Donostia (San Sebastian) - San Vincente de la Barquera
De voorbije jaren heb ik enkele tochten gestapt samen met
Robert, een Oostenrijkse vriend die dit (voorlopig?) fysiek niet meer aankan.
Uiteindelijk heb ik besloten om dan maar nog eens alleen op stap te gaan.
Andermaal heb ik gekozen voor één van de pelgrimswegen naar Santiago de
Compostela, meer bepaald een deel van de Camino del Norte in Noord-Spanje. Mijn
keuze voor een pelgrimsweg heeft te maken met het feit dat deze goed beschreven
en bewegwijzerd is en dat er voldoende overnachtingsmogelijkheden zijn.
Ik was van plan om het traject van Bilbao naar Oviedo te
stappen en op die manier de aansluiting te maken met de Camino Primitivo die ik
in 2011 heb bewandeld (zie elders op deze blog: http://johan-johannesblog.blogspot.com/2011/06/testbericht-nr-2.html . Maar een eigenaardige samenloop van omstandigheden heeft me er anders doen over
beslissen. Nadat ik mijn vliegtuigticket Brussel-Bilbao had geboekt zocht ik
naar een geschikte overnachtingsplaats voor de eerste nacht. Op die dag bleek
er echter niets betaalbaars te vinden in Bilbao: het was zaterdag 12 mei 2018,
in het verlengde weekend van Hemelvaart en achteraf hoorde ik dat toen in
Bilbao ook de finale van de Europabeker rugby werd gespeeld… Na enig zoek- en
denkwerk besloot ik om in Donostia te vertrekken en te eindigen in San Vincente
de la Barquera, na 13 dagetappes, zoals gepland.
Het “officiële” startpunt van de Camino del Norte is
Irun, net over de Frans-Spaanse grens, dat vanuit België goed bereikbaar is per
trein. De afstand Irun-Donostia wordt normaal afgelegd in één dag. Omwille van
mijn oorspronkelijke planning ben ik per bus van het vliegveld van Bilbao naar
Donostia gereisd en daar ’s anderendaags vertrokken.
Stadhuis van Donostia |
Zondag
13 mei 2018
Donostia – Zarautz
Donostia – Zarautz
21,10
km – 479 m klimmen – 440 m dalen
Ik heb overnacht in pension Kaia in het oude stadscentrum
waar ik pas om 9.00 u kan ontbijten. Maar om 9.20 u trek ik daar de deur dicht
en ga ik op stap. In tegenstelling met gisteren is het redelijk zonnig weer. Mijn
Osmand-gps bewijst alvast goede diensten, want in de stad vind ik niet
onmiddellijk een camino- of GR-signalisatie. Maar de weg is eenvoudig: volg de
wandeldijk langs het strand van “La Concha”, op het einde van die esplanade
duiken de eerste gele pijlen op en vanaf dan vormen ze een vrij duidelijke en
betrouwbare wegwijzer.
De eerste kilometers na het verlaten van de badplaats
zijn behoorlijk pittig: ik klim meteen ongeveer 300 meter, naar de Monte
Igueldo en daarna gaat het terug in dalende lijn naar Orio. Het pad loopt langs
weiden en door bossen, met geregeld een mooie uitkijk op de zee. Rond de middag
neemt de bewolking toe en begint het licht te regenen; daarna klaart het terug
op… of toch niet? Het is moeilijk om te beslissen: jas aan of uit? De afdaling
naar Orio is al even pittig als de beklimming. Ik wandel langs een eeuwenoud
pad met grote stenen waarin karrensporen zijn uitgesleten, die ook zeer glad
kunnen zijn, evenals de modder ernaast: uitkijken dus!
Onderweg ontmoet ik Ad, een vijftiger uit Haarlem die aan
zijn eerste stukje Camino begint. Verder tel ik een tiental stappers: enkele
jongere vrouwen, een Iers koppel zestigers, een paar mannen van meer dan
middelbare leeftijd. De meesten zijn allleen of in duo onderweg.
Orio is een gezellig stadje met heel wat 16-17e
eeuwse huizen, mooi gerenoveerd, ook met beelden en gedenkplaten van
kunstenaars of andere personaliteiten die er hebben gewoond. Ik drink er samen
met Ad een koffie, daarna vertrekken we afzonderlijk. Halfweg het laatste stuk
naar Zarautz, na een beklimming tussen de wijngaarden, haal ik hem terug in. We
rusten samen even op een bankje, met prachtig uitzicht over de oceaan en de
stad Zarautz.
Orio |
Zicht op Zarautz |
We wandelen samen tot het pension Lagunak waar ik heb
gereserveerd en Ad kan er ook een kamer nemen. Het is 16.00 u en het restaurant
zit vol families die hier duidelijk een communiefeest vieren. We arriveren op
het hoogtepunt van het middagmaal… Na een lekkere douche rust ik wat en bekijk
mijn tocht voor morgen. Dan ga ik even rondwandelen in de stad, maar het is
koud (12°) en af en toe regent het flink. Een pintxo en een biertje bieden
troost. Toevallig ben ik getuige van één of ander kinderfeest: een 20-tal
kinderen rennen door een smalle voetgangersstraat, gewapend met (kartonnen)
stokken, achternagezeten door evenveel andere kinderen met een stierenkop als
masker: een imitatie van de corrida van Pamplona. Tussendoor worden enkele
toeschouwers achter een arena-afsluiting belaagd door een namaakstier. Leuke
activiteit!
Terug aan mijn pension rond 19.00 u zie ik de meeste
gasten van het middagmaal het restaurant verlaten dat dan ook sluit. Ik krijg
stilaan zin in een avondmaal en wandel tot aan de zeedijk. Ik vind gelukkig een
café-restaurant dat open is (niet zo eenvoudig op zondagavond). Aan de bar, bij
het bestellen van een drankje en een paar pintxos, raak ik aan de praat met een
koppel waarvan de man afkomstig is uit Zarautz en de vrouw uit Duitsland; ze
wonen samen in Zwitserland en zijn hier voor een communiefeest van een neefje.
De barman is een Georgiër, om het internationaal plaatje te vervolledigen.
Uiteindelijk kan ik genieten van een heerlijk stukje gebakken vis met sla en
frietjes, met zicht op de woeste golven van de oceaan. Ik sluit de avond af met
een koffie en een orujo in een café vlakbij mijn pension waar de televisie
zoals altijd druk wordt bekeken, zeker bij een voetbalmatch. Op de 68e
minuut is de stand tussen Levanto Valencia en Barcelona 5-3. Maar ik wacht niet
op het einde van de match en vervolledig mijn dagverslag in de gezellige
beschutting van mijn kamer in pension Lagunak.
Maandag
14 mei
Zarautz – Deba
21,30 km – 633 m klimmen – 635 m dalen
Zarautz – Deba
21,30 km – 633 m klimmen – 635 m dalen
Ik heb met Ad afgesproken om rond 8.00 u samen te
vertrekken. Een ontbijt moeten we buiten het pension zoeken, maar in een Spaans
stadje is dit meestal geen probleem. Gisteravond heb ik op minder dan 100 m van
ons pension twee koffiebars/patisserieën gezien die om 7.30 u openen. We eten
de klassieke tostadas met confituur en drinken café con leche. De croissants en
andere bekoorlijke koeken laat ik liggen. Rond 8.30 u zijn we klaar voor de
tocht. Het dreigt even te regenen maar gelukkig wint de zon het. We hebben de
keuze tussen het oude middeleeuws pad eventjes in het binnenland en een pad
langs de kust, maar ook vlakbij de rijksweg. We kiezen voor het eerste en
moeten meteen ongeveer 300 meter klimmen.
We passeren ondermeer de Ermita de Santa Barbara, in de
17e eeuw gebouwd op kosten van de vissers die, telkens ze een walvis
konden vangen, een belangrijke gift deden, onder de vorm van walvisvet. We
hebben geregeld ook een mooi uitzicht over de zee, terwijl we tussen de
wijngaarden wandelen. De wijnranken zijn hier omhoog geleid langs draden zodat
de druiven in de hoogte moeten worden geplukt. We passeren Getaria dat we in de
diepte zien liggen en dalen daarna af naar Zumaia. In dit gezellige havenstadje
drinken we rond 11.00 u een lekkere koffie op een terras waar ook andere
pelgrims neerstrijken.
