Situering
Na mijn ervaringen van de vorige jaren op twee
Sint-Jacobswegen wil ik er een volgende aan toevoegen en ik kies voor de Via
Tolosana: de weg die vanuit Arles naar Toulouse loopt en vandaar via de Col du
Somport naar Puente de la Reina in Spanje. Deze route wordt ook de “Chemin
d’Arles” genoemd en is bovendien de route die van oudsher, in de omgekeerde
richting, werd gebruikt door bedevaarders naar Rome.
Anderzijds is het niet mijn bedoeling om
noodzakelijkerwijze een lang stuk van de pelgrimsweg af te leggen: ik kies ook
voor een tocht door een mooie en interessante streek. Na gedurende enkele
winteravonden de kaart te hebben bestudeerd kom ik tot een interessante keuze:
ik zal een stukje Via Tolosana combineren met een stuk van de GR 36 die mij
naar Albi zal leiden. Op die manier kan ik eindelijk eens een bezoek brengen
aan de stad die zo verbonden is met de geschiedenis van de Katharen, een
geschiedenis die sinds enkele jaren ook een leidraad is geweest voor mijn
trektochten. En zo maak ik ook een eigenzinnige keuze: een verbinding tussen de
pelgrimsweg naar Compostela, historisch sterk gepropageerd door de Roomse Kerk,
en de stad waar dezelfde Roomse Kerk, in dezelfde periode, haar overwinning op
de “ketterse” Katharen-Albigenzen zo tastbaar heeft geïllustreerd. Ik vraag me
nog steeds af of er historisch onderzoek bestaat naar de verhouding tussen deze
twee fenomenen.
Concreet heb ik gekozen voor een traject vanuit
Montpellier, over de GR 653, tot de kruising met de GR 36 nabij Le Rialet en
vanaf daar heb ik deze GR 36 gevolgd tot Ambialet-Saint-Cirgue; het was mijn
bedoeling om tot Albi te stappen (nog een 30-tal kilometer verder), maar dit is
me niet gelukt zoals zal blijken uit mijn verslag.
Ik heb 16 dagen gestapt en ongeveer 336 kilometer afgelegd.
Woensdag 22 mei 2013: Gent –
Montpellier
In afwachting van het vertrek van mijn trein vanuit
Brussel-Zuid ga ik nog een koffie drinken. Op de muur van het cafetaria lees ik
de volgende tekst (vrij vertaald uit het Frans): “Ik houd niet van wandklokken:
ze herinneren mij aan het leven dat voorbij is. Ik houd niet van polshorloges:
ze vechten met mijn hartslag.” Een geschikte tekst om de knop om te draaien,
van het alledaagse leven naar het leven van de reiziger…
Maar ik houd toch nog even de klok in het oog en stap
tijdig op de TGV naar Montpellier die stipt om 10.17 u vertrekt.
Er is nog niet veel volk op de trein en dus is er ook nog
voldoende ruimte voor de bagage; mijn (iets minder grote) rugzak past zelfs in
het bagagerek boven mijn hoofd. In Brussel is de lucht nog onheilspellend grijs
en donker. Ergens in het niemandsland tussen Halle en Lille komt er blauw in de
lucht; na Lille en Paris-Charles-de-Gaulle doet de zon de knalgele
koolzaadvelden fel oplichten. Zou het toch nog zomer worden? Helaas… boven het
groen golvende Bourgogne overheersen terug de donker dreigende wolken.
14.06 u Lyon: heel wat passagiers stappen uit, anderen
stappen op. Waar straks nog twee ernstige zakenlieden zaten komt nu een ouder,
volks uitziend Frans koppel zitten. De vrouw haalt een groot pain de campagne
uit haar tas, de man snijdt het met zijn zakmes in stevige stukken en deze
worden gretig verorberd met enkele plakken hesp en sneetjes saucisson.
Vanaf Valence verandert het weer terug: er komt meer
blauw en zon in de lucht. Ook het landschap is stilaan gewijzigd: een
kalksteenachtige bodem, meer lage begroeiïng en de eerste wijngaarden, la
Méditerranée se fait sentir! Bij aankomst in Montpellier, omstreeks 16.00 u, is
de hemel blauw en schijnt de zon, maar er staat wel een stevige wind.
Station Montpellier-Saint-Roch |
Ik ga te voet via het Office du Tourisme, waar ik een
stadsplan haal, naar de jeugdherberg. Ik moet wel nog een lidkaart kopen (11
euro, maar gezien een geplande reis naar Noorwegen is dit interessant) en ik
betaal 20,90 euro voor overnachting en ontbijt. De jeugdherberg is eenvoudig
ingericht, maar alle noodzakelijk comfort is aanwezig, ondermeer ruime kamer (8
bedden waarvan uiteindelijk 4 bezet).
Daarna ga ik de stad verkennen. Montpellier is een
gezellige universiteitsstad met de oudste medische faculteit in de Westerse
wereld, veel pleintjes, straatjes, winkeltjes en restaurantjes. Ik wil nog de
Eglise Saint-Roch bezoeken, maar daarvoor kom ik net te laat: de gardien van
dienst is niet echt toeschietelijk en duwt de deur letterlijk voor mijn neus
dicht. Ik had nochtans de bescherming van Sint-Rochus willen afsmeken voor mijn
tocht, want hij is de beschermheilige van de pestlijders en wordt vaak
afgebeeld als Sint-Jacobspelgrim, maar ik doe dit dan maar aan de buitenkant
van de kerk.
Eglise Saint-Roch |
Ik besluit mijn avond met een voortreffelijk etentje
(prijs/kwaliteit) in de Bistrot d’Alco (rue Bonnier d’Alco) en een wandeling
naar de jeugdherberg. Conclusie: aangename stad waarvan het centrum best te
voet kan worden afgewandeld, zeker met mooi weer…
Donderdag 23 mei: Montpellier –
Montarnaud (14,5 km)
Na een rustige nacht en ontbijt in de jeugdherberg besluit
ik nog een kleine stadswandeling te doen alvorens mijn eigenlijke tocht aan te
vatten. Het geplande traject van vandaag is eerder kort en zeker niet zwaar.
Ik wil de cathédrale Saint-Pierre bezoeken, maar deze
opent pas om 9.30 u, dus ga ik eerst nog de Faculté de Médecine bekijken die,
als voormalig klooster, aansluit bij de kathedraal. De kathedraal is
vroeg-gothisch, met een grote middenbeuk en enkel kleine zijkapellen. Eén van
deze kapellen is gewijd aan Sint-Rochus, als pelgrim afgebeeld, zodat ik toch
nog zijn bescherming kan afsmeken. Er ligt trouwens een kant-en-klare
gebedstekst bij de kapel om als pelgrim bescherming te vragen tegen alle
geestelijke en lichamelijke kwalen onderweg…
Daarna ga ik naar een tramhalte van Lijn 1 waar al snel een
comfortabele tram mij naar Euromédecine voert (een 15-tal minuten): de medische
faculteit en de hospitalen zijn duidelijk belangrijk voor Montpellier; verder
heb ik ook verschillende instellingen voor dans- en muziekopleiding gezien.
Dankzij het tramtraject vermijd ik een weinig interessante wandeling van
ongeveer 8 kilometer door de agglomeratie.
Tramhalte Euromédecine |
Ik start mijn voettocht effectief omstreeks 10.30 u en
wandel meteen door een minder bebouwde buurt in een semi-residentiële wijk, ook
nog door een stukje natuur, naar Grabels. Onderweg ontmoet ik een Oostenrijker
die ook richting Montarnaud stapt en blijkbaar in dezelfde gîte als ik heeft
gereserveerd.
Kerk van Grabels |
Na Grabels kom ik stilaan in meer open landschap en af en
toe gaat het even omhoog en omlaag. Ik wandel vooral door lage begroeiïng
(garrigue), langs stenige paden, met weidse uitzichten vanop het plateau. Ik
passeer nog een Frans koppel uit Duinkerken die ook naar Montarnaud (zelfde
gîte) stappen. Even verder, bij een omgevallen wegwijzerpaaltje, maak ik
blijkbaar een verkeerde keuze en zie ik geen GR-tekens meer. De Fransen volgen
mij op een 100-tal meter… Na wat zoeken vlakbij een karting-circuit (volgens de
topogids ligt de juiste weg “onder” het circuit) vinden we het pad terug,
richting Belair. Dit laatste is enkel een kruispunt van twee verkeerswegen en
ik stap nog even verder tot ik, door de garrigue beschut tegen de wind, mijn
picknick-pauze neem.
Na nog een stukje garrigue kom ik tussen weiden waarin heel wat paarden van verschillende rassen grazen: er is hier een grote paardenfokkerij. En daarna gaat het opnieuw tussen garrigue en wijngaarden, op en neer, tot het dorp Montarnaud in zicht komt. Nadat ik een nieuwbouwwijk in aanbouw (we bevinden ons nog in de ruime agglomeratie van Montpellier) heb doorkruist bereik ik het charmante dorp, met een kerk en een kapel in het centrum en een kasteel hoger op de helling.
Montarnaud |
Dankzij de nodige bewegwijzering arriveer ik een kwartier
later, rond 15.00 u, in de Chambres-d’Hôtes “Le Temps d’une Pause”: een mooi
huis met bijgebouw in een zeer ruime tuin, met zicht op de heuvels en de
wijngaarden. Cathy Froge zorgt voor een vriendelijke ontvangst, maar is zeer
strikt met voorzorgsmaatregelen tegen bedwantsen (punaises de lit): rugzak niet
op de kamer en we slapen in versgewassen beddengoed, niet in de eigen slaapzak!
Na een deugddoende douche en een verpozing-met-biertje in de tuin ga ik met Pierre en Cécile (het koppel uit Duinkerken) en Robert (de Oostenrijker uit Wenen) eten in het dorp. Het ene restaurant is gesloten, het andere opent pas om 20.00 u, dus wordt het een voortreffelijke pizza in de snackbar. De gesprekken gaan over de camino (waar zowel Pierre en Cécile als Robert de nodige ervaring hebben), maar verder ook over politiek in Oostenrijk, Frankrijk en België. Na de wandeling terug naar de gîte heeft iedereen blijkbaar behoefte aan een bed en omstreeks 21.30 u doven Robert en ik de lichten in onze kamer.
Prijs overnachting en ontbijt: 24 euro.
Le Temps d'une Pause... |
Na een deugddoende douche en een verpozing-met-biertje in de tuin ga ik met Pierre en Cécile (het koppel uit Duinkerken) en Robert (de Oostenrijker uit Wenen) eten in het dorp. Het ene restaurant is gesloten, het andere opent pas om 20.00 u, dus wordt het een voortreffelijke pizza in de snackbar. De gesprekken gaan over de camino (waar zowel Pierre en Cécile als Robert de nodige ervaring hebben), maar verder ook over politiek in Oostenrijk, Frankrijk en België. Na de wandeling terug naar de gîte heeft iedereen blijkbaar behoefte aan een bed en omstreeks 21.30 u doven Robert en ik de lichten in onze kamer.
Vrijdag 24 mei: Montarnaud – Saint-Guilhem-le-Désert
(22 km)
We staan op rond 6.45 u: de zon schijnt. Om 7.30 u zitten
we aan de ontbijttafel met Cathy: er is brood, kaas, hesp, confituur in 4
soorten, yoghurt, gedroogde en verse vruchten… Kortom: complet, en nog
aangevuld met een gezellige babbel. We worden ook verwittigd voor de bedwantsen
die blijbaar serieus oprukken in de gîtes: Robert en ik kopen een spuitbus voor
onderweg, Pierre en Cécile hebben ze reeds. De “Gîte de la Tour” in
Saint-Guilhem waar ik heb gereserveerd voor vanavond krijgt wat dit betreft een
eerder negatieve kwotering van Cathy; de anderen hebben gereserveerd bij de
zusters van de Carmel, maar ik behoud mijn keuze: gewapend met de spuitbus voel
ik mij voldoende veilig…
Rond 8.45 u vertrek ik onder een stralende zon, meteen
flink klimmend langs een stenig pad tussen de garrigue. Daarna gaat het vooral
tussen wijngaarden naar het dorpje La Boissière. Even verder kom ik in een
ruigere omgeving: bos en rotsen tegen de helling, rode aarde langs de weg. Het
pad volgt hier gedeeltelijk het tracé van een oude spoorweg, aangelegd in
functie van de bauxietmijnen, geëxploiteerd tot 1965. In the middle of nowhere
staat een grote verhuiswagen geparkeerd, met een personenwagen ernaast. Ik word
opgeschrikt door twee kwade honden die onverwacht te voorschijn springen, ik
grijp in een reflex mijn Dazzer uit mijn broekzak en richt hem op de blaffende
beesten: ze trekken zich gelukkig terug, tevens aangespoord door de eigenaar
die blijkbaar in de verhuiswagen logeert… Oef, toch even schrikken! Pierre en
Cécile komen een honderdtal meter na mij, Cécile ook wat bleekjes rond de neus…
Vijf minuten later neem ik een appelpauze en nog even later passeert Robert.
Aniane |
Aniane |
De flora is echt mediterraan: ondermeer veel heerlijk
ruikende thijm. Tegen 12.00 u arriveer ik in Aniane, een oud dorp met smalle
straatjes, boogjes en kapellen. Er zijn ook enkele winkels en restaurants, maar
ik beperk mij tot het verorberen van een energiereep en om 12.30 u vertrek ik
terug. Na de drukke uitvalsweg loop ik langs kleinere wegen en paden, langzaam
klimmend tussen de wijngaarden en olijfboomgaarden, in de richting van het
grijze bergmassief waarin Saint-Guilhem-le-Désert ligt.
Vlakbij Saint-Jean-de-Fos, vanuit de verte te zien,
bereik ik Le Pont du Diable, aan het begin van de vrij indrukwekkende Gorge de
l’Hérault. Zoals bij andere dergelijke bruggen in Frankrijk heeft de duivel
zich hier naar beneden gestort na zijn vergeefse pogingen om de bouw van de
brug te verhinderen. Hier zou hij dit gedaan hebben nadat hij zijn verzet had
gestaakt na de belofte dat hij de ziel zou krijgen van de eerste passant over
de brug… maar dit was een hond!
Met deze geschiedenis in gedachten wandel ik over een meer recente brug en vat de weg aan langs de gorge. Er is slechts een smalle strook naast de baan en de wind waait hard: niet zo aangenaam stappen, maar het uitzicht maakt veel goed. Na een tweetal kilometer kan ik een smal paadje nemen dat iets lager tussen de bomen en struiken is aangelegd. Ik passeer nog langs een overblijfsel van een watermolen met bijhorende toren, destijds toebehorend aan de abdij van Gellone (Guilhem, Guillaume, Willem...). Deze laatste werd opgericht in 804 door ene Willem van Oranje, graaf van Aquitaine en neef van Karel de Grote. En even later, om 14.45 u, kom ik aan in Saint-Guilhem-le-Désert.
Le Pont du Diable |
Met deze geschiedenis in gedachten wandel ik over een meer recente brug en vat de weg aan langs de gorge. Er is slechts een smalle strook naast de baan en de wind waait hard: niet zo aangenaam stappen, maar het uitzicht maakt veel goed. Na een tweetal kilometer kan ik een smal paadje nemen dat iets lager tussen de bomen en struiken is aangelegd. Ik passeer nog langs een overblijfsel van een watermolen met bijhorende toren, destijds toebehorend aan de abdij van Gellone (Guilhem, Guillaume, Willem...). Deze laatste werd opgericht in 804 door ene Willem van Oranje, graaf van Aquitaine en neef van Karel de Grote. En even later, om 14.45 u, kom ik aan in Saint-Guilhem-le-Désert.
Het historisch stadje is grotendeels autovrij (parkings
aan de rand). Ik vind de Gîte de la Tour in de hoofdstraat (rue du Portal), in
één van de oude huizen, met ingang via een zijsteegje en een trap. Aan de
ingang ligt een bordje met de namen van de personen die gereserveerd hebben en
het kamernummer; ik blijk de eerste gast te zijn en kies mijn bed. Alles oogt
vrij netjes, maar de raad van Cathy indachtig spuit ik een dosis Clako op