Pagina's

Camino del Norte


Donostia (San Sebastian) - San Vincente de la Barquera




Inleiding

De voorbije jaren heb ik enkele tochten gestapt samen met Robert, een Oostenrijkse vriend die dit (voorlopig?) fysiek niet meer aankan. Uiteindelijk heb ik besloten om dan maar nog eens alleen op stap te gaan. Andermaal heb ik gekozen voor één van de pelgrimswegen naar Santiago de Compostela, meer bepaald een deel van de Camino del Norte in Noord-Spanje. Mijn keuze voor een pelgrimsweg heeft te maken met het feit dat deze goed beschreven en bewegwijzerd is en dat er voldoende overnachtingsmogelijkheden zijn.

Ik was van plan om het traject van Bilbao naar Oviedo te stappen en op die manier de aansluiting te maken met de Camino Primitivo die ik in 2011 heb bewandeld (zie elders op deze blog: http://johan-johannesblog.blogspot.com/2011/06/testbericht-nr-2.html . Maar een eigenaardige samenloop van omstandigheden heeft me er anders doen over beslissen. Nadat ik mijn vliegtuigticket Brussel-Bilbao had geboekt zocht ik naar een geschikte overnachtingsplaats voor de eerste nacht. Op die dag bleek er echter niets betaalbaars te vinden in Bilbao: het was zaterdag 12 mei 2018, in het verlengde weekend van Hemelvaart en achteraf hoorde ik dat toen in Bilbao ook de finale van de Europabeker rugby werd gespeeld… Na enig zoek- en denkwerk besloot ik om in Donostia te vertrekken en te eindigen in San Vincente de la Barquera, na 13 dagetappes, zoals gepland.

Het “officiële” startpunt van de Camino del Norte is Irun, net over de Frans-Spaanse grens, dat vanuit België goed bereikbaar is per trein. De afstand Irun-Donostia wordt normaal afgelegd in één dag. Omwille van mijn oorspronkelijke planning ben ik per bus van het vliegveld van Bilbao naar Donostia gereisd en daar ’s anderendaags vertrokken.

Stadhuis van Donostia



Zondag 13 mei 2018
Donostia – Zarautz
21,10 km – 479 m klimmen – 440 m dalen

Ik heb overnacht in pension Kaia in het oude stadscentrum waar ik pas om 9.00 u kan ontbijten. Maar om 9.20 u trek ik daar de deur dicht en ga ik op stap. In tegenstelling met gisteren is het redelijk zonnig weer. Mijn Osmand-gps bewijst alvast goede diensten, want in de stad vind ik niet onmiddellijk een camino- of GR-signalisatie. Maar de weg is eenvoudig: volg de wandeldijk langs het strand van “La Concha”, op het einde van die esplanade duiken de eerste gele pijlen op en vanaf dan vormen ze een vrij duidelijke en betrouwbare wegwijzer.




De eerste kilometers na het verlaten van de badplaats zijn behoorlijk pittig: ik klim meteen ongeveer 300 meter, naar de Monte Igueldo en daarna gaat het terug in dalende lijn naar Orio. Het pad loopt langs weiden en door bossen, met geregeld een mooie uitkijk op de zee. Rond de middag neemt de bewolking toe en begint het licht te regenen; daarna klaart het terug op… of toch niet? Het is moeilijk om te beslissen: jas aan of uit? De afdaling naar Orio is al even pittig als de beklimming. Ik wandel langs een eeuwenoud pad met grote stenen waarin karrensporen zijn uitgesleten, die ook zeer glad kunnen zijn, evenals de modder ernaast: uitkijken dus!







Onderweg ontmoet ik Ad, een vijftiger uit Haarlem die aan zijn eerste stukje Camino begint. Verder tel ik een tiental stappers: enkele jongere vrouwen, een Iers koppel zestigers, een paar mannen van meer dan middelbare leeftijd. De meesten zijn allleen of in duo onderweg.
Orio is een gezellig stadje met heel wat 16-17e eeuwse huizen, mooi gerenoveerd, ook met beelden en gedenkplaten van kunstenaars of andere personaliteiten die er hebben gewoond. Ik drink er samen met Ad een koffie, daarna vertrekken we afzonderlijk. Halfweg het laatste stuk naar Zarautz, na een beklimming tussen de wijngaarden, haal ik hem terug in. We rusten samen even op een bankje, met prachtig uitzicht over de oceaan en de stad Zarautz.


Orio

Zicht op Zarautz


We wandelen samen tot het pension Lagunak waar ik heb gereserveerd en Ad kan er ook een kamer nemen. Het is 16.00 u en het restaurant zit vol families die hier duidelijk een communiefeest vieren. We arriveren op het hoogtepunt van het middagmaal… Na een lekkere douche rust ik wat en bekijk mijn tocht voor morgen. Dan ga ik even rondwandelen in de stad, maar het is koud (12°) en af en toe regent het flink. Een pintxo en een biertje bieden troost. Toevallig ben ik getuige van één of ander kinderfeest: een 20-tal kinderen rennen door een smalle voetgangersstraat, gewapend met (kartonnen) stokken, achternagezeten door evenveel andere kinderen met een stierenkop als masker: een imitatie van de corrida van Pamplona. Tussendoor worden enkele toeschouwers achter een arena-afsluiting belaagd door een namaakstier. Leuke activiteit!

Terug aan mijn pension rond 19.00 u zie ik de meeste gasten van het middagmaal het restaurant verlaten dat dan ook sluit. Ik krijg stilaan zin in een avondmaal en wandel tot aan de zeedijk. Ik vind gelukkig een café-restaurant dat open is (niet zo eenvoudig op zondagavond). Aan de bar, bij het bestellen van een drankje en een paar pintxos, raak ik aan de praat met een koppel waarvan de man afkomstig is uit Zarautz en de vrouw uit Duitsland; ze wonen samen in Zwitserland en zijn hier voor een communiefeest van een neefje. De barman is een Georgiër, om het internationaal plaatje te vervolledigen. Uiteindelijk kan ik genieten van een heerlijk stukje gebakken vis met sla en frietjes, met zicht op de woeste golven van de oceaan. Ik sluit de avond af met een koffie en een orujo in een café vlakbij mijn pension waar de televisie zoals altijd druk wordt bekeken, zeker bij een voetbalmatch. Op de 68e minuut is de stand tussen Levanto Valencia en Barcelona 5-3. Maar ik wacht niet op het einde van de match en vervolledig mijn dagverslag in de gezellige beschutting van mijn kamer in pension Lagunak.





Maandag 14 mei
Zarautz – Deba

21,30 km – 633 m klimmen – 635 m dalen

Ik heb met Ad afgesproken om rond 8.00 u samen te vertrekken. Een ontbijt moeten we buiten het pension zoeken, maar in een Spaans stadje is dit meestal geen probleem. Gisteravond heb ik op minder dan 100 m van ons pension twee koffiebars/patisserieën gezien die om 7.30 u openen. We eten de klassieke tostadas met confituur en drinken café con leche. De croissants en andere bekoorlijke koeken laat ik liggen. Rond 8.30 u zijn we klaar voor de tocht. Het dreigt even te regenen maar gelukkig wint de zon het. We hebben de keuze tussen het oude middeleeuws pad eventjes in het binnenland en een pad langs de kust, maar ook vlakbij de rijksweg. We kiezen voor het eerste en moeten meteen ongeveer 300 meter klimmen.
We passeren ondermeer de Ermita de Santa Barbara, in de 17e eeuw gebouwd op kosten van de vissers die, telkens ze een walvis konden vangen, een belangrijke gift deden, onder de vorm van walvisvet. We hebben geregeld ook een mooi uitzicht over de zee, terwijl we tussen de wijngaarden wandelen. De wijnranken zijn hier omhoog geleid langs draden zodat de druiven in de hoogte moeten worden geplukt. We passeren Getaria dat we in de diepte zien liggen en dalen daarna af naar Zumaia. In dit gezellige havenstadje drinken we rond 11.00 u een lekkere koffie op een terras waar ook andere pelgrims neerstrijken.