Getaria |
Zumaia |
Zumaia ligt aan de monding van een rivier, dus is het
terug klimmen om het stadje te verlaten (on a descendu pour mieux remonter…).
Ik houd nog even halt aan de Ermita van Arritokieta: een stemmige kapel met
mooie kunstwerkjes.
En daarna is het verder klimmen naar Elorriaga, een
gehucht met bar die echter gesloten is. Na de afdaling volgt uiteraard een
nieuwe beklimming (on descend pour mieux remonter). Via modderige paadjes door
het bos dalen we opnieuw af naar een brug over de autostrade om dan terug te
klimmen naar Itziar. Op het pleintje voor de stoere kerk houd ik een
appelpauze, Ad stapt verder. In de kerk is een mooi donker houten retabel te
zien met een Mariabeeld in een verlichte nis.
De afdaling naar Deba is op het einde erg steil, via een
eeuwenoud met stenen geplaveid pad dat nu gelukkig droog ligt. Ik passeer ook
nog een kapelletje gewijd aan de (langs de Camino onvermijdelijke) Sint-Rochus.
Ermita de Arritokieta |
Ermita de Arritokieta |
Kerk van Itziar |
Om 15.45 u arriveer ik in Deba en ik ga meteen naar de
Officio de Turismo waar je vanaf 16.00 u kan inchecken voor de pelgrimsherberg.
Ad is er al en ik tref hem in gesprek met Carlos, een zestiger uit Izegem. Na
ons komen al snel nog een tiental stappers aan. We schrijven ons in, betalen 5
euro en krijgen de sleutel van de herberg, gevestigd in het treinstation én een
ticket met vermelding van het nummer van het bed: geen discussie meer in de
slaapzaal!
Na het gebruikelijke aankomstritueel (douche, kleren
wassen, bed opmaken…) wandel ik nog wat rond in het rustige stadje aan de brede
rivier. De imposante kerk is gesloten. In een café babbel ik nog wat met Carlos
en schrijf dan mijn dagboek, met een half oog kijkend naar een stierengevecht
op TV. Wanneer ik net aan tafel zit in het wellicht enige open restaurant komt
ook Ad binnen en we eten samen het menu peregrino. En daarna is het stilaan
tijd om ons gereserveerd bedje op te zoeken…
Sint-Rochuskapel |
Sint-Jacobsbeeld in voorgevel van de kerk van Deba |
Station-pelgrimsherberg |
Haventje van Deba |
Dinsdag
15 mei
Deba – Markina-Xemein
23,00 km – 687 m klimmen – 644 m dalen
Deba – Markina-Xemein
23,00 km – 687 m klimmen – 644 m dalen
Ik ontbijt, zoals de meeste pelgrims, in het café
tegenover de albergue. Daarna ga ik op mijn eentje op stap. Ik steek de brede
rivier over en begin meteen aan de klim van ongeveer 300 meter naar de Ermita
del Calvario. Het pad loopt door het bos, maar boven aan de kapel krijg ik een
mooi uitzicht.
Ermita del Calvario |
Diep in de vallei ligt Deba |
Voorbij de col van de Arno daal ik geleidelijk langs
brede, gedeeltelijk verharde paden door het bos. Pas op het einde is er een
steile afdaling van bijna 300 meter naar Markina-Xemein. Eenmaal beneden stap
ik logischerwijze af op de monumentale kerk voor mij, maar dit blijkt de kerk
van Xemein te zijn terwijl het klooster met de herberg in Markina liggen. Dankzij
deze kleine omweg kom ik wel langs de kapel gewijd aan de aartsengel Michaël;
zijn beeld staat in een nis onder een indrukwekkend hoge rots. De kapel is over
de rots heen gebouwd.
Aartsengel Michaël onder de rots in de kapel |
In het Convento del Carmen is een omvangrijke
pelgrimsherberg ingericht. De opvang is strak maar efficiënt georganiseerd:
wandelschoenen en –stokken moeten in de gang blijven, rugzakken worden
opgeborgen in een kastje vlakbij de slaapzaal, er is een droogzwierder voor de
was en er zijn drooglijnen op de binnenkoer. Op het bureau van de gastenbroeder
die iedereen inschrijft staat een koffertje waar je een vrije bijdrage kan
deponeren met ernaast de suggestieve boodschap: “We vragen een donativo, geen
aalmoes”.
Kerk van het Convento del Carmen |
Nadat ik ben geïnstalleerd ga ik een wandelingetje maken
en vind ik een aangenaam plaatsje op een terras waar ik mijn dagboek wil bijwerken.
Al gauw krijg ik het gezelschap van John, een 72-jarige Australiër die ook in
de herberg verblijft. Hij heeft last van zijn knieën en heeft noodgedwongen
vandaag een etappe per bus afgelegd. We eten samen in het café-restaurant dat,
verrassend maar praktisch, de hele namiddag en avond maaltijden serveert.
In de herberg moet iedereen voor 22.00 u binnen zijn. De
gastenbroeder komt op dat uur even in de slaapzaal, wenst iedereen een
goedenacht en dooft de lichten.
Woensdag
16 mei
Markina – Gernika
24,90 km – 651 m klimmen – 723 m dalen
24,90 km – 651 m klimmen – 723 m dalen
Zoals gewoonlijk is er al beweging in de slaapzaal vanaf
5-6 uur. Om 7.00 u gaat het licht aan en komt de gastenbroeder melden dat we worden
verondersteld om 8.00 u het pand te verlaten: buen camino!
Na een ontbijt in hetzelfde café van gisteravond verlaat
ik het stadje. Aan een rondpunt bij een uitvalsweg neem ik toch een verkeerd
pad, net zoals een andere stapper voor mij; het is altijd een risico iemand
voor je zomaar te volgen… Met behulp van Osmand vind ik het juiste paadje, wat
verborgen achter de oprit van een grote garage. Vanaf dan gaat het langs een
beek richting Bolibar. De familie van de Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder Simon
Bolivar was van hier afkomstig en dit wordt hier geëerd met een museum en een
standbeeld.
Simon Bolivar |
Plaza Simon Bolivar |
Vanuit het dorp klimt een pad een 100-tal meter hoger
naar het klooster van Zenaruza. Hier is ook een herberg, maar het zou wel zwaar
geweest zijn om gisteren nog tot hier te komen.
Klooster van Zenaruza |
Klooster van Zenaruza |
Verder gaat het door een
bosrijke omgeving, wat klimmend en dalend, naar Munitibar waar, heel
toepasselijk, ook een bar is. Ik houd er halt voor een café con leche en ook
anderen strijken neer op het terrasje.
Daarna leidt de Camino mij vooral langs verharde wegen,
door boerengehuchtjes in de heuvelachtige streek. Ik kom langs de monumentale
Sint-Thomaskerk van Eleizalde die jammer genoeg gesloten is; achteraf zie ik op
Google foto’s van het prachtige interieur.
Kerk van Eleizalde |
Na het dorpje daal ik door het schaduwrijke bos af in de
vallei wat mij onherroepelijk daarna een nieuwe beklimming oplevert. Het is
ondertussen ook behoorlijk warm en ik ben blij wanneer ik vanop de heuveltop
een licht briesje voel en in de verte de stad Gernika zie liggen. In de laatste
kilometers voor de stad sturen de gele pijlen mij langs een onverhard paadje,
parallel aan de verkeersweg die volgens Osmand de officiële route zou zijn;
blijkbaar is hier een aanpassing in de goede zin doorgevoerd. Twee Duitse
vrouwen komen me tegemoet, twijfelend en sakkerend over de aanduidingen in hun
reisgids, maar ze volgen me uiteindelijk terug richting stad. Een beetje kaartlezen én
Osmand zijn altijd nuttig!
Gernika |
De stad zelf is vrij druk. Wanneer ik aankom bij het
pension Akelarre waar ik heb gereserveerd blijk ik pas om 19.00 u te kunnen
inchecken (het openingsuur van het wassalon er recht tegenover waar de uitbater
twee functies tegelijk uitoefent, zo blijkt later). Ik maak van de nood een
deugd en ga wat uitrusten op een terras op het centrale plein vlakbij. Ik raak
er aan de praat met een koppel Ieren die hier reeds verschillende keren hebben verbleven
en ook stukjes van de Camino hebben gewandeld. Nadat ik me heb geïnstalleerd in
het pension ga ik nog iets eten, maar ik ben te moe om de stad uitgebreid te bezoeken.
Ik heb trouwens een rustige kamer aan de achterzijde van het gebouw wat mijn noodzakelijke
nachtrust ten goede komt!
Donderdag
17 mei
Gernika – Lezama
20,50 km – 530 m klimmen – 517 m dalen
Gernika – Lezama
20,50 km – 530 m klimmen – 517 m dalen
Zoals gewoonlijk ontbijt ik in een nabijgelegen bar en
daarna wandel ik rustig door het stadscentrum, ondermeer langs een standbeeld van de volkszanger José Maria Iparragirre, schrijver van het lied "Gernikako arbola". Ik wil toch nog even deze beroemde “Eik van
Gernika” zien wat me na een vraag aan een inwoonster ook lukt; het bewegwijzerd
pad loopt er trouwens langs. Deze eik, waarvan nu enkel de stam nog rest, bleef
overeind tijdens het beruchte bombardement van 1937, tijdens de burgeroorlog.
Traditioneel vergaderden hier sinds eeuwen de vertegenwoord!igers van de
verschillende regio’s en hier werd ook recht gesproken. De Casa de Juntas bevindt
zich hier nog steeds.
De eik van Gernika |
Eens buiten de stad klimt het pad flink door bosrijk
gebied naar de Alto de Morga, waar de open stukken een mooi uitzicht bieden
over de wijde omgeving met weiden en bossen. In het gehucht Errigoiti verkoopt
een oude vrouw drankjes en versnaperingen aan de passerende pelgrims: een
aangename plek om even te verpozen en een babbeltje te slaan.
Even later stuit ik op enkele recente politieke slogans
op muurtjes langs de weg: de Baskische kwestie is hier duidelijk nog sterk
levend!
Hoofdzakelijk langs verharde wegen, gaat het daarna klimmend
en dalend naar Goikolexea, Larrabetzu en Lezama. De meeste pelgrims overnachten
in de herberg van Larrabetzu aangezien deze in Lezama nog niet open is.
Kerk van Goikolexea |
Ik heb gereserveerd in het pension Madiran in Lezama; dit
blijkt een mooie villa in een rustige residentiële wijk. Ik kan ter plaatse
niet eten tenzij ik een maaltijd laat bezorgen (keuze tussen salades, pizza’s,
paella…) wat eigenlijk wel een interessante mogelijkheid is. Maar ik ga toch
maar op verkenning in het dorp waar enkele cafés en restaurantjes zijn. Alleen
blijken sommige die dag gesloten en andere nog niet open… Navraag in de ene bar
leidt me naar een andere bar waar ook sandwiches en kleine gerechten worden
geserveerd. Een toast met krabsalade is alvast een goed voorgerechtje. Er
blijken ook sandwiches met rundsvlees verkrijgbaar te zijn en de patron is
bereid mij dit “en plato” met een salade klaar te maken. Met een wijntje erbij
is mijn avondmaal compleet!
Pension Madiran |
Vrijdag
18 mei
Lezama – Bilbao
12 km – 341 m klimmen - 458 m dalen
Bilbao – Portugalete
trein
Lezama – Bilbao
12 km – 341 m klimmen - 458 m dalen
Bilbao – Portugalete
trein
In het pension kan ik gelukkig wel ontbijten: eens iets
anders dan in een bar; ik laat het mij smaken.
Lezama ligt eigenlijk al aan de rand van de wijde
agglomeratie van Bilbao. Rond de oude dorpskern zijn verschillende sociale
woningblokken gebouwd die het tot een randstadsdorp hebben omgevormd. Het is
ook het eindstation van een spoorlijn die behoort tot het voorstadsnetwerk en
heeft aldus een goede verbinding met de stad. Maar het is ook een straatdorp
langs de oude N-637 gebleven (parallel eraan loopt de nieuwe autostrade met
hetzelfde nummer). De Camino leidt mij meteen een drietal kilometer langs deze
rijksweg wat niet zo aangenaam is.
In Zamudio kan ik de drukke baan verlaten en na langs
enkele bedrijven en via een brug over de autostrade gewandeld te zijn kom ik in een rustiger
en beboste omgeving. Weliswaar steeds langs een verharde weg klim ik naar de
Monte Avril. Daar is een picknickplaats en een recreatiepark en ik krijg er
tussen de bomen door een mooi uitzicht op de stad Bilbao. Vanaf dan gaat het
voortdurend bergafwaarts in een meer en meer stedelijke omgeving. Uiteindelijk
kom ik in het oude centrum en passeer ik langs – hoe kan het anders – de Sint-Jacobskerk en het gelijknamige pleintje.
Zicht op Bilbao |
Ook hier een Sint-Jacobspleintje... |
Ik heb mij voorgenomen om het traject vanuit Bilbao naar
Portugalete (ruim 10 km langs de kortste weg) niet te voet maar per trein af te leggen: het is weinig
aantrekkelijk om door woonwijken en industriegebieden te wandelen. Ik ben ook niet van plan om Bilbao nu
uitgebreid te bezoeken: ik ben er al eens gedurende enkele dagen geweest en op
het einde van mijn tocht kom ik er ook nog een dagje terug. Ik wandel wel een
eind door het centrum en kan het niet nalaten om langs het Guggenheimmuseum en
de befaamde spin van Louise Bourgeois te passeren. Tenslotte ga ik naar het
station Abando waar ik de trein kan nemen naar Portugalete (lijn L2 naar
Kabiezes).
De spin van Louise Bourgeois |
Een half uurtje later stap ik uit in Portugalete, gelegen
aan de “echte” monding van de ria van Bilbao. De stroom is hier vrij breed en
wordt overbrugd door één van de meest unieke Europese bouwwerken: de “puente
colgante”, gebouwd in 1893; de constructie werd vernietigd tijdens de burgeroorlog
in 1937, maar heropgebouwd in 1941. Eigenlijk is dit geen brug, maar een
kabelbaan: een grote gondel is met kabels opgehangen aan een metalen
constructie over de stroom en wordt van de ene oever naar de andere getrokken; de constructie is hoog genoeg zodat schepen er onderdoor kunnen varen. De gondel biedt plaats aan een zestal personenwagens, enkele fietsen en
motorfietsen en een flink aantal voetgangers.
Puente Colgante |
Oprijden van de Puente Colgante |
Ik heb een bed gereserveerd in Bide Ona, een typische stedelijke
hostal voor rugzaktoeristen waar dus ook heel wat pelgrims neerstrijken. Ik
tref er ondermeer Carlos uit Izegem die ik al een paar dagen niet meer had
gezien. De herberg loopt trouwens helemaal vol in de vooravond.
Portugalete is zelf ook een vrij drukke stad behorend tot
de agglomeratie van Bilbao. Ik breng de avond door op een terrasje en in een
eenvoudig restaurant met zicht op de ria, tussendoor schrijvend aan mijn
dagboek. Daarna geniet ik van een ontspannen nachtrust in de goedgevulde
slaapzaal.
Zaterdag
19 mei
Portugalete – Castro-Urdiales
27,20 km – 380 m klimmen – 456 m dalen
Het is zonnig wanneer ik rond 8.30 u vertrek uit de albergue. De meeste pelgrims zijn reeds vertrokken, de stadstoeristen druppelen langzaam de ontbijtzaal binnen. Het ontbijt (3 euro) is in orde: koffie, tostadas, marmelade en boter, fruitsap, twee kleine croissantjes.
Portugalete – Castro-Urdiales
27,20 km – 380 m klimmen – 456 m dalen
Het is zonnig wanneer ik rond 8.30 u vertrek uit de albergue. De meeste pelgrims zijn reeds vertrokken, de stadstoeristen druppelen langzaam de ontbijtzaal binnen. Het ontbijt (3 euro) is in orde: koffie, tostadas, marmelade en boter, fruitsap, twee kleine croissantjes.
De stad uitwandelen is altijd een moeilijke karwei, maar
hier valt het nog mee. De bewegwijzering is goed en al gauw kom ik via een paar
rondepunten op een lange fiets- en voetgangersbrug over de autostrades. Op deze
zaterdagmorgen zijn er veel fietsers op weg, in kleine groepjes of alleen;
velen groeten met “buon camino” wanneer ze mij passeren.
Ik wandel even samen met Siel, een dertiger uit Bremen; hij is vertrokken vanuit Irun en hoopt Santiago te bereiken. Aan de Playa de La Arena verlaten we mekaar: ik drink een café con leche op de dijk, de verleiding is te groot na 2.30 u flink doorstappen!
Via een houten pad over het strand en een bruggetje bereik ik Pobena: een kleine badplaats aan de monding van een rivier. Door de vele geparkeerde auto’s zie ik de gele pijlen naar het vervolg van het kustpad niet, maar Osmand zet me terug op de goede weg: even terugkeren (zoniet volgde ik het fietspad langs de baan), een stevige klim via een trap tussen dicht struikgewas en dan bereik ik een prachtig kustpad met permanent uitzicht over de zee.
Ik steek de grens tussen Vizcaya en Cantabria over; via een mooie picknickplaats en wat sluipweggetjes onder de autostrade kom ik in Onton. Hier kies ik voor de “korte weg” (aldus aangeduid) langs de N-634 richting Castro-Urdiales. Het is even op de tanden bijten om bij dit zonnige weer, op het middaguur, langs deze drukke verkeersweg te stappen, maar het alternatief is 7 km langer.
Elk zijn strook: koeien, fietsers, voetgangers en achter de muur de auto's |
Ik wandel even samen met Siel, een dertiger uit Bremen; hij is vertrokken vanuit Irun en hoopt Santiago te bereiken. Aan de Playa de La Arena verlaten we mekaar: ik drink een café con leche op de dijk, de verleiding is te groot na 2.30 u flink doorstappen!
Pad naar Pobena |
Via een houten pad over het strand en een bruggetje bereik ik Pobena: een kleine badplaats aan de monding van een rivier. Door de vele geparkeerde auto’s zie ik de gele pijlen naar het vervolg van het kustpad niet, maar Osmand zet me terug op de goede weg: even terugkeren (zoniet volgde ik het fietspad langs de baan), een stevige klim via een trap tussen dicht struikgewas en dan bereik ik een prachtig kustpad met permanent uitzicht over de zee.
Ik steek de grens tussen Vizcaya en Cantabria over; via een mooie picknickplaats en wat sluipweggetjes onder de autostrade kom ik in Onton. Hier kies ik voor de “korte weg” (aldus aangeduid) langs de N-634 richting Castro-Urdiales. Het is even op de tanden bijten om bij dit zonnige weer, op het middaguur, langs deze drukke verkeersweg te stappen, maar het alternatief is 7 km langer.
Onton |
Niet echt voor voetgangers... |
Oude laadinstallatie voor mineralen uit de mijnen in de omgeving |
Zoek de gele pijl... |
Om 16.00 u kan ik mezelf trakteren op een frisse pint op
de zonnige wandeldijk.
Ik ben tevreden met mijn reservatie in hotel Catamaran:
een rustige kamer met alle comfort, toch een verademing na een nachtje in een
volle slaapzaal in de albergue waar je alles in een locker moet opbergen. Mijn
T-shirt en onderbroek hangen fris gewassen te drogen op het balkonnetje en mijn
schoenen kunnen eens goed verluchten!
Dit drukbezochte badstadje is mooi gelegen en heeft een
indrukwekkende kerk op de rotsige kust. Het is druk op deze mooie
zaterdagavond, de cafeetjes en restaurants doen goede zaken. Ik geniet van een
menu especial (20 euro, wijn inbegrepen):
- een portie eendenmosselen (percebes), moeilijk om te eten, maar lekker
- bacalau a la Vizcaya (met tomatensaus)
- een stuk noten- en chocoladetaart
- bacalau a la Vizcaya (met tomatensaus)
- een stuk noten- en chocoladetaart
In het restaurant doe ik nog een babbel met een koppel
uit Seatle dat ik onderweg al een paar keren heb ontmoet. Dit is rustiger dan
de drukke conversaties in sommige albergues…
Kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart |
Castro-Urdiales – Liendo
24,30 km – 406 m klimmen – 481 m dalen
24,30 km – 406 m klimmen – 481 m dalen
Ik heb goed geslapen in het rustige hotel Catamaran,
gelegen op de vijfde verdieping van een flatgebouw. Om 8.00 u ga ik op stap, op
zoek naar een ontbijt. Op deze zondagmorgen is het nog stil in de stad, maar
aan de wandeldijk is toch al een café open. Ik eet er een soort croque-monsieur
en een chocoladekoek, drink vers fruitsap, een café con leche en nog een cola:
klaar voor de tocht!
Het weer is zonnig en ik wandel langs de Playa de
Ostende: een omweggetje, maar ik heb de naam op de kaart gezien en dit mag ik
toch niet missen. Het blijkt in feite het mooiste stuk strand van de stad. Ik
zie zelfs een huis “Villa de Ostende” en later een plantenbedrijf met die naam.
Eens de stad uit loop ik wat meer in het binnenland,
langs een paar dorpjes. Ik ontmoet een schaapherder met zijn kudde. Later kom ik via
een bospaadje op een hooggelegen pad langs de kust. Prachtig uitzicht over de
zee met haar rotsachtige kust.
Na Islares kom ik opnieuw op de N-634 en dit is minder
mooi. Langs deze drukke rijksweg stap ik een tijdje links van de baan, in een
betonnen goot tussen de vangrail en de rotswand die bekleed is met metalen
netten om vallende stenen tegen te houden: niet echt comfortabel. Even verder
steek ik de weg over en kan ik op een graspad achter de vangrail stappen. Voor
de talrijke fietsers (het is zondagvoormiddag!) is het nog gevaarlijker: zij
rijden gewoon op de baan.
Ik ben blij wanneer ik onder het autostradeviaduct een
klein weggetje kan nemen richting El Pontaron de Guriezo. Ik wil het traject
via La Magdalena volgen; daarvoor moet ik na Rioseco de baan rechtdoor nemen in
plaats van rechtsaf te slaan. De bewegwijzering verschaft weinig of geen informatie
over de alternatieve wegen, Osmand toont me beide trajecten. In La Magdalena
verpoos ik onder de galerij van de mooie kerk. Wanneer ik daarna terug vertrek
sturen de gele pijlen me langs een asfaltweg rechtsaf, net voor de kerk,
terwijl op de Osmandkaart het pad rechtsaf slaat nà de kerk. Ik volg
uiteindelijk Osmand maar word er tot tweemaal toe door lokale bewoners op
gewezen dat de Camino wel degelijk de andere weg neemt. Op mijn vraag of het
Osmandpad ook mogelijk is wordt bevestigend geantwoord maar het zou moeilijker
zijn. Ik volhard in mijn koppigheid en ondervind de moeilijkheidsgraad: het pad
klimt steil door een mooi eucalyptusbos en tot overmaat van ramp is het vanaf
een bepaald punt helemaal omgewoeld door bosbouwmachines. Osmand blijft me de
juiste weg tonen, maar ik ben opgelucht wanneer ik boven op een col uit het bos
kom en de bewegwijzering terugvind op een pad dat nu samenloopt met het mijne.
Wellicht maakt de huidige Camino hier een omweg, maar klimt hij minder steil
(en al zeker niet langs een omgewoeld pad…).
La Magdalena |
Ik stap nu langs een breed pad met
uitzicht over de omringende rotsachtige bergen die er hier reeds ruwer uitzien
dan gisteren. Roofvogels zweven rond de toppen. In de verte zie ik nog twee
stappers; het blijken de Duitse vrouwen te zijn die ik reeds eerder ontmoette.
Vanaf nu gaat het hoofdzakelijk in dalende lijn, via
asfaltwegen door enkele gehuchten, richting Liendo dat ik reeds van ver zie
liggen met zijn opvallend grote kerk. De totale afstand (iets meer dan 24 km is
beduidend korter dan de voorziene 31 km zoals in mijn wandelgids aangegeven. Om
15.30 u arriveer ik in de albergue die reeds halfvol is en tegen 17.00 u
helemaal vol. Onfortuinlijke laatkomers kunnen nog de bus nemen naar Laredo (6
km verder).
Liendo |
Ik ben andermaal blij te kunnen douchen, wat kleren te
wassen en te drogen in de zon en zachte wind. Ik vervolledig mijn dagboek op
een terrasje met een fris biertje. En ’s avonds ga ik eten in het enige
restaurant dat deze zondag open is: vanaf 19.30 u kan je er terecht voor een menu
peregrino. Ik kies voor de klassieke ensalada mista (sla, tomaten, tonijn),
gebraden kippenlapjes met patatas fritas en een ijsje als dessert; prijs 11
euro, wijn inbegrepen. Op het gazon voor de albergue zitten nog steeds een
aantal jongeren te genieten van de avondlucht, maar ik zoek mijn bed op…
Maandag 21 mei
Liendo – Noja
21,70 km – 242 m klimmen – 280 m dalen
21,70 km – 242 m klimmen – 280 m dalen
Zoals bleek uit navraag gisteravond is de bar naast de
supermarkt reeds om 7.30 u open. Ik ontbijt er met vers geperst fruitsap, een
pintxo (broodje met kip en sla), een stuk chocolade-notentaart en een café con
leche; om alles door te spoelen drink ik ook nog maar een frisse cola. En om
8.12 u ga ik op stap, zoals de meesten die hier in deze bar zijn neergestreken.
De bewegwijzering van de Camino stuurt me opnieuw in een
andere richting dan Osmand: blijkbaar worden de routes hier geregeld gewijzigd.
Ik volg de gele pijlen en check ondertussen ook mijn positie op de Osmandkaart.
Op het eerste gezicht maak ik een omweg maar later blijkt dit nog mee te
vallen. Ik ga langs de baan via Iseca Vieja in noordoostelijke richting om na
Isequilla in noordwestelijke richting af te buigen. Daar loopt een pad door het
bos, klimmend van ongeveer 60 meter naar 250 meter. Dat biedt meteen een
indrukwekkend uitzicht over de kustlijn. Ik loop nu bovenop de klippen en daal
dan vrij steil af richting Laredo.
In Laredo loop ik door de verrassend smalle straatjes van
het oude centrum en bezoek de Santa Mariakerk. Deze is opgetrokken in
vroeg-gotische stijl en omvat, na verbouwingen, vijf beuken; ze is echter
ingebouwd in het oude stadscentrum en daardoor weinig “zichtbaar”.
In het oude centrum van Laredo |
Santa Mariakerk |
Alweer Sint-Rochus |
Daarna stap ik door het meer recente stadsdeel naar de
wandeldijk. Laredo is duidelijk een hedendaagse drukke badplaats. Helemaal op
het einde van de esplanade kom ik, via een smallere weg, op het uiterste punt
van het schiereiland waar de overzetboot naar Santona vertrekt. Het is even
zoeken: de wegwijzer stuurt me het strand op waar weliswaar een knuppelpad
ligt, maar geen aanlegplaats is; 100 meter naar links is een steiger van de
jachtclub. Navraag bij enkele strandgasten leert me dat het bootje gewoon op
het strand de passagiers oppikt. En zo geschiedt even later: via een loopplank
en met droge voeten klim ik in het bootje; prijs van de overtocht: 2 euro.
Overzetboot naar Santona |
In Santona leggen we aan op een iets drukkere plaats. Het
is middag en ik verpoos even op een zonnig terras, met een frisse cola en een
pintxo: broodje met hesp en ansjovis. Daarna doorkruis ik het drukke badstadje
en stap alweer langs een verkeersweg richting Berria, om via de kustroute naar
Noja te gaan; een alternatieve weg loopt iets meer in het binnenland.
Een lekker hapje |
Net voorbij het strand van Berria word ik een steil
klimmend pad opgestuurd, tussen lage begroeiïng, aanvankelijk door het zand,
daarna wordt het pad meer rotsachtig. In de volle zon klauter ik ongeveer 70
meter steil naar boven: het lijkt niet veel, maar het is best hard, zo zie ik
ook aan de andere pelgrims die stilaan voorbijkomen wanneer ik even rust. Maar
het uitzicht is fenomenaal; het pad is wel af te raden bij regenweer, zeker voor
de even steile afdaling naar het strand van Noja dat uitnodigend in de diepte
ligt. Uiteindelijk stap ik een heel eind op het brede strand (op het vochtige
harde gedeelte) om dan af te buigen naar de verharde weg die me naar het stadje
leidt. Ik moet immers nog het bruggetje over de smalle riviermonding
oversteken.
Van Berria naar Noja |
Strand van Noja |
De beloning voor de geleverde inspanning wacht me
omstreeks 15.30 u op het terras van hotel La Casona, in de vorm van een
ijskoude halve liter cerveza met lekkere olijfjes; een heerlijke douche
vervolledigt de beloning.
Noja is een dichtbebouwde badplaats met een imposante gotische
kerk. De meeste appartementen zien er met hun gesloten luiken nu nogal
troosteloos uit en er is weinig volk op de terrasjes. Ik kan reeds om 19.00 u
eten en neem een eenvoudig menu:
- schelpjes met witte bonen, blijkbaar een variant van cassoulet : een dikke witte bonensoep met schelpjes in plaats van vlees
- gebakken dorade
- appeltaart
Om dit alles te verteren maak ik nog een wandeling langs
de dijk, genietend van de ondergaande
zon.
Kerk van Noja |
Dinsdag
22 mei
Noja – Santander
Noja – Santander
27 km – 302 m klimmen – 309 m
dalen
Om 8.00 u is de bar van La Casona nog dicht, maar een
paar andere op het plein gaan open. Ik houd het bij een croissant en toast met
confituur, koffie en fruitsap. De enkele voorradige pintxos zijn nogal zwaar
(tortillas).
De Camino leidt mij langs rustige, maar steeds verharde
wegen, langs kleine dorpjes door een landbouwstreek. Na Bareyo kan ik kiezen om
via Guëmes te gaan waar een herberg is die blijkbaar, volgens de boekjes, befaamd
is om zijn geïnspireerde en bezielde uitbater en dito sfeer, maar ik neem de
kortere weg naar Galizano. Ik ontmoet verschillende pelgrims, bekende (het
koppel uit Seatle) en minder bekende (veel Duitsers). Eventjes raak ik aan de
praat met een Italiaan die echter niets anders dan Italiaans spreekt en ik zeg
dat ik uit Belgica kom, je weet wel… regina Paola! Zijn snel antwoord,
linkervuist omhoog: “Vive la révolution française!”. We moeten allebei lachen
en nemen afscheid: buon camino!
San Miguel de Meruelo |
In de Sint-Vincentiuskerk van Bareyo is ook Sint-Rochus aanwezig! |
Bij het naderen van Somo moet ikzelf ook afdalen naar het
strand en door het zand ploeteren, gelukkig niet lang. Ik ben uiteindelijk
blij wanneer ik terug op de verharde weg kom en rond 16.30 u bereik ik de
aanlegsteiger van de overzetboot van Somo naar Santander (enkel voor fietsers
en voetgangers). Even na 17.00 u vertrekt het volle bootje om na een tussenstop
in Pedrena een half uur later aan te leggen in Santander.
Strand van Somo |
Overzetboot naar Santander |
Ik hoef niet ver te stappen langs de drukke
havenboulevard naar het Central Hostal waar ik heb gereserveerd, vlakbij het
trein- en busstation. Het is terug een typisch stedelijke hostal waar vooral
jongeren neerstrijken en druk bezig zijn op hun smartphones en tablets, in alle
stilte, dus het is er vrij rustig. Morgen wacht me een tocht van 34 kilometer naar Requejada
waar een kleine herberg is zonder reserveringsmogelijkheid. Mijn ervaring met
de warmte van vandaag, in combinatie met de afstand ontmoedigt me wat, zeker
met het vooruitzicht om de eerste 10 kilometer door een stedelijke en
industriële omgeving te moeten stappen. Een beetje opzoekingswerk (Osmand en
Google) levert mij een prima oplossing: ik kan de trein nemen tot Santa Cruz de
Bezana (9 kilometer) en vanaf daar verder stappen. Bij navraag in het station krijg
ik bevestiging van deze mogelijkheid, met informatie over de uurregeling. Opgelucht
ga ik nog wat fruit kopen en lekker eten op de boulevard, waar het moeilijk
kiezen is. Om 20.30 u kan ik als eerste gast op het aangenaam terras van een
restaurant eten: gefrituurde calamares (maar dan met meer inktvis dan deeg) en
een arroz marinera, met diverse stukjes vis, schelpjes en scampi. Het is toch
al 23.00 u wanneer ik tussen de lakens kruip.
Arroz marinera |
Woensdag
23 mei
Santander – Santa Cruz de Bezana
trein
Santa Cruz de Bezana – Requejada
23,40 km – 255 m klimmen – 281 m dalen
Santander – Santa Cruz de Bezana
trein
Santa Cruz de Bezana – Requejada
23,40 km – 255 m klimmen – 281 m dalen
Wellicht tot ongenoegen van mijn kamergenoten word ik om
7.15 u gewekt door een kort muziekje op mijn telefoon. Met zo weinig mogelijk
licht en lawaai kleed ik me aan en stop ik mijn spullen in mijn rugzak. In de
pelgrimsherbergen maak ik geregeld hetzelfde mee op een vroeger uur, maar dan
ben ik degene die nog in bed blijft liggen. In de gemeenschappelijke ruimte
herschik ik mijn rugzak zoals het hoort en ontbijt ik samen met nog een paar
vroege vogels. Om 8.30 u kan ik reeds de trein nemen en een kwartier later stap
ik uit in Santa Cruz de Bezana. Het traject van een tiental kilometer lijkt me
inderdaad niet aantrekkelijk om door te wandelen: woonwijken en industriegebied.
Bezana is een randstedelijk dorp met nog vrij dichte
bewoning. Ik ben getuige van het doordeweekse leven op dit uur: de drukte van
kinderen die naar school worden gebracht, te voet, met de auto of de bus. Even
later wandel ik langs rustige, maar steeds geasfalteerde weggetjes tussen de
velden. Ik moet echter ook de op- en afritten van de autosnelweg trotseren.
In Boo de Pielagos hoor ik van andere (Franse) stappers
dat je hier de trein kan nemen tot Mogro (één station verder) om de ria over te
steken. Op die manier kan je een omweg van 10 kilometer vermijden. Ik ben er nu
echter op voorbereid om de totale afstand te stappen… Een lokale inwoner
moedigt me aan om een ander alternatief te kiezen en te voet via de
spoorwegbrug over te steken, wat verboden is, maar volgens hem niet gevaarlijk.
Uit zijn argumentatie begrijp ik een flinke dosis kritiek op de overheid die
allerlei grote projecten plant, maar simpele oplossingen niet wil realiseren. In de middeleeuwen staken de pelgrims hier de rivier over in een bootje... Uiteindelijk
stap ik via de bewegwijzerde weg, vastbesloten om niet de verboden weg te
kiezen. Het is inderdaad een flink eind stappen tot Puentearce (ongeveer 6
kilometer) en dan aan de overkant van de rivier ongeveer 4 kilometer terug naar
Mogro. Vanop een afstand zie ik de spoorwegbrug liggen en ik passeer ook onder de
autostrade die hier eveneens de rivier overbrugt. Het is inderdaad frustrerend
dat men aan geen van beide constructies een voetgangers- en fietsersbrug heeft
gehangen. Enfin: la meta es el camino (het doel is de weg…).
De spoorwegbrug: niet voor voetgangers... |
De autostrade: ook niet voor voetgangers... |
Puentearce: kijken vanop de nieuwe naar de oude brug |
De Camino blijft over asfalt lopen en het is warm. In
Mogro bezoek ik nog even de kapel van de Virgen del Monte waar een grote groep
kinderen duidelijk repetitie heeft voor het communiefeest. Verder maakt een
lokale boer mij en twee andere stappers nog duidelijk dat het mogelijk is de
weg flink in te korten door via Barcena de Cudon te stappen en niet langs Cudon
zoals de bewegwijzering aangeeft. Dankzij Osmand zie ik ook de logica van deze
weg en kan ik hem ook nemen zonder risico om verloren te lopen. In het dorpje
Mar duiken trouwens terug Caminowegwijzers op die deze alternatieve route
bekrachtigen. Het valt op hoe hier allerlei varianten mogelijk zijn, al dan
niet bewegwijzerd, maar duidelijke informatie hierover is op het terrein niet
te vinden: plots zie je gele pijlen een andere richting uitgaan, zonder uitleg.
De zee is niet ver weg |
Om 15.30 u kom ik reeds aan in Requejada, maar ik ben er
niet rouwig om. Mijn voeten doen pijn door het vele asfalt. Tegen mijn
verwachtingen in is Requejada een vrij groot dorp met veel nieuwbouw en wat
industrie in de omgeving, gelegen langs de drukke verkeersweg N-611. Er is
trouwens ook een station waar de treinen uit Santander aankomen; het is jammer
dat mijn gids over de Camino del Norte dit soort informatie (openbaar vervoer)
niet vermeldt.
De herberg is vrij eenvoudig maar goed ingericht: twee slaapzalen met elk zes
bedden en een gemeenschappelijke ruimte met ijskast en microgolf. Er is bovendien een ruim aangenaam terras met droogrek voor de was. Aanmelden moet je doen
in het café del Puerto, er recht tegenover, waar je ook kan eten. Meer moet dat
niet zijn. Ik ben de eerste gast; even later komt een groepje van zes
Italianen. Ik heb een slaapzaal voor mij alleen… maar dat blijft niet duren:
terwijl ik rond 20.00 u aan het eten ben komen nog drie Nederlandse vrouwen
aan; in de andere (kleine) herberg in Requejada was geen plaats meer. En even
later komt nog een jongeman aan die duidelijk geen pelgrim is, maar toch een
bedje krijgt.
Zowel ’s namiddags als ’s avonds is de sfeer in het café
zeer luidruchtig. Een aantal mannen zitten te kaarten en met grimmige gezichten
wordt luid commentaar geleverd. En uiteraard staat de televisie aan (meestal
een voetbalmatch maar ook nieuwsberichten). Op het terras gaat het er al even
luid aan toe en daar krijg je er nog de sigarettenrook bij. Maar in de
pelgrimsherberg is het gelukkig rustig.
Requejada – Cobreces
20,20 km – 420 m klimmen – 334 m dalen
20,20 km – 420 m klimmen – 334 m dalen
Rond 7.30 u sta ik als
eerste op in onze kamer. De kleren die ik gisteren heb gewassen zijn nog niet
droog, dus hang ik een T-shirt en kousen op mijn rugzak. Ik ontbijt in het café
waar reeds een aantal stamgasten van gisteren ook koffie drinken.
Rond 8.30 u vertrek ik langs
de drukke verkeersweg, richting Barreda: 3,50 km grotendeels langs het industrieel
complex van Solvay dat dampend en rokend de omgeving overheerst. Op twee
koeltorens staat in grote letters “agua” geafficheerd, maar de geuren laten
vermoeden dat hier toch ook andere stoffen in de lucht hangen. Het is in elk
geval geen aangenaam uitzicht wanneer je hier woont, hetzij in de oude
uitgeleefde woningen, hetzij in de meer recente woonblokken.
Solvay |
Solvay |
Pas voorbij Barreda, langs
een rustige secundaire weg, is het aangenamer wandelen. De geur in de lucht
wordt nu eerder bepaald door de mest die over de velden is geloosd, maar de
hemel boven Solvay oogt nog altijd somber. Voor mij kan ik de wijde ruimte van
de zee vermoeden, maar ik krijg ze nog niet te zien. Ik sla nog een praatje met
een Frans koppel dat ik al eerder heb ontmoet. Zij foeteren ook op de onaangename
omgeving van deze morgen en uiten hun ongenoegen over de lange stukken camino
over verharde wegen. Gisteren ging het de hele dag over verharde wegen, vandaag
klaarblijkelijk ook. Wellicht willen de landbouwers hier geen wandelpaden door
hun velden, misschien zijn ook alle oude paden verkeerswegen geworden…
Even later kom ik, eigenlijk
vrij onverwacht, aan in Santillana del Mar. Het oude stadje ligt, van hieruit,
een beetje verborgen in de vallei; het ligt ook niet onmiddellijk aan de zee.
De sfeer is er middeleeuws, maar dan omgebouwd tot toeristisch pretpark waar
restaurantjes en allerlei winkeltjes overheersen. Nu is het er nog aangenaam
wandelen, maar vermoedelijk is het in juli-augustus wel anders, rekening
houdend met de nabijheid van de kust. Ik eet een pintxo (tomaat met ansjovis en
pepertje op toast), drink een frisse cola en ga terug op stap. Ik klim het
stadje uit en wandel terug tussen de velden en door kleine gehuchten of dorpen.
Af en toe krijg ik de zee te zien, maar dan in de verte.
Santillana del Mar |
Santillana del Mar |
Na Orena stap ik in een
weids akkerlandschap naar de kerk van San Pedro die vanop een heuveltop de
omgeving beheerst. Wanneer ik er aankom en een uitgebreide pauze neem is de
kerk gesloten, maar om 13.00 u komt een jongeman aan die meteen het hek opent
en de aanwezigen (de Italianen uit de herberg in Requejada en ikzelf) trakteert
op een frisse limonade; we worden uitgenodigd om onze credencial te laten afstempelen
(en ondertussen een donativo te deponeren in het schaaltje). Hij geeft wat
uitleg over de oude doopvont (11e eeuw) waarvan de basis een oude
molensteen is en nodigt de liefhebbers uit voor een bezoek aan de toren.
Kerk van San Pedro |
Doopvont in de kerk van San Pedro |
Ik zet mijn tocht verder: ik
schat nog een tweetal uren nodig te hebben tot Cobreces, maar het zijn de
warmste uren van de dag en de atmosfeer is drukkend. Steeds via kronkelende
asfaltweggetjes – ik moet wel nog een drukke weg via een brug oversteken – kom ik
in San Martin de Ciguenza. De kerk staat een beetje verborgen tussen de bomen,
maar is anderzijds van een omvang buiten proportie voor de omgeving. Ze is
gebouwd in de 18e eeuw op kosten van een zekere Don Juan Antonio
Taglo Bracho die van hieruit geëmigreerd was naar Peru en daar fortuin had
gemaakt; de stijl wordt omschreven als “koloniale barok”. Jammer genoeg is ze
gesloten. Een paar honderd meter verder passeer ik langs een charmant
kapelletje zoals er hier wel meer te zien zijn.
San Martin de Ciguenza |
Al bij al ben ik blij
wanneer ik reeds om 15.15 u de herberg Pino bereik waar ik heb gereserveerd.
Hij ligt langs de baan, maar heeft aan de achterzijde een terras met uitzicht
over de weiden en de zee, een paar kilometer noordwaarts. De accommodatie is
zeer verzorgd: lakens en badhanddoek zijn inbegrepen. Ik neem een verkwikkende
douche en was wat kleren die ik kan droogzwieren en aan de waslijn hangen: wind
en zon doen hopelijk de rest. Voor een biertje op een terras en ook om te eten
moet ik 500 meter stappen, maar dat heb ik er wel voor over. Ik breng de tijd
door met het bijwerken van mijn dagboek en een wandeling door het dorp. Er is
een monumentale kerk en vlakbij ook een Cisterziënzerabdij. Beide gebouwen
verstoren de proporties van het dorp enigszins dat daardoor wel een apart
karakter krijgt. Tegenover het café is blijkbaar nog een albergue waar heel
wat pelgrims neerstrijken en vervolgens in het café komen eten. Ik raak aan de
praat met twee Fransen en we eten samen. Ik eet opnieuw
vis (dorade) en naar goede Franse gewoonte een portie kaas na: een droge
geitenkaas en een jonge abdijkaas, beide van de streek. Daarna wacht me nog een
verkwikkende wandeling naar de herberg. Het begint net te regenen, maar wanneer
ik aankom heeft de hospitalera gelukkig mijn gedroogde was binnengehaald: oef!
En dan is het stilaan tijd om te slapen…
Uitzicht vanop het terras van de herberg Pino |
Kerk van Cobreces |
Cisterziënzerabdij |
Cobreces – San Vincente de la Barquera
22,95 km – 392 m klimmen – 469 m dalen
22,95 km – 392 m klimmen – 469 m dalen
Het heeft vannacht nog wat
geregend en wanneer ik opsta is de lucht bewolkt en mistig. Na het verzorgd
ontbijt (fruitsap, fruit, koffie, brood, confituur, yoghurt) maak ik me klaar
om te vertrekken. Wanneer ik op kousenvoeten mijn schoenen wil halen die op het
terras staan (op een beschut rekje) komt de hospitalera mij ter hulp: het is
nog nat op het terras… Het zijn de kleine dingen die het doen!
Ik stap terug door het dorp,
voorbij de kerk en het klooster, even langs de grote weg en dan langs kleine
weggetjes. In Ruiloba kom ik in het gehucht La Iglesia: de naam spreekt voor
zich, de kerk domineert (opnieuw!) de omgeving. Maar mijn verbazing over de
bouwstijl en de gebouwen neemt nog toe wanneer ik achter de kerk een weggetje
insla dat tussen hoge stenen muren loopt en uitgeeft op een ander weggetje dat
op dezelfde manier is afgeboord. Ik waan me in de middeleeuwen en vraag me af
welke tuinen en hovingen deze muren moesten beschermen.
La Iglesia |
Even verder in het gehucht
Pando kom ik andermaal aan een kapel van Sint-Rochus die hier wel zijn verering
moet delen met Sint-Sebastiaan.
Sint-Rochuskapel in Pando |
Sint-Rochus en Sint-Sebastiaan |
Nog wat later passeer ik door Concha, een
gehucht opzij van de hoofdweg dat blijkbaar een restant is van een 19e-eeuws
aandoende woonkern. De huizen zijn duidelijk gerenoveerd en doen denken aan een
“cité”.
Concha |
Bij het naderen van Comillas
krijg ik terug de zee te zien, niet voor lang, want de Camino gaat door het
oude stadscentrum. Het is bijna middag en de verleiding om even te pauzeren op
een terrasje is te groot. Even later komt trouwens ook Eva uit Tübingen (en uit
de herberg Pino) aan, alsook een Duits koppel dat ik al geregeld heb gezien. De
verrassend charmante stad heeft ook een aantal indrukwekkende palazzo-achtige
gebouwen op de heuvelkammen, allicht met uitzicht op zee; een aantal daarvan zijn
gebouwd door Antonio Lopez die in de 19e eeuw emigreerde naar Cuba,
daar fortuin maakte en daarna zijn geboortestad verfraaide.
Comillas |
Comillas |
De Camino leidt me langs de
hoofdweg, gelukkig via een afgescheiden voetpad, naar een riviermonding. Na de
oversteek mis ik even een afslag, maar dankzij Osmand raak ik terug op het
juiste pad zonder een te grote omweg. Ik nader stilaan mijn einddoel. In La
Revilla passeer ik langs een groot golfterrein en daarna krijg ik terug een
weids zicht op de zee, met de monding van de twee rivieren nabij San Vincente.
Over de eerste rivier loopt een lange, oorspronkelijk middeleeuwse brug met 28
bogen; ik wandel erover en kom aan in het gezellige haven- en badstadje, met
een opeenvolging van terrasjes langs de kade. Voor alle zekerheid localiseer ik
eerst het hotel El Faro de San Vincente waar ik heb gereserveerd, maar dan
trakteer ik mezelf toch eerst op een biertje langs de kade. Zo kan ik ook een
beetje “uitdampen” en me in aanvaardbare toestand aanmelden in het hotel. Het
is vrijdagnamiddag, de lokale bevolking en de toeristen blijken al volop in
weekendstemming.
Golfterrein met kapel |
San Vincente de la Barquera |
Na de obligate douche en
klerenwas maak ik nog een wandeling langs het hogergelegen kasteel en de kerk.
Ik dacht hier zeven jaar geleden ook eens geweest te zijn, maar wellicht heb ik
me vergist: ik vind de plek die ik in gedachten had in elk geval niet terug. Om
19.00 u kan ik al gaan eten in een restaurant dat ik ondertussen heb uitgezocht
en ik kies van de kaart:
- ansjovis met rode pepertjes, verkruimeld hardgekookt ei en waanzinnig veel olijfolie
- gefrituurde vis met groene pimientos de Padron
Zaterdag
26 mei – zondag 27 mei
San Vincente de la Barquera – Bilbao – Gent
San Vincente de la Barquera – Bilbao – Gent
Na een verkwikkende
nachtrust en uitgebreid ontbijt verlaat ik het hotel reeds als toerist… Ik
kuier nog wat rond in het stadje en neem dan de bus naar Bilbao. Ook daar heb
ik nog de tijd voor een kort toeristisch bezoek en op zondag keer ik terug naar
huis, met het vliegtuig.
Nabeschouwing
Het traject dat ik nu heb
gewandeld heeft positieve en minder positieve aspecten. Het eerste gedeelte,
van Donostia naar Bilbao, is het mooiste en aangenaamste: je wandelt veel over
onverharde wegen, door een mooie heuvelachtige streek, in het begin ook
dichtbij de zee. Na Bilbao loopt de weg dichterbij de kust wat uiteraard mooie
uitzichten oplevert, maar je wandelt ook door een dichterbevolkte streek, met
enkele weliswaar charmante badplaatsen; de hoofdzakelijk verharde wegen zijn
eveneens minder aangenaam.
Deze keer heb ik het
grootste deel van mijn overnachtingsplaatsen op voorhand gereserveerd; ik heb
gekozen voor een beetje zekerheid waardoor ik me niet moest overhaasten om op
tijd aan te komen en een slaapplaats te vinden. Bij sommige etappes was er
enkel een pelgrimsherberg beschikbaar waar ik niet kon reserveren, maar toch telkens
een goed onderkomen heb gevonden. Ik heb dus veelal niet tussen de pelgrims
overnacht en ik heb de indruk dat ik daardoor ook minder het pelgrimsgevoel heb
gehad: de ervaring deel uit te maken van een groep mensen die je elke dag weer
ontmoet. Dit had het voordeel dat ik meer tijd had voor mezelf en minder de
sociale druk voelde die het verblijf in de albergues soms met zich meebrengt.
En het comfort van een eigen kamer is natuurlijk ook mooi meegenomen…
Niettegenstaande mijn
bedenkingen heb ik genoten van mijn tocht. Zoals op de andere Compostelawegen
heb je hier de gelegenheid om nieuwe mensen te ontmoeten, maar natuurlijk ook regelmatig
“jezelf tegen te komen”. Je wandelt door een mooie streek, meestal langs rustige
weggetjes, en je vindt voldoende overnachtingsmogelijkheden.
Praktische
informatie
Bij het plannen van deze
tocht heb ik mij in de eerste plaats gebaseerd op het boek “Te voet naar
Santiago de Compostela. De kustroute” van Paco Nadal (Nederlandstalige uitgave
van Elmar B.V., Rijswijk). Hierin vind je ondermeer heel wat informatie over
mogelijke etappe-indeling, afstanden, hoogteverschillen, bevoorradings- en
overnachtingsmogelijkheden. De afgedrukte kaartjes zijn wel beperkt als
hulpmiddel: het zijn eigenlijk schetsen van de te volgen weg, geen
topografische kaarten.
Een meer geactualiseerde
informatiebron voor de overnachtingsmogelijkheden vond ik op Internet:
https://www.gronze.com/camino-norte
Deze Spaanstalige site geeft informatie over de verschillende pelgrimswegen naar Santiago de Compostela. Je vindt er een mogelijke etappe-indeling en vooral actuele gegevens over de overnachtingsmogelijkheden, zowel albergues als hotelletjes en pensions, met (web)adres, telefoonnummer, prijs…
https://www.gronze.com/camino-norte
Deze Spaanstalige site geeft informatie over de verschillende pelgrimswegen naar Santiago de Compostela. Je vindt er een mogelijke etappe-indeling en vooral actuele gegevens over de overnachtingsmogelijkheden, zowel albergues als hotelletjes en pensions, met (web)adres, telefoonnummer, prijs…
In heel wat
pelgrimsherbergen vind je dekens en eenmalig bruikbare hoezen voor matras en
hoofdkussen. Het is aan te raden een lakenzak of lichte slaapzak mee te nemen.
De bewegwijzering op het
terrein (gele pijlen en af en toe bordjes met vermelding van afstanden) is in
principe voldoende voor de (aandachtige) wandelaar. Maar af en toe zijn er
varianten waarover weinig duidelijke informatie wordt gegeven. Ik heb als
ondersteuning veelvuldig een dankbaar gebruik gemaakt van Osmand, een gps-toepassing
op mijn smartphone. Hiermee heb je permanent een topografische kaart bij waarop
ondermeer de Camino is ingetekend en waarop je steeds je eigen positie kan
bepalen: zeker handig wanneer je even de gele pijlen hebt gemist of een alternatieve
route wil nemen. Met deze toepassing heb ik ook mijn reëel afgelegde afstanden
en de hoogteverschillen geregistreerd.
De reis heen en terug heb ik
met Brussels Airlines gedaan: rechtstreekse vlucht van Brussel naar Bilbao.
Vanaf het vliegveld van Bilbao is er een regelmatige busverbinding naar
Donostia (reistijd: 1.15 u); zie hiervoor:
https://www.pesa.net/pesa/es/horarios#
Voor de terugreis van San Vincente de la Barquera naar Bilbao heb ik de bus genomen van de maatschappij ALSA; de reistijd bedraagt ongeveer drie uur, afhankelijk van het vertrekuur; informatie hierover:
https://www.alsa.es/nuestros-destinos
https://www.pesa.net/pesa/es/horarios#
Voor de terugreis van San Vincente de la Barquera naar Bilbao heb ik de bus genomen van de maatschappij ALSA; de reistijd bedraagt ongeveer drie uur, afhankelijk van het vertrekuur; informatie hierover:
https://www.alsa.es/nuestros-destinos
Voor alle mogelijke informatie
en advies kan je natuurlijk ook terecht bij het Vlaams Compostelagenootschap:
https://www.compostelagenootschap.be/
Daar kan je trouwens ook een geloofsbrief en stempelboekje (credencial) verkrijgen, noodzakelijk om te kunnen overnachten in de pelgrimsherbergen.
https://www.compostelagenootschap.be/
Daar kan je trouwens ook een geloofsbrief en stempelboekje (credencial) verkrijgen, noodzakelijk om te kunnen overnachten in de pelgrimsherbergen.
3 opmerkingen:
Dag Johan
Zonet Uw blog gelezen over uw wandeltocht verleden jaar op de Camino del Norte en onze ontmoeting in Deba. Mooi!!
Ik ben toen met Elli (de Duitse dame) waar ik mee op pad was, nog samen gebleven tot in Serdio. Dit is een klein dorpje tussen Comillas en Colombres.
Zij moest dan de dag erop met de trein terug naar Santander daar haar vriend zou afkomen.
Onderweg hebben we wel contact gehouden via Whatsapp. Zo kon zij telkens zien waar ik enkele dagen vóór haar was gelogeerd.
Ik ben alleen doorgegaan tot Santiago. Wel onderweg natuurlijk nog enkele ontmoetingen gehad, onder andere ook met een Nederlander Ed. Op donderdag 14 juni ben ik dan samen met Ed met het vliegtuig vanuit Santiago terug naar Brussel gevlogen.
De mogelijkheid zit er in dat ik dit jaar ook nog eens de Camino Primitivo ga doen vanuit Oviedo.
Hopelijk komen we elkaar nog eens tegen.
Met vriendelijke groeten
Carlos Mestiaen
Dag Johan...
Erg genoten van je verhaal,heb zelf de gehele Camino del norte met aansluitend Camino Portugees gelopen in 2020..
Leuk om te lezen hoe andere deze route hebben beleefd...
Bedankt voor je verslag en beleving...
Dag Johan, ik ben Ad uit Haarlem die in je eerste blogs figureert. Leuk om te lezen! Ik kan melden dat ik de camino del norte dit jaar heb afgemaakt. In 2018 liep ik San Sebastian - Bilbao, in 2019 Bilbao - Santillana del Mar en dit jaar (2022) Santillana del Mar - Santiago de Compostella. Ben jij na 2018 nog camino's gaan doen? Hartelijke groet, Ad
Een reactie posten