
Le Vigan – Cirque de Navacelles (23,9 km)
Le Vigan – Cirque de Navacelles (23,9 km)
Robert zal het vandaag nog een beetje rustig houden. Hij
gaat per taxi naar Montdardier (dit bespaart hem alvast een hele klim) en zal
vanaf daar verder stappen. We zullen telefonisch contact houden en we zien wel
waar we mekaar kunnen ontmoeten.
Ik volg vanuit het centrum van Le Vigan de rivier langs een half verhard pad, tot Avèze. In het dorpje aan de voet van een kasteel koop ik nog wat fruit in een épicerie-boulangerie.
Brug in Avèze |
Kasteel in Avèze |
Avèze |
Even verder steek ik terug de rivier over, vlakbij de gebouwen van een oude fabriek, en begin dan de klim langs een kronkelend bospad: ik moet klimmen van 247 m naar ongeveer 600 m. Het is een mooi pad, uiteindelijk wandel ik tussen struiken, maar het blijft maar klimmen: het gaat echt tot de top die ik vanuit de vallei kon zien. Die top blijkt het “balcon” van de Causse du Blandas te zijn, met andere woorden ik krijg een prachtig uitzicht over de vallei waarin Avèze ligt en de wijde omgeving.
Restanten van een fabrieksgebouw |
Uitzicht vanaf het "balcon" |
Vanaf dan is het parcours min of meer vlak: ik wandel langs
een verharde weg richting Montdardier. Daarbij passeer ik de steengroeven die
nog steeds worden geëxploiteerd. In de 19e eeuw waren ze gekend voor
de kalksteen die zeer geschikt was om te gebruiken bij lithografie: blijkens
een informatiebord werden ze geëxporteerd “naar Parijs, België en Engeland”.
Steengroeve van Montdardier |
Montdardier is een stil dorp met – alweer – een kasteel op
de heuvel vlakbij.
Zicht op Montdardier |
Het pad loopt nu verder over de causse: een mooi uitzicht
over een eenzaam landschap met lage begroeiïng, dor gras en stenen.
Aan het kruispunt met de D 113 is een dolmen en even verder
een cromlech: rechtop staande stenen in een cirkel. Deze wijzen erop dat de
streek in prehistorische tijden wellicht reeds was bevolkt.
De GR gaat vanaf hier via een omweg naar Blandas, maar ik
verkies de kortste weg via de D 113: 3 km in plaats van 5,1 km; die paar
kilometer asfalt zijn wel te verteren en het autoverkeer is hier ook niet veel
drukker dan in de prehistorie.
Dolmen |
Cromlech |
Blandas is opnieuw zo een boerendorpje dat in het
toeristisch seizoen wellicht bezoekers trekt omwille van de nabijheid van de
Cirque de Navacelles, maar waar het nu doodstil is.
Ik telefoneer even met Robert die mij per sms reeds heeft laten
weten dat hij Blandas ondertussen gepasseerd is en begint aan de steile
afdaling in de Cirque de Navacelles. Een paar kilometer voorbij het dorp kom ik
aan de rand van de diepe kloof: een put van ongeveer 300 m diep. Ik wandel nog
even langs de baan die in lange serpentines afdaalt in de vallei en dan stuurt
de GR-bewegwijzering me langs een steil pad naar beneden. Zoals Robert me aan
de telefoon heeft gezegd is het pad goed begaanbaar, maar bij regenweer lijkt
het mij niet zonder risico. Het uitzicht op de falaises en het dorpje beneden
is spectaculair. In het midden van de cirkelvormige vallei, in feite in het
centrum van een meander van de rivier Vis, ligt nog een heuvel met daarop een
kapel.
Cirque de Navacelles |
Cirque de Navacelles |
Begin van het pad voor de afdaling |
De Cirque de Navacelles is een toeristische trekpleister, maar
nu is het er doodstil. De souvenirwinkeltjes en de ruime parking laten
vermoeden dat het hier in het zomerseizoen niet zo rustig is. Ik vind de
Chambre d’Hôtes L’Ammonite achter de kerk, in een eeuwenoud gerestaureerd
gebouw. Robert heeft zich reeds goed geïnstalleerd in onze ruime kamer. De
uitbaters zijn een jong koppel: hij komt uit de Vogezen, zij uit Noord-Italië
en het is hun eerste seizoen hier. In het gezelschap van een Duits koppel
genieten we van een lekker diner met ondermeer risotto.