Getaria


Zumaia

Zumaia ligt aan de monding van een rivier, dus is het terug klimmen om het stadje te verlaten (on a descendu pour mieux remonter…). Ik houd nog even halt aan de Ermita van Arritokieta: een stemmige kapel met mooie kunstwerkjes.
En daarna is het verder klimmen naar Elorriaga, een gehucht met bar die echter gesloten is. Na de afdaling volgt uiteraard een nieuwe beklimming (on descend pour mieux remonter). Via modderige paadjes door het bos dalen we opnieuw af naar een brug over de autostrade om dan terug te klimmen naar Itziar. Op het pleintje voor de stoere kerk houd ik een appelpauze, Ad stapt verder. In de kerk is een mooi donker houten retabel te zien met een Mariabeeld in een verlichte nis.
De afdaling naar Deba is op het einde erg steil, via een eeuwenoud met stenen geplaveid pad dat nu gelukkig droog ligt. Ik passeer ook nog een kapelletje gewijd aan de (langs de Camino onvermijdelijke) Sint-Rochus.

Ermita de Arritokieta


Ermita de Arritokieta
Kerk van Itziar




Om 15.45 u arriveer ik in Deba en ik ga meteen naar de Officio de Turismo waar je vanaf 16.00 u kan inchecken voor de pelgrimsherberg. Ad is er al en ik tref hem in gesprek met Carlos, een zestiger uit Izegem. Na ons komen al snel nog een tiental stappers aan. We schrijven ons in, betalen 5 euro en krijgen de sleutel van de herberg, gevestigd in het treinstation én een ticket met vermelding van het nummer van het bed: geen discussie meer in de slaapzaal!

Na het gebruikelijke aankomstritueel (douche, kleren wassen, bed opmaken…) wandel ik nog wat rond in het rustige stadje aan de brede rivier. De imposante kerk is gesloten. In een café babbel ik nog wat met Carlos en schrijf dan mijn dagboek, met een half oog kijkend naar een stierengevecht op TV. Wanneer ik net aan tafel zit in het wellicht enige open restaurant komt ook Ad binnen en we eten samen het menu peregrino. En daarna is het stilaan tijd om ons gereserveerd bedje op te zoeken… 

Sint-Rochuskapel

Sint-Jacobsbeeld in voorgevel van de kerk van Deba


Station-pelgrimsherberg

Haventje van Deba

Dinsdag 15 mei
Deba – Markina-Xemein
23,00 km – 687 m klimmen – 644 m dalen

Ik ontbijt, zoals de meeste pelgrims, in het café tegenover de albergue. Daarna ga ik op mijn eentje op stap. Ik steek de brede rivier over en begin meteen aan de klim van ongeveer 300 meter naar de Ermita del Calvario. Het pad loopt door het bos, maar boven aan de kapel krijg ik een mooi uitzicht.

Ermita del Calvario

Diep in de vallei ligt Deba
Langs weiden en bossen gaat het dan in dalende lijn naar het dorpje Olatz dat mooi in een keteldal is gelegen. Na het dorpje stap ik nog een hele tijd langs een verharde weg, geleidelijk klimmend naar de berg Arno. De dunbevolkte streek is bebost, hier en daar is er gekapt. Hier steek ik ook de grens over van de provincie Guipuzcoa naar Vizcaya.








Voorbij de col van de Arno daal ik geleidelijk langs brede, gedeeltelijk verharde paden door het bos. Pas op het einde is er een steile afdaling van bijna 300 meter naar Markina-Xemein. Eenmaal beneden stap ik logischerwijze af op de monumentale kerk voor mij, maar dit blijkt de kerk van Xemein te zijn terwijl het klooster met de herberg in Markina liggen. Dankzij deze kleine omweg kom ik wel langs de kapel gewijd aan de aartsengel Michaël; zijn beeld staat in een nis onder een indrukwekkend hoge rots. De kapel is over de rots heen gebouwd.

Aartsengel Michaël onder de rots in de kapel
In het Convento del Carmen is een omvangrijke pelgrimsherberg ingericht. De opvang is strak maar efficiënt georganiseerd: wandelschoenen en –stokken moeten in de gang blijven, rugzakken worden opgeborgen in een kastje vlakbij de slaapzaal, er is een droogzwierder voor de was en er zijn drooglijnen op de binnenkoer. Op het bureau van de gastenbroeder die iedereen inschrijft staat een koffertje waar je een vrije bijdrage kan deponeren met ernaast de suggestieve boodschap: “We vragen een donativo, geen aalmoes”.

Kerk van het Convento del Carmen




Nadat ik ben geïnstalleerd ga ik een wandelingetje maken en vind ik een aangenaam plaatsje op een terras waar ik mijn dagboek wil bijwerken. Al gauw krijg ik het gezelschap van John, een 72-jarige Australiër die ook in de herberg verblijft. Hij heeft last van zijn knieën en heeft noodgedwongen vandaag een etappe per bus afgelegd. We eten samen in het café-restaurant dat, verrassend maar praktisch, de hele namiddag en avond maaltijden serveert.


In de herberg moet iedereen voor 22.00 u binnen zijn. De gastenbroeder komt op dat uur even in de slaapzaal, wenst iedereen een goedenacht en dooft de lichten. 



Woensdag 16 mei
Markina – Gernika
24,90 km – 651 m klimmen – 723 m dalen

Zoals gewoonlijk is er al beweging in de slaapzaal vanaf 5-6 uur. Om 7.00 u gaat het licht aan en komt de gastenbroeder melden dat we worden verondersteld om 8.00 u het pand te verlaten: buen camino!

Na een ontbijt in hetzelfde café van gisteravond verlaat ik het stadje. Aan een rondpunt bij een uitvalsweg neem ik toch een verkeerd pad, net zoals een andere stapper voor mij; het is altijd een risico iemand voor je zomaar te volgen… Met behulp van Osmand vind ik het juiste paadje, wat verborgen achter de oprit van een grote garage. Vanaf dan gaat het langs een beek richting Bolibar. De familie van de Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder Simon Bolivar was van hier afkomstig en dit wordt hier geëerd met een museum en een standbeeld.

Simon Bolivar


Plaza Simon Bolivar
Vanuit het dorp klimt een pad een 100-tal meter hoger naar het klooster van Zenaruza. Hier is ook een herberg, maar het zou wel zwaar geweest zijn om gisteren nog tot hier te komen. 

Klooster van Zenaruza

Klooster van Zenaruza

Verder gaat het door een bosrijke omgeving, wat klimmend en dalend, naar Munitibar waar, heel toepasselijk, ook een bar is. Ik houd er halt voor een café con leche en ook anderen strijken neer op het terrasje.


Daarna leidt de Camino mij vooral langs verharde wegen, door boerengehuchtjes in de heuvelachtige streek. Ik kom langs de monumentale Sint-Thomaskerk van Eleizalde die jammer genoeg gesloten is; achteraf zie ik op Google foto’s van het prachtige interieur.

Kerk van Eleizalde
Na het dorpje daal ik door het schaduwrijke bos af in de vallei wat mij onherroepelijk daarna een nieuwe beklimming oplevert. Het is ondertussen ook behoorlijk warm en ik ben blij wanneer ik vanop de heuveltop een licht briesje voel en in de verte de stad Gernika zie liggen. In de laatste kilometers voor de stad sturen de gele pijlen mij langs een onverhard paadje, parallel aan de verkeersweg die volgens Osmand de officiële route zou zijn; blijkbaar is hier een aanpassing in de goede zin doorgevoerd. Twee Duitse vrouwen komen me tegemoet, twijfelend en sakkerend over de aanduidingen in hun reisgids, maar ze volgen me uiteindelijk terug richting stad. Een beetje kaartlezen én Osmand zijn altijd nuttig!

Gernika
De stad zelf is vrij druk. Wanneer ik aankom bij het pension Akelarre waar ik heb gereserveerd blijk ik pas om 19.00 u te kunnen inchecken (het openingsuur van het wassalon er recht tegenover waar de uitbater twee functies tegelijk uitoefent, zo blijkt later). Ik maak van de nood een deugd en ga wat uitrusten op een terras op het centrale plein vlakbij. Ik raak er aan de praat met een koppel Ieren die hier reeds verschillende keren hebben verbleven en ook stukjes van de Camino hebben gewandeld. Nadat ik me heb geïnstalleerd in het pension ga ik nog iets eten, maar ik ben te moe om de stad uitgebreid te bezoeken. Ik heb trouwens een rustige kamer aan de achterzijde van het gebouw wat mijn noodzakelijke nachtrust ten goede komt!


Donderdag 17 mei
Gernika – Lezama
20,50 km – 530 m klimmen – 517 m dalen

Zoals gewoonlijk ontbijt ik in een nabijgelegen bar en daarna wandel ik rustig door het stadscentrum, ondermeer langs een standbeeld van de volkszanger José Maria Iparragirre, schrijver van het lied "Gernikako arbola". Ik wil toch nog even deze beroemde “Eik van Gernika” zien wat me na een vraag aan een inwoonster ook lukt; het bewegwijzerd pad loopt er trouwens langs. Deze eik, waarvan nu enkel de stam nog rest, bleef overeind tijdens het beruchte bombardement van 1937, tijdens de burgeroorlog. Traditioneel vergaderden hier sinds eeuwen de vertegenwoord!igers van de verschillende regio’s en hier werd ook recht gesproken. De Casa de Juntas bevindt zich hier nog steeds.























De eik van Gernika

Eens buiten de stad klimt het pad flink door bosrijk gebied naar de Alto de Morga, waar de open stukken een mooi uitzicht bieden over de wijde omgeving met weiden en bossen. In het gehucht Errigoiti verkoopt een oude vrouw drankjes en versnaperingen aan de passerende pelgrims: een aangename plek om even te verpozen en een babbeltje te slaan.





Even later stuit ik op enkele recente politieke slogans op muurtjes langs de weg: de Baskische kwestie is hier duidelijk nog sterk levend!





Hoofdzakelijk langs verharde wegen, gaat het daarna klimmend en dalend naar Goikolexea, Larrabetzu en Lezama. De meeste pelgrims overnachten in de herberg van Larrabetzu aangezien deze in Lezama nog niet open is.


Kerk van Goikolexea
Ik heb gereserveerd in het pension Madiran in Lezama; dit blijkt een mooie villa in een rustige residentiële wijk. Ik kan ter plaatse niet eten tenzij ik een maaltijd laat bezorgen (keuze tussen salades, pizza’s, paella…) wat eigenlijk wel een interessante mogelijkheid is. Maar ik ga toch maar op verkenning in het dorp waar enkele cafés en restaurantjes zijn. Alleen blijken sommige die dag gesloten en andere nog niet open… Navraag in de ene bar leidt me naar een andere bar waar ook sandwiches en kleine gerechten worden geserveerd. Een toast met krabsalade is alvast een goed voorgerechtje. Er blijken ook sandwiches met rundsvlees verkrijgbaar te zijn en de patron is bereid mij dit “en plato” met een salade klaar te maken. Met een wijntje erbij is mijn avondmaal compleet! 

Pension Madiran



Vrijdag 18 mei
Lezama – Bilbao
12 km – 341 m klimmen  - 458 m dalen
Bilbao – Portugalete
trein

In het pension kan ik gelukkig wel ontbijten: eens iets anders dan in een bar; ik laat het mij smaken.

Lezama ligt eigenlijk al aan de rand van de wijde agglomeratie van Bilbao. Rond de oude dorpskern zijn verschillende sociale woningblokken gebouwd die het tot een randstadsdorp hebben omgevormd. Het is ook het eindstation van een spoorlijn die behoort tot het voorstadsnetwerk en heeft aldus een goede verbinding met de stad. Maar het is ook een straatdorp langs de oude N-637 gebleven (parallel eraan loopt de nieuwe autostrade met hetzelfde nummer). De Camino leidt mij meteen een drietal kilometer langs deze rijksweg wat niet zo aangenaam is.

In Zamudio kan ik de drukke baan verlaten en na langs enkele bedrijven en via een brug over de autostrade gewandeld te zijn kom ik in een rustiger en beboste omgeving. Weliswaar steeds langs een verharde weg klim ik naar de Monte Avril. Daar is een picknickplaats en een recreatiepark en ik krijg er tussen de bomen door een mooi uitzicht op de stad Bilbao. Vanaf dan gaat het voortdurend bergafwaarts in een meer en meer stedelijke omgeving. Uiteindelijk kom ik in het oude centrum en passeer ik langs – hoe kan het anders – de Sint-Jacobskerk en het gelijknamige pleintje. 

Zicht op Bilbao
Ook hier een Sint-Jacobspleintje...

Ik heb mij voorgenomen om het traject vanuit Bilbao naar Portugalete (ruim 10 km langs de kortste weg) niet te voet  maar per trein af te leggen: het is weinig aantrekkelijk om door woonwijken en industriegebieden te wandelen.  Ik ben ook niet van plan om Bilbao nu uitgebreid te bezoeken: ik ben er al eens gedurende enkele dagen geweest en op het einde van mijn tocht kom ik er ook nog een dagje terug. Ik wandel wel een eind door het centrum en kan het niet nalaten om langs het Guggenheimmuseum en de befaamde spin van Louise Bourgeois te passeren. Tenslotte ga ik naar het station Abando waar ik de trein kan nemen naar Portugalete (lijn L2 naar Kabiezes).

De spin van Louise Bourgeois

Een half uurtje later stap ik uit in Portugalete, gelegen aan de “echte” monding van de ria van Bilbao. De stroom is hier vrij breed en wordt overbrugd door één van de meest unieke Europese bouwwerken: de “puente colgante”, gebouwd in 1893; de constructie werd vernietigd tijdens de burgeroorlog in 1937, maar heropgebouwd in 1941. Eigenlijk is dit geen brug, maar een kabelbaan: een grote gondel is met kabels opgehangen aan een metalen constructie over de stroom en wordt van de ene oever naar de andere getrokken; de constructie is hoog genoeg zodat schepen er onderdoor kunnen varen. De gondel biedt plaats aan een zestal personenwagens, enkele fietsen en motorfietsen en een flink aantal voetgangers.

Puente Colgante

Oprijden van de Puente Colgante

Ik heb een bed gereserveerd in Bide Ona, een typische stedelijke hostal voor rugzaktoeristen waar dus ook heel wat pelgrims neerstrijken. Ik tref er ondermeer Carlos uit Izegem die ik al een paar dagen niet meer had gezien. De herberg loopt trouwens helemaal vol in de vooravond.

Portugalete is zelf ook een vrij drukke stad behorend tot de agglomeratie van Bilbao. Ik breng de avond door op een terrasje en in een eenvoudig restaurant met zicht op de ria, tussendoor schrijvend aan mijn dagboek. Daarna geniet ik van een ontspannen nachtrust in de goedgevulde slaapzaal.


Zaterdag 19 mei
Portugalete – Castro-Urdiales
27,20 km – 380 m klimmen – 456 m dalen

Het is zonnig wanneer ik rond 8.30 u vertrek uit de albergue. De meeste pelgrims zijn reeds vertrokken, de stadstoeristen druppelen langzaam de ontbijtzaal binnen. Het ontbijt (3 euro) is in orde: koffie, tostadas, marmelade en boter, fruitsap, twee kleine croissantjes.

De stad uitwandelen is altijd een moeilijke karwei, maar hier valt het nog mee. De bewegwijzering is goed en al gauw kom ik via een paar rondepunten op een lange fiets- en voetgangersbrug over de autostrades. Op deze zaterdagmorgen zijn er veel fietsers op weg, in kleine groepjes of alleen; velen groeten met “buon camino” wanneer ze mij passeren. 





Elk zijn strook: koeien, fietsers, voetgangers en achter de muur de auto's

Ik wandel even samen met Siel, een dertiger uit Bremen; hij is vertrokken vanuit Irun en hoopt Santiago te bereiken. Aan de Playa de La Arena verlaten we mekaar: ik drink een café con leche op de dijk, de verleiding is te groot na 2.30 u flink doorstappen!



Pad naar Pobena

Via een houten pad over het strand en een bruggetje bereik ik Pobena: een kleine badplaats aan de monding van een rivier. Door de vele geparkeerde auto’s zie ik de gele pijlen naar het vervolg van het kustpad niet, maar Osmand zet me terug op de goede weg: even terugkeren (zoniet volgde ik het fietspad langs de baan), een stevige klim via een trap tussen dicht struikgewas en dan bereik ik een prachtig kustpad met permanent uitzicht over de zee.









Ik steek de grens tussen Vizcaya en Cantabria over; via een mooie picknickplaats en wat sluipweggetjes onder de autostrade kom ik in Onton. Hier kies ik voor de “korte weg” (aldus aangeduid) langs de N-634 richting Castro-Urdiales. Het is even op de tanden bijten om bij dit zonnige weer, op het middaguur, langs deze drukke verkeersweg te stappen, maar het alternatief is 7 km langer.


Onton



Niet echt voor voetgangers...
In Miono merk ik dat ik een afslag heb gemist die me opnieuw naar het kustpad zou brengen. Osmand zet mij andermaal terug op het goede spoor: ik moet wel 500 m terugkeren, nu klimmend langs de drukke verkeersweg. Ik stapte straks mooi langs de linkerkant van de weg en merkte het gele pijltje aan de rechterkant niet op… Ik kom terug op het kustpad en zie Castro-Urdiales in de verte liggen. Maar het gaat opnieuw mis: even voor de oude laadinstallatie op de rotsen langs de kust wijst een wandelaar mij erop dat het pad verder onderbroken is wegens werken en dat ik even moet terugkeren om een alternatieve route te nemen. Ik stap nog even door tot aan de wegversperring aan het tunneltje en keer dan, na enkele foto’s, terug. Osmand vertelt me fijntjes dat ik een alternatief pad had moeten nemen, vlakbij het laatste restaurant dat ik ben gepasseerd; ook daar heb ik de gele pijl niet gezien, afgeleid door het reclamebord met “Carnes y pescados a la plancha”… of was het door de carnes a la playa? Een steil klimmend paadje leidt me tussen het groen naar een breder pad boven de klippen: prachtig uitzicht over de zee en het naderende Castro-Urdiales.


Oude laadinstallatie voor mineralen uit de mijnen in de omgeving 
Zoek de gele pijl...






Castro-Urdiales


Om 16.00 u kan ik mezelf trakteren op een frisse pint op de zonnige wandeldijk.

Ik ben tevreden met mijn reservatie in hotel Catamaran: een rustige kamer met alle comfort, toch een verademing na een nachtje in een volle slaapzaal in de albergue waar je alles in een locker moet opbergen. Mijn T-shirt en onderbroek hangen fris gewassen te drogen op het balkonnetje en mijn schoenen kunnen eens goed verluchten!

Dit drukbezochte badstadje is mooi gelegen en heeft een indrukwekkende kerk op de rotsige kust. Het is druk op deze mooie zaterdagavond, de cafeetjes en restaurants doen goede zaken. Ik geniet van een menu especial (20 euro, wijn inbegrepen):
- een portie eendenmosselen (percebes), moeilijk om te eten, maar lekker
- bacalau a la Vizcaya (met tomatensaus)
-  een stuk noten- en chocoladetaart
In het restaurant doe ik nog een babbel met een koppel uit Seatle dat ik onderweg al een paar keren heb ontmoet. Dit is rustiger dan de drukke conversaties in sommige albergues…


Kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart


Zondag 20 mei
Castro-Urdiales – Liendo
24,30 km – 406 m klimmen – 481 m dalen

Ik heb goed geslapen in het rustige hotel Catamaran, gelegen op de vijfde verdieping van een flatgebouw. Om 8.00 u ga ik op stap, op zoek naar een ontbijt. Op deze zondagmorgen is het nog stil in de stad, maar aan de wandeldijk is toch al een café open. Ik eet er een soort croque-monsieur en een chocoladekoek, drink vers fruitsap, een café con leche en nog een cola: klaar voor de tocht!

Het weer is zonnig en ik wandel langs de Playa de Ostende: een omweggetje, maar ik heb de naam op de kaart gezien en dit mag ik toch niet missen. Het blijkt in feite het mooiste stuk strand van de stad. Ik zie zelfs een huis “Villa de Ostende” en later een plantenbedrijf met die naam.





Eens de stad uit loop ik wat meer in het binnenland, langs een paar dorpjes. Ik ontmoet een schaapherder met zijn kudde. Later kom ik via een bospaadje op een hooggelegen pad langs de kust. Prachtig uitzicht over de zee met haar rotsachtige kust.







Na Islares kom ik opnieuw op de N-634 en dit is minder mooi. Langs deze drukke rijksweg stap ik een tijdje links van de baan, in een betonnen goot tussen de vangrail en de rotswand die bekleed is met metalen netten om vallende stenen tegen te houden: niet echt comfortabel. Even verder steek ik de weg over en kan ik op een graspad achter de vangrail stappen. Voor de talrijke fietsers (het is zondagvoormiddag!) is het nog gevaarlijker: zij rijden gewoon op de baan.



Ik ben blij wanneer ik onder het autostradeviaduct een klein weggetje kan nemen richting El Pontaron de Guriezo. Ik wil het traject via La Magdalena volgen; daarvoor moet ik na Rioseco de baan rechtdoor nemen in plaats van rechtsaf te slaan. De bewegwijzering verschaft weinig of geen informatie over de alternatieve wegen, Osmand toont me beide trajecten. In La Magdalena verpoos ik onder de galerij van de mooie kerk. Wanneer ik daarna terug vertrek sturen de gele pijlen me langs een asfaltweg rechtsaf, net voor de kerk, terwijl op de Osmandkaart het pad rechtsaf slaat nà de kerk. Ik volg uiteindelijk Osmand maar word er tot tweemaal toe door lokale bewoners op gewezen dat de Camino wel degelijk de andere weg neemt. Op mijn vraag of het Osmandpad ook mogelijk is wordt bevestigend geantwoord maar het zou moeilijker zijn. Ik volhard in mijn koppigheid en ondervind de moeilijkheidsgraad: het pad klimt steil door een mooi eucalyptusbos en tot overmaat van ramp is het vanaf een bepaald punt helemaal omgewoeld door bosbouwmachines. Osmand blijft me de juiste weg tonen, maar ik ben opgelucht wanneer ik boven op een col uit het bos kom en de bewegwijzering terugvind op een pad dat nu samenloopt met het mijne. Wellicht maakt de huidige Camino hier een omweg, maar klimt hij minder steil (en al zeker niet langs een omgewoeld pad…). 

La Magdalena


Ik stap nu langs een breed pad met uitzicht over de omringende rotsachtige bergen die er hier reeds ruwer uitzien dan gisteren. Roofvogels zweven rond de toppen. In de verte zie ik nog twee stappers; het blijken de Duitse vrouwen te zijn die ik reeds eerder ontmoette.



Vanaf nu gaat het hoofdzakelijk in dalende lijn, via asfaltwegen door enkele gehuchten, richting Liendo dat ik reeds van ver zie liggen met zijn opvallend grote kerk. De totale afstand (iets meer dan 24 km is beduidend korter dan de voorziene 31 km zoals in mijn wandelgids aangegeven. Om 15.30 u arriveer ik in de albergue die reeds halfvol is en tegen 17.00 u helemaal vol. Onfortuinlijke laatkomers kunnen nog de bus nemen naar Laredo (6 km verder).

Liendo
Ik ben andermaal blij te kunnen douchen, wat kleren te wassen en te drogen in de zon en zachte wind. Ik vervolledig mijn dagboek op een terrasje met een fris biertje. En ’s avonds ga ik eten in het enige restaurant dat deze zondag open is: vanaf 19.30 u kan je er terecht voor een menu peregrino. Ik kies voor de klassieke ensalada mista (sla, tomaten, tonijn), gebraden kippenlapjes met patatas fritas en een ijsje als dessert; prijs 11 euro, wijn inbegrepen. Op het gazon voor de albergue zitten nog steeds een aantal jongeren te genieten van de avondlucht, maar ik zoek mijn bed op…


Maandag 21 mei
Liendo – Noja
21,70 km – 242 m klimmen – 280 m dalen

Zoals bleek uit navraag gisteravond is de bar naast de supermarkt reeds om 7.30 u open. Ik ontbijt er met vers geperst fruitsap, een pintxo (broodje met kip en sla), een stuk chocolade-notentaart en een café con leche; om alles door te spoelen drink ik ook nog maar een frisse cola. En om 8.12 u ga ik op stap, zoals de meesten die hier in deze bar zijn neergestreken.

De bewegwijzering van de Camino stuurt me opnieuw in een andere richting dan Osmand: blijkbaar worden de routes hier geregeld gewijzigd. Ik volg de gele pijlen en check ondertussen ook mijn positie op de Osmandkaart. Op het eerste gezicht maak ik een omweg maar later blijkt dit nog mee te vallen. Ik ga langs de baan via Iseca Vieja in noordoostelijke richting om na Isequilla in noordwestelijke richting af te buigen. Daar loopt een pad door het bos, klimmend van ongeveer 60 meter naar 250 meter. Dat biedt meteen een indrukwekkend uitzicht over de kustlijn. Ik loop nu bovenop de klippen en daal dan vrij steil af richting Laredo.








In Laredo loop ik door de verrassend smalle straatjes van het oude centrum en bezoek de Santa Mariakerk. Deze is opgetrokken in vroeg-gotische stijl en omvat, na verbouwingen, vijf beuken; ze is echter ingebouwd in het oude stadscentrum en daardoor weinig “zichtbaar”.

In het oude centrum van Laredo
Santa Mariakerk
Alweer Sint-Rochus

Daarna stap ik door het meer recente stadsdeel naar de wandeldijk. Laredo is duidelijk een hedendaagse drukke badplaats. Helemaal op het einde van de esplanade kom ik, via een smallere weg, op het uiterste punt van het schiereiland waar de overzetboot naar Santona vertrekt. Het is even zoeken: de wegwijzer stuurt me het strand op waar weliswaar een knuppelpad ligt, maar geen aanlegplaats is; 100 meter naar links is een steiger van de jachtclub. Navraag bij enkele strandgasten leert me dat het bootje gewoon op het strand de passagiers oppikt. En zo geschiedt even later: via een loopplank en met droge voeten klim ik in het bootje; prijs van de overtocht: 2 euro.



Overzetboot naar Santona

In Santona leggen we aan op een iets drukkere plaats. Het is middag en ik verpoos even op een zonnig terras, met een frisse cola en een pintxo: broodje met hesp en ansjovis. Daarna doorkruis ik het drukke badstadje en stap alweer langs een verkeersweg richting Berria, om via de kustroute naar Noja te gaan; een alternatieve weg loopt iets meer in het binnenland.

Een lekker hapje

Net voorbij het strand van Berria word ik een steil klimmend pad opgestuurd, tussen lage begroeiïng, aanvankelijk door het zand, daarna wordt het pad meer rotsachtig. In de volle zon klauter ik ongeveer 70 meter steil naar boven: het lijkt niet veel, maar het is best hard, zo zie ik ook aan de andere pelgrims die stilaan voorbijkomen wanneer ik even rust. Maar het uitzicht is fenomenaal; het pad is wel af te raden bij regenweer, zeker voor de even steile afdaling naar het strand van Noja dat uitnodigend in de diepte ligt. Uiteindelijk stap ik een heel eind op het brede strand (op het vochtige harde gedeelte) om dan af te buigen naar de verharde weg die me naar het stadje leidt. Ik moet immers nog het bruggetje over de smalle riviermonding oversteken.

Van Berria naar Noja
Strand van Noja

De beloning voor de geleverde inspanning wacht me omstreeks 15.30 u op het terras van hotel La Casona, in de vorm van een ijskoude halve liter cerveza met lekkere olijfjes; een heerlijke douche vervolledigt de beloning.


Noja is een dichtbebouwde badplaats met een imposante gotische kerk. De meeste appartementen zien er met hun gesloten luiken nu nogal troosteloos uit en er is weinig volk op de terrasjes. Ik kan reeds om 19.00 u eten en neem een eenvoudig menu:
  • schelpjes met witte bonen, blijkbaar een variant van cassoulet : een dikke witte bonensoep met schelpjes in plaats van vlees
  • gebakken dorade
  • appeltaart

Om dit alles te verteren maak ik nog een wandeling langs de dijk, genietend  van de ondergaande zon.

Kerk van Noja



Dinsdag 22 mei
Noja – Santander
27 km – 302 m klimmen – 309 m dalen

Om 8.00 u is de bar van La Casona nog dicht, maar een paar andere op het plein gaan open. Ik houd het bij een croissant en toast met confituur, koffie en fruitsap. De enkele voorradige pintxos zijn nogal zwaar (tortillas).

De Camino leidt mij langs rustige, maar steeds verharde wegen, langs kleine dorpjes door een landbouwstreek. Na Bareyo kan ik kiezen om via Guëmes te gaan waar een herberg is die blijkbaar, volgens de boekjes, befaamd is om zijn geïnspireerde en bezielde uitbater en dito sfeer, maar ik neem de kortere weg naar Galizano. Ik ontmoet verschillende pelgrims, bekende (het koppel uit Seatle) en minder bekende (veel Duitsers). Eventjes raak ik aan de praat met een Italiaan die echter niets anders dan Italiaans spreekt en ik zeg dat ik uit Belgica kom, je weet wel… regina Paola! Zijn snel antwoord, linkervuist omhoog: “Vive la révolution française!”. We moeten allebei lachen en nemen afscheid: buon camino!

San Miguel de Meruelo




In de Sint-Vincentiuskerk van Bareyo is ook Sint-Rochus aanwezig!
In Galizano komt de zee terug in zicht en ik neem de langere weg via de stranden van Galizano en Langre, al was het maar om de eindeloze asfaltwegen te vermijden. Het pad loop te hele tijd boven op de klippen, aan de rand van omgeploegde akkers, op een paar meter van de steile afgrond, zonder enige afsluiting. Er is geen beschutting tegen de felle zon wat het uiteindelijk nog vrij lastig maakt, maar er waait een licht briesje en het uitzicht is prachtig. Af en toe passeer ik een toegangspaadje tot een strand in een baai. Hier en daar zijn surfers actief.






Bij het naderen van Somo moet ikzelf ook afdalen naar het strand en door het zand ploeteren, gelukkig niet lang. Ik ben uiteindelijk blij wanneer ik terug op de verharde weg kom en rond 16.30 u bereik ik de aanlegsteiger van de overzetboot van Somo naar Santander (enkel voor fietsers en voetgangers). Even na 17.00 u vertrekt het volle bootje om na een tussenstop in Pedrena een half uur later aan te leggen in Santander.

Strand van Somo
Overzetboot naar Santander
Ik hoef niet ver te stappen langs de drukke havenboulevard naar het Central Hostal waar ik heb gereserveerd, vlakbij het trein- en busstation. Het is terug een typisch stedelijke hostal waar vooral jongeren neerstrijken en druk bezig zijn op hun smartphones en tablets, in alle stilte, dus het is er vrij rustig. Morgen wacht me een tocht van 34 kilometer naar Requejada waar een kleine herberg is zonder reserveringsmogelijkheid. Mijn ervaring met de warmte van vandaag, in combinatie met de afstand ontmoedigt me wat, zeker met het vooruitzicht om de eerste 10 kilometer door een stedelijke en industriële omgeving te moeten stappen. Een beetje opzoekingswerk (Osmand en Google) levert mij een prima oplossing: ik kan de trein nemen tot Santa Cruz de Bezana (9 kilometer) en vanaf daar verder stappen. Bij navraag in het station krijg ik bevestiging van deze mogelijkheid, met informatie over de uurregeling. Opgelucht ga ik nog wat fruit kopen en lekker eten op de boulevard, waar het moeilijk kiezen is. Om 20.30 u kan ik als eerste gast op het aangenaam terras van een restaurant eten: gefrituurde calamares (maar dan met meer inktvis dan deeg) en een arroz marinera, met diverse stukjes vis, schelpjes en scampi. Het is toch al 23.00 u wanneer ik tussen de lakens kruip.

Arroz marinera



Woensdag 23 mei
Santander – Santa Cruz de Bezana
trein
Santa Cruz de Bezana – Requejada
23,40 km – 255 m klimmen – 281 m dalen 

Wellicht tot ongenoegen van mijn kamergenoten word ik om 7.15 u gewekt door een kort muziekje op mijn telefoon. Met zo weinig mogelijk licht en lawaai kleed ik me aan en stop ik mijn spullen in mijn rugzak. In de pelgrimsherbergen maak ik geregeld hetzelfde mee op een vroeger uur, maar dan ben ik degene die nog in bed blijft liggen. In de gemeenschappelijke ruimte herschik ik mijn rugzak zoals het hoort en ontbijt ik samen met nog een paar vroege vogels. Om 8.30 u kan ik reeds de trein nemen en een kwartier later stap ik uit in Santa Cruz de Bezana. Het traject van een tiental kilometer lijkt me inderdaad niet aantrekkelijk om door te wandelen: woonwijken en industriegebied.

Bezana is een randstedelijk dorp met nog vrij dichte bewoning. Ik ben getuige van het doordeweekse leven op dit uur: de drukte van kinderen die naar school worden gebracht, te voet, met de auto of de bus. Even later wandel ik langs rustige, maar steeds geasfalteerde weggetjes tussen de velden. Ik moet echter ook de op- en afritten van de autosnelweg trotseren.


In Boo de Pielagos hoor ik van andere (Franse) stappers dat je hier de trein kan nemen tot Mogro (één station verder) om de ria over te steken. Op die manier kan je een omweg van 10 kilometer vermijden. Ik ben er nu echter op voorbereid om de totale afstand te stappen… Een lokale inwoner moedigt me aan om een ander alternatief te kiezen en te voet via de spoorwegbrug over te steken, wat verboden is, maar volgens hem niet gevaarlijk. Uit zijn argumentatie begrijp ik een flinke dosis kritiek op de overheid die allerlei grote projecten plant, maar simpele oplossingen niet wil realiseren. In de middeleeuwen staken de pelgrims hier de rivier over in een bootje... Uiteindelijk stap ik via de bewegwijzerde weg, vastbesloten om niet de verboden weg te kiezen. Het is inderdaad een flink eind stappen tot Puentearce (ongeveer 6 kilometer) en dan aan de overkant van de rivier ongeveer 4 kilometer terug naar Mogro. Vanop een afstand zie ik de spoorwegbrug liggen en ik passeer ook onder de autostrade die hier eveneens de rivier overbrugt. Het is inderdaad frustrerend dat men aan geen van beide constructies een voetgangers- en fietsersbrug heeft gehangen. Enfin: la meta es el camino (het doel is de weg…).

De spoorwegbrug: niet voor voetgangers...
De autostrade: ook niet voor voetgangers...
Puentearce: kijken vanop de nieuwe naar de oude brug

De Camino blijft over asfalt lopen en het is warm. In Mogro bezoek ik nog even de kapel van de Virgen del Monte waar een grote groep kinderen duidelijk repetitie heeft voor het communiefeest. Verder maakt een lokale boer mij en twee andere stappers nog duidelijk dat het mogelijk is de weg flink in te korten door via Barcena de Cudon te stappen en niet langs Cudon zoals de bewegwijzering aangeeft. Dankzij Osmand zie ik ook de logica van deze weg en kan ik hem ook nemen zonder risico om verloren te lopen. In het dorpje Mar duiken trouwens terug Caminowegwijzers op die deze alternatieve route bekrachtigen. Het valt op hoe hier allerlei varianten mogelijk zijn, al dan niet bewegwijzerd, maar duidelijke informatie hierover is op het terrein niet te vinden: plots zie je gele pijlen een andere richting uitgaan, zonder uitleg.

De zee is niet ver weg

Om 15.30 u kom ik reeds aan in Requejada, maar ik ben er niet rouwig om. Mijn voeten doen pijn door het vele asfalt. Tegen mijn verwachtingen in is Requejada een vrij groot dorp met veel nieuwbouw en wat industrie in de omgeving, gelegen langs de drukke verkeersweg N-611. Er is trouwens ook een station waar de treinen uit Santander aankomen; het is jammer dat mijn gids over de Camino del Norte dit soort informatie (openbaar vervoer) niet vermeldt.

De herberg is vrij eenvoudig maar goed ingericht: twee slaapzalen met elk zes bedden en een gemeenschappelijke ruimte met ijskast en microgolf. Er is bovendien een ruim aangenaam terras met droogrek voor de was. Aanmelden moet je doen in het café del Puerto, er recht tegenover, waar je ook kan eten. Meer moet dat niet zijn. Ik ben de eerste gast; even later komt een groepje van zes Italianen. Ik heb een slaapzaal voor mij alleen… maar dat blijft niet duren: terwijl ik rond 20.00 u aan het eten ben komen nog drie Nederlandse vrouwen aan; in de andere (kleine) herberg in Requejada was geen plaats meer. En even later komt nog een jongeman aan die duidelijk geen pelgrim is, maar toch een bedje krijgt.


Zowel ’s namiddags als ’s avonds is de sfeer in het café zeer luidruchtig. Een aantal mannen zitten te kaarten en met grimmige gezichten wordt luid commentaar geleverd. En uiteraard staat de televisie aan (meestal een voetbalmatch maar ook nieuwsberichten). Op het terras gaat het er al even luid aan toe en daar krijg je er nog de sigarettenrook bij. Maar in de pelgrimsherberg is het gelukkig rustig.




Donderdag 24 mei
Requejada – Cobreces
20,20 km – 420 m klimmen – 334 m dalen

Rond 7.30 u sta ik als eerste op in onze kamer. De kleren die ik gisteren heb gewassen zijn nog niet droog, dus hang ik een T-shirt en kousen op mijn rugzak. Ik ontbijt in het café waar reeds een aantal stamgasten van gisteren ook koffie drinken.

Rond 8.30 u vertrek ik langs de drukke verkeersweg, richting Barreda: 3,50 km grotendeels langs het industrieel complex van Solvay dat dampend en rokend de omgeving overheerst. Op twee koeltorens staat in grote letters “agua” geafficheerd, maar de geuren laten vermoeden dat hier toch ook andere stoffen in de lucht hangen. Het is in elk geval geen aangenaam uitzicht wanneer je hier woont, hetzij in de oude uitgeleefde woningen, hetzij in de meer recente woonblokken.

Solvay
Solvay

Pas voorbij Barreda, langs een rustige secundaire weg, is het aangenamer wandelen. De geur in de lucht wordt nu eerder bepaald door de mest die over de velden is geloosd, maar de hemel boven Solvay oogt nog altijd somber. Voor mij kan ik de wijde ruimte van de zee vermoeden, maar ik krijg ze nog niet te zien. Ik sla nog een praatje met een Frans koppel dat ik al eerder heb ontmoet. Zij foeteren ook op de onaangename omgeving van deze morgen en uiten hun ongenoegen over de lange stukken camino over verharde wegen. Gisteren ging het de hele dag over verharde wegen, vandaag klaarblijkelijk ook. Wellicht willen de landbouwers hier geen wandelpaden door hun velden, misschien zijn ook alle oude paden verkeerswegen geworden…


Even later kom ik, eigenlijk vrij onverwacht, aan in Santillana del Mar. Het oude stadje ligt, van hieruit, een beetje verborgen in de vallei; het ligt ook niet onmiddellijk aan de zee. De sfeer is er middeleeuws, maar dan omgebouwd tot toeristisch pretpark waar restaurantjes en allerlei winkeltjes overheersen. Nu is het er nog aangenaam wandelen, maar vermoedelijk is het in juli-augustus wel anders, rekening houdend met de nabijheid van de kust. Ik eet een pintxo (tomaat met ansjovis en pepertje op toast), drink een frisse cola en ga terug op stap. Ik klim het stadje uit en wandel terug tussen de velden en door kleine gehuchten of dorpen. Af en toe krijg ik de zee te zien, maar dan in de verte.

Santillana del Mar
Santillana del Mar

Na Orena stap ik in een weids akkerlandschap naar de kerk van San Pedro die vanop een heuveltop de omgeving beheerst. Wanneer ik er aankom en een uitgebreide pauze neem is de kerk gesloten, maar om 13.00 u komt een jongeman aan die meteen het hek opent en de aanwezigen (de Italianen uit de herberg in Requejada en ikzelf) trakteert op een frisse limonade; we worden uitgenodigd om onze credencial te laten afstempelen (en ondertussen een donativo te deponeren in het schaaltje). Hij geeft wat uitleg over de oude doopvont (11e eeuw) waarvan de basis een oude molensteen is en nodigt de liefhebbers uit voor een bezoek aan de toren.

Kerk van San Pedro
Doopvont in de kerk van San Pedro

Ik zet mijn tocht verder: ik schat nog een tweetal uren nodig te hebben tot Cobreces, maar het zijn de warmste uren van de dag en de atmosfeer is drukkend. Steeds via kronkelende asfaltweggetjes – ik moet wel nog een drukke weg via een brug oversteken – kom ik in San Martin de Ciguenza. De kerk staat een beetje verborgen tussen de bomen, maar is anderzijds van een omvang buiten proportie voor de omgeving. Ze is gebouwd in de 18e eeuw op kosten van een zekere Don Juan Antonio Taglo Bracho die van hieruit geëmigreerd was naar Peru en daar fortuin had gemaakt; de stijl wordt omschreven als “koloniale barok”. Jammer genoeg is ze gesloten. Een paar honderd meter verder passeer ik langs een charmant kapelletje zoals er hier wel meer te zien zijn.

San Martin de Ciguenza

Al bij al ben ik blij wanneer ik reeds om 15.15 u de herberg Pino bereik waar ik heb gereserveerd. Hij ligt langs de baan, maar heeft aan de achterzijde een terras met uitzicht over de weiden en de zee, een paar kilometer noordwaarts. De accommodatie is zeer verzorgd: lakens en badhanddoek zijn inbegrepen. Ik neem een verkwikkende douche en was wat kleren die ik kan droogzwieren en aan de waslijn hangen: wind en zon doen hopelijk de rest. Voor een biertje op een terras en ook om te eten moet ik 500 meter stappen, maar dat heb ik er wel voor over. Ik breng de tijd door met het bijwerken van mijn dagboek en een wandeling door het dorp. Er is een monumentale kerk en vlakbij ook een Cisterziënzerabdij. Beide gebouwen verstoren de proporties van het dorp enigszins dat daardoor wel een apart karakter krijgt. Tegenover het café is blijkbaar nog een albergue waar heel wat pelgrims neerstrijken en vervolgens in het café komen eten. Ik raak aan de praat met twee Fransen en we eten samen. Ik eet opnieuw vis (dorade) en naar goede Franse gewoonte een portie kaas na: een droge geitenkaas en een jonge abdijkaas, beide van de streek. Daarna wacht me nog een verkwikkende wandeling naar de herberg. Het begint net te regenen, maar wanneer ik aankom heeft de hospitalera gelukkig mijn gedroogde was binnengehaald: oef! En dan is het stilaan tijd om te slapen… 


Uitzicht vanop het terras van de herberg Pino

Kerk van Cobreces

Cisterziënzerabdij

Vrijdag 25 mei
Cobreces – San Vincente de la Barquera
22,95 km – 392 m klimmen – 469 m dalen

Het heeft vannacht nog wat geregend en wanneer ik opsta is de lucht bewolkt en mistig. Na het verzorgd ontbijt (fruitsap, fruit, koffie, brood, confituur, yoghurt) maak ik me klaar om te vertrekken. Wanneer ik op kousenvoeten mijn schoenen wil halen die op het terras staan (op een beschut rekje) komt de hospitalera mij ter hulp: het is nog nat op het terras… Het zijn de kleine dingen die het doen!

Ik stap terug door het dorp, voorbij de kerk en het klooster, even langs de grote weg en dan langs kleine weggetjes. In Ruiloba kom ik in het gehucht La Iglesia: de naam spreekt voor zich, de kerk domineert (opnieuw!) de omgeving. Maar mijn verbazing over de bouwstijl en de gebouwen neemt nog toe wanneer ik achter de kerk een weggetje insla dat tussen hoge stenen muren loopt en uitgeeft op een ander weggetje dat op dezelfde manier is afgeboord. Ik waan me in de middeleeuwen en vraag me af welke tuinen en hovingen deze muren moesten beschermen.

La Iglesia





Even verder in het gehucht Pando kom ik andermaal aan een kapel van Sint-Rochus die hier wel zijn verering moet delen met Sint-Sebastiaan. 

Sint-Rochuskapel in Pando

Sint-Rochus en Sint-Sebastiaan
Nog wat later passeer ik door Concha, een gehucht opzij van de hoofdweg dat blijkbaar een restant is van een 19e-eeuws aandoende woonkern. De huizen zijn duidelijk gerenoveerd en doen denken aan een “cité”.

Concha

Bij het naderen van Comillas krijg ik terug de zee te zien, niet voor lang, want de Camino gaat door het oude stadscentrum. Het is bijna middag en de verleiding om even te pauzeren op een terrasje is te groot. Even later komt trouwens ook Eva uit Tübingen (en uit de herberg Pino) aan, alsook een Duits koppel dat ik al geregeld heb gezien. De verrassend charmante stad heeft ook een aantal indrukwekkende palazzo-achtige gebouwen op de heuvelkammen, allicht met uitzicht op zee; een aantal daarvan zijn gebouwd door Antonio Lopez die in de 19e eeuw emigreerde naar Cuba, daar fortuin maakte en daarna zijn geboortestad verfraaide.

Comillas
Comillas
De Camino leidt me langs de hoofdweg, gelukkig via een afgescheiden voetpad, naar een riviermonding. Na de oversteek mis ik even een afslag, maar dankzij Osmand raak ik terug op het juiste pad zonder een te grote omweg. Ik nader stilaan mijn einddoel. In La Revilla passeer ik langs een groot golfterrein en daarna krijg ik terug een weids zicht op de zee, met de monding van de twee rivieren nabij San Vincente. Over de eerste rivier loopt een lange, oorspronkelijk middeleeuwse brug met 28 bogen; ik wandel erover en kom aan in het gezellige haven- en badstadje, met een opeenvolging van terrasjes langs de kade. Voor alle zekerheid localiseer ik eerst het hotel El Faro de San Vincente waar ik heb gereserveerd, maar dan trakteer ik mezelf toch eerst op een biertje langs de kade. Zo kan ik ook een beetje “uitdampen” en me in aanvaardbare toestand aanmelden in het hotel. Het is vrijdagnamiddag, de lokale bevolking en de toeristen blijken al volop in weekendstemming.





Golfterrein met kapel


San Vincente de la Barquera


Na de obligate douche en klerenwas maak ik nog een wandeling langs het hogergelegen kasteel en de kerk. Ik dacht hier zeven jaar geleden ook eens geweest te zijn, maar wellicht heb ik me vergist: ik vind de plek die ik in gedachten had in elk geval niet terug. Om 19.00 u kan ik al gaan eten in een restaurant dat ik ondertussen heb uitgezocht en ik kies van de kaart: 
  • ansjovis met rode pepertjes, verkruimeld hardgekookt ei en waanzinnig veel olijfolie
  • gefrituurde vis met groene pimientos de Padron





Daarna gaat het richting hotel voor nog een koffie met orujo blanco als waardige afsluiter.


Zaterdag 26 mei – zondag 27 mei
San Vincente de la Barquera – Bilbao – Gent

Na een verkwikkende nachtrust en uitgebreid ontbijt verlaat ik het hotel reeds als toerist… Ik kuier nog wat rond in het stadje en neem dan de bus naar Bilbao. Ook daar heb ik nog de tijd voor een kort toeristisch bezoek en op zondag keer ik terug naar huis, met het vliegtuig.


Nabeschouwing

Het traject dat ik nu heb gewandeld heeft positieve en minder positieve aspecten. Het eerste gedeelte, van Donostia naar Bilbao, is het mooiste en aangenaamste: je wandelt veel over onverharde wegen, door een mooie heuvelachtige streek, in het begin ook dichtbij de zee. Na Bilbao loopt de weg dichterbij de kust wat uiteraard mooie uitzichten oplevert, maar je wandelt ook door een dichterbevolkte streek, met enkele weliswaar charmante badplaatsen; de hoofdzakelijk verharde wegen zijn eveneens minder aangenaam.

Deze keer heb ik het grootste deel van mijn overnachtingsplaatsen op voorhand gereserveerd; ik heb gekozen voor een beetje zekerheid waardoor ik me niet moest overhaasten om op tijd aan te komen en een slaapplaats te vinden. Bij sommige etappes was er enkel een pelgrimsherberg beschikbaar waar ik niet kon reserveren, maar toch telkens een goed onderkomen heb gevonden. Ik heb dus veelal niet tussen de pelgrims overnacht en ik heb de indruk dat ik daardoor ook minder het pelgrimsgevoel heb gehad: de ervaring deel uit te maken van een groep mensen die je elke dag weer ontmoet. Dit had het voordeel dat ik meer tijd had voor mezelf en minder de sociale druk voelde die het verblijf in de albergues soms met zich meebrengt. En het comfort van een eigen kamer is natuurlijk ook mooi meegenomen…
Niettegenstaande mijn bedenkingen heb ik genoten van mijn tocht. Zoals op de andere Compostelawegen heb je hier de gelegenheid om nieuwe mensen te ontmoeten, maar natuurlijk ook regelmatig “jezelf tegen te komen”. Je wandelt door een mooie streek, meestal langs rustige weggetjes, en je vindt voldoende overnachtingsmogelijkheden.


Praktische informatie

Bij het plannen van deze tocht heb ik mij in de eerste plaats gebaseerd op het boek “Te voet naar Santiago de Compostela. De kustroute” van Paco Nadal (Nederlandstalige uitgave van Elmar B.V., Rijswijk). Hierin vind je ondermeer heel wat informatie over mogelijke etappe-indeling, afstanden, hoogteverschillen, bevoorradings- en overnachtingsmogelijkheden. De afgedrukte kaartjes zijn wel beperkt als hulpmiddel: het zijn eigenlijk schetsen van de te volgen weg, geen topografische kaarten.

Een meer geactualiseerde informatiebron voor de overnachtingsmogelijkheden vond ik op Internet:
https://www.gronze.com/camino-norte
Deze Spaanstalige site geeft informatie over de verschillende pelgrimswegen naar Santiago de Compostela. Je vindt er een mogelijke etappe-indeling en vooral actuele gegevens over de overnachtingsmogelijkheden, zowel albergues als hotelletjes en pensions, met (web)adres, telefoonnummer, prijs…

In heel wat pelgrimsherbergen vind je dekens en eenmalig bruikbare hoezen voor matras en hoofdkussen. Het is aan te raden een lakenzak of lichte slaapzak mee te nemen.

De bewegwijzering op het terrein (gele pijlen en af en toe bordjes met vermelding van afstanden) is in principe voldoende voor de (aandachtige) wandelaar. Maar af en toe zijn er varianten waarover weinig duidelijke informatie wordt gegeven. Ik heb als ondersteuning veelvuldig een dankbaar gebruik gemaakt van Osmand, een gps-toepassing op mijn smartphone. Hiermee heb je permanent een topografische kaart bij waarop ondermeer de Camino is ingetekend en waarop je steeds je eigen positie kan bepalen: zeker handig wanneer je even de gele pijlen hebt gemist of een alternatieve route wil nemen. Met deze toepassing heb ik ook mijn reëel afgelegde afstanden en de hoogteverschillen geregistreerd.


De reis heen en terug heb ik met Brussels Airlines gedaan: rechtstreekse vlucht van Brussel naar Bilbao. Vanaf het vliegveld van Bilbao is er een regelmatige busverbinding naar Donostia (reistijd: 1.15 u); zie hiervoor:
https://www.pesa.net/pesa/es/horarios#
Voor de terugreis van San Vincente de la Barquera naar Bilbao heb ik de bus genomen van de maatschappij ALSA; de reistijd bedraagt ongeveer drie uur, afhankelijk van het vertrekuur; informatie hierover:
https://www.alsa.es/nuestros-destinos

Voor alle mogelijke informatie en advies kan je natuurlijk ook terecht bij het Vlaams Compostelagenootschap:
https://www.compostelagenootschap.be/
Daar kan je trouwens ook een geloofsbrief en stempelboekje (credencial) verkrijgen, noodzakelijk om te kunnen overnachten in de pelgrimsherbergen. 











































































































































































3 opmerkingen:

Mestiaen Carlos zei

Dag Johan
Zonet Uw blog gelezen over uw wandeltocht verleden jaar op de Camino del Norte en onze ontmoeting in Deba. Mooi!!
Ik ben toen met Elli (de Duitse dame) waar ik mee op pad was, nog samen gebleven tot in Serdio. Dit is een klein dorpje tussen Comillas en Colombres.
Zij moest dan de dag erop met de trein terug naar Santander daar haar vriend zou afkomen.
Onderweg hebben we wel contact gehouden via Whatsapp. Zo kon zij telkens zien waar ik enkele dagen vóór haar was gelogeerd.
Ik ben alleen doorgegaan tot Santiago. Wel onderweg natuurlijk nog enkele ontmoetingen gehad, onder andere ook met een Nederlander Ed. Op donderdag 14 juni ben ik dan samen met Ed met het vliegtuig vanuit Santiago terug naar Brussel gevlogen.
De mogelijkheid zit er in dat ik dit jaar ook nog eens de Camino Primitivo ga doen vanuit Oviedo.
Hopelijk komen we elkaar nog eens tegen.
Met vriendelijke groeten
Carlos Mestiaen

Unknown zei

Dag Johan...

Erg genoten van je verhaal,heb zelf de gehele Camino del norte met aansluitend Camino Portugees gelopen in 2020..
Leuk om te lezen hoe andere deze route hebben beleefd...
Bedankt voor je verslag en beleving...

Anoniem zei

Dag Johan, ik ben Ad uit Haarlem die in je eerste blogs figureert. Leuk om te lezen! Ik kan melden dat ik de camino del norte dit jaar heb afgemaakt. In 2018 liep ik San Sebastian - Bilbao, in 2019 Bilbao - Santillana del Mar en dit jaar (2022) Santillana del Mar - Santiago de Compostella. Ben jij na 2018 nog camino's gaan doen? Hartelijke groet, Ad