Chambre d'hôtes "L'Ammonite" |
Voor en tijdens het diner vernemen we dat er zeer slecht
weer op komst is: de "Cévenol" komt er aan en overmorgen wordt er zeer zware regen en wind voorspeld: “code
orange”, wat betekent dat het openbaar vervoer gedeeltelijk opgeschort wordt,
dat scholen gesloten zijn, enzovoort. Het ziet ernaar uit dat we onze tocht
niet tot het einde zullen kunnen voortzetten. Morgen (donderdag) zou het nog
goed zijn. We bespreken enkele mogelijke
alternatieven, ook rekening houdend met de knieproblemen van Robert. De
uitbater van de chambre d’hôtes kan Robert alvast morgen per auto naar Saint-Maurice-de-Navacelles
brengen wat hem een traject van 10 km langs een moeilijk pad met zware
beklimming bespaart. Vanuit onze volgende overnachtingsplaats Les Natges zullen
we vrijdag best proberen met auto- en openbaar vervoer in Lodève te geraken;
vandaar kunnen we verder met openbaar vervoer naar Montpellier. Gezien de
weersvoorspellingen is het niet mogelijk om de eerstvolgende dagen verder te
wandelen naar Saint-Guilhem-le-Désert dat – de naam laat het vermoeden – in een
zeer onherbergzaam gebied ligt. Jammer, maar tegen de natuurelementen moeten we niet
proberen op te tornen…
Geleidelijk daalt het tot ongeveer het niveau van de rivier. Langs de falaise ligt ook een kunstmatig aangelegd irrigatiekanaaltje.
Even voorbij Mas del Pont, een verlaten huis, dwingt de GR-bewegwijzering mij opnieuw tot een stevige klim: ongeveer 300 m om terug op het plateau te komen. Na ongeveer een uur, de nodige calorieën en een flinke dosis “volonté” kijk ik uit over de causse, ik moet enkel nog een hekje passeren.
Zaterdag 15 oktober
Montpellier - Gent
Gisterennamiddag is het weer geleidelijk opgeklaard. Ik kan dan ook droog naar het station wandelen en zoals voorzien stap ik op de TGV die om 8.56 u vertrekt; om 11.00 u stap ik over in Lyon en om 14.57 u sta ik op het perron van Brussel-Zuid. Ook het vervolg naar Gent verloopt zonder problemen.
Woensdag 12 oktober
Cirque de Navacelles – Les Natges (17,5 km)
Cirque de Navacelles – Les Natges (17,5 km)
’s Morgens twijfelt Robert nog of hij misschien toch zou
proberen het voorziene traject te stappen. Na een dag relatieve rust voelt hij
zich blijkbaar weer sterk. Maar ik raad hem absoluut af om het traject te voet
aan te vatten, gezien de moeilijkheidsgraad. Na afdaling van de trap geeft hij
me reeds gelijk… De patron zal hem per auto naar Saint-Maurice de Navacelles
brengen en vandaar kan hij te voet naar Les Natges gaan, een niet al te
moeilijk stuk.
Ik vertrek dus weer alleen. Net voorbij het kerkhof van het
dorpje begint de klim “en lacets” tot ongeveer de helft van de hoogte van de
gorge. Het uitzicht op het dorp en de falaises is spectaculair. Het pad volgt
gedurende ruim 9 km de Gorge de la Vis “en corniche”; het is bezaaid met losse
stenen en loopt soms vlak naast een loodrechte afgrond: concentratie is dus wel
vereist. Gelukkig is het droog; bij regen of stormachtig weer is dit zeker af
te raden.
Die heeft minder geluk gehad |
Geleidelijk daalt het tot ongeveer het niveau van de rivier. Langs de falaise ligt ook een kunstmatig aangelegd irrigatiekanaaltje.
Even voorbij Mas del Pont, een verlaten huis, dwingt de GR-bewegwijzering mij opnieuw tot een stevige klim: ongeveer 300 m om terug op het plateau te komen. Na ongeveer een uur, de nodige calorieën en een flinke dosis “volonté” kijk ik uit over de causse, ik moet enkel nog een hekje passeren.
Mas del Pont |
Ik maak gebruik van de verdiende rustpauze om te telefoneren
naar het Office du Tourisme du Larzac en, zoals ik met Robert heb afgesproken,
een bus te reserveren die ons morgen van Saint-Maurice-de-Navacelles naar
Lodève zou kunnen brengen; het is een soort belbus die enkel op aanvraag
bepaalde haltes aandoet. Ondertussen is Robert ook aan het stappen, we houden
telefonisch contact.
Na het dorp van Saint-Maurice stap ik opnieuw langs een mooi
pad met weidse uitzichten, ondermeer tot aan de Mont Aigoual.
Saint-Maurice-de-Navacelles |
Plots rinkelt mijn telefoon: Office du Tourisme aan de lijn,
met een minder aangename boodschap: gezien de ongunstige weersvoorspellingen
zal de belbus morgen niet uitrijden! We zullen dus op een andere manier in
Lodève moeten zien te komen… Voor mij is het belangrijk om via Lodève ten
laatste vrijdagavond in Montpellier te geraken, want zaterdagmorgen moet ik
daar mijn trein halen.
Via het gehucht Ranquas stap ik door naar Les Natges, door
bossen en langs enkele weiden. De lucht wordt stilaan bewolkt, het is windstil:
stilte voor de storm? Ik haast me een beetje om mijn bestemming te bereiken.
Wanneer ik er aankom is Robert er sinds een uurtje, het stappen is behoorlijk
gegaan.
We overleggen hoe we het vervolg kunnen organiseren.
Sylvain, de eigenaar van Les Natges, kan ons morgen in elk geval naar
Saint-Maurice brengen waar we normaal de bus hadden moeten nemen. Robert heeft
deze morgen nog met de patron van L’Ammonite afgesproken dat deze ons, indien
nodig, met de auto naar Lodève zou kunnen brengen; dit lijkt een zeer goede
oplossing. We moeten morgenvroeg telefoneren om concreet af te spreken.
Hopelijk lukt dit laatste, want er is hier slechts een zeer zwak gsm-bereik en
een vaste telefoon is er helemaal niet.
Op de boerderij worden Aubrac-koeien gekweekt, er zijn
ongeveer 150 dieren. Ze blijven het hele jaar door buiten en beschikken over in
totaal 2500 ha grond, weiden en bos. De boerderij heeft in het dorp een eigen
atelier om het vlees te versnijden en verpakken. Sylvain vertelt dat hij het
bedrijf rustig heeft kunnen opbouwen, zonder buitensporig veel te moeten
werken. Nu moeten de zonen harder werken: ze moeten in feite drie beroepen
uitoefenen om rond te komen: boer, slager en uitbater van chambre-d’hôtes.
We genieten van het lekker avondmaal en de stilte in de omgeving. Het is heel lichtjes beginnen regenen.
Uitzicht vanop het terras van Les Natges |
Er is nog mogelijkheid tot verdere renovatie... |
Donderdag 13 okober
Les Natges – Montpellier
Les Natges – Montpellier
Vannacht is het harder beginnen regenen en het water stroomt
onophoudelijk uit de grijze wolken. Het is niet echt aantrekkelijk om ver te
wandelen… Sylvain brengt ons naar Saint-Maurice waar we om 9.30 u hebben
afgesproken met de patron van L’Ammonite en deze brengt ons (voor een
bescheiden vergoeding) naar Lodève: prima oplossing, met dank aan de gastheren!
Het blijft de hele tijd regenen. We zien dat de beken reeds
goed gevuld zijn. De schoolbussen zijn afgeschaft, de meeste scholen blijven
gesloten. Bij dergelijk weer vreest men hier in de streek voor overstromingen
of kleine aardverschuivingen die een reëel gevaar voor het verkeer kunnen
betekenen.
In Lodève nemen we afscheid van onze chauffeur en haasten we
ons een café binnen. Het Office du Tourisme zou normaal al moeten open zijn,
maar gezien het slechte weer… Aan de vlakbij gelegen bushalte zien we wel dat
ik – indien alles goed gaat – om 11.05 u een bus kan nemen naar Montpellier,
Robert om 12.15 u naar Millau, wat voor hem het meest aangewezen is. Bij dit
onverwacht einde van onze randonnée nemen we, met spijt, afscheid in de
gietende regen.
Mijn bus komt aan met een lichte vertraging (oef!). Een dik half
uur later kruisen we de bus die richting Millau rijdt en ik stuur meteen een
sms naar Robert om hem gerust te stellen.
In Montpellier heb ik in Hôtel de la Comédie een kamer
gereserveerd voor de nacht van vrijdag op zaterdag. Dankzij het slechte weer
(!) zijn er enkele annulaties en kan ik er ook vandaag reeds terecht.
Anderhalve dag als toerist in Montpellier zal ik wel overleven, maar toch
jammer van het slechte weer! De hele namiddag en avond blijven de hemelsluizen
wijd open. Op televisie zijn beelden te zien van wild stromende rivieren en
enkele ondergelopen straten, ondermeer aan de rand van Montpellier.
Vrijdagnamiddag klaart het eindelijk op in Montpellier |
Zaterdag 15 oktober
Montpellier - Gent
Gisterennamiddag is het weer geleidelijk opgeklaard. Ik kan dan ook droog naar het station wandelen en zoals voorzien stap ik op de TGV die om 8.56 u vertrekt; om 11.00 u stap ik over in Lyon en om 14.57 u sta ik op het perron van Brussel-Zuid. Ook het vervolg naar Gent verloopt zonder problemen.
Nabeschouwingen en
praktische informatie
De Chemin de Saint-Guilhem-le-Désert leidt ons door een
gevarieerd landschap, met als belangrijk element de afwisseling tussen gorges
en causses. We stappen door een dunbevolkte streek, met geïsoleerde dorpen en
gehuchten, maar ook langs enkele toeristische trekpleisters: Gorges du Tarn,
Gorges de la Jonte, Meyrueis, Cirque de Navacelles. Het eindpunt
Saint-Guilhem-le-Désert hebben we nu niet kunnen bereiken wegens het slechte
weer, maar bij een vroegere tocht had het al de nodige indruk op mij gemaakt
(zie het verslag over de GR 653: http://johan-johannesblog.blogspot.be/2013/10/gr-653-via-tolosana-montpellier-le.html).
Deze thematische route volgt het traject van gedeelten van
bestaande GR-paden: GR 65, GR 6, GR 62, GR 60, GR 7 en GR 74. Tussen La
Canourgue en Meyrueis zijn er twee varianten mogelijk. De route is duidelijk
bewegwijzerd en beschreven in de topogids “Le Chemin de Saint-Guilhem-le-Désert”.
De kaartjes in deze gids zijn voldoende duidelijk om, samen met de
bewegwijzering, het pad zonder problemen te volgen.
Technisch gezien is de tocht niet moeilijk; enkel de soms
steile afdalingen en beklimmingen in de gorges vereisen de nodige stapvastheid,
evenals enkele passages langs steile afgronden waarbij men niet al te veel last
van hoogtevrees mag hebben. Bij regenweer is dan ook extra voorzichtigheid
geboden en wandelstokken zijn dan geen overbodige luxe. Het zijn ook deze
beklimmingen en afdalingen die telkens weer een stevige fysieke inspanning
vereisen; daarbuiten is het grootste deel van het traject eerder zacht klimmend
en dalend.
Wij hebben de tocht gedaan in oktober, met overwegend zonnig
en zacht weer; ’s nachts was het wel koud (rond het vriespunt). In volle zomer kan
het in deze streek zeer warm zijn; voor- en najaar zijn dus ideaal, behalve
wanneer de Cévenol er aankomt (zoals wij mochten ondervinden).
We hebben vrijwel geen doortrekkende wandelaars ontmoet. Enkel het
eerste stuk tussen Aumont-Aubrac en Aubrac (dat ik nu niet heb gewandeld) is
een onderdeel van de Compostelaroute Via Podiensis en als dusdanig altijd druk.
Veiligheidshalve hadden we alle overnachtingsplaatsen vooraf gereserveerd;
buiten het hoogseizoen zijn sommige gîtes en chambres-d’hôtes gesloten of ook
wel eens ingenomen door groepen.
Zowel Aumont-Aubrac als Banassac-la-Canourgue zijn per trein
en bus te bereiken, hetzij via Le Puy-en-Velay, hetzij via Millau. Maar
afschaffing van een trein kan natuurlijk, zoals ik mocht ervaren, de hele
planning in de war sturen en dan wordt het improviseren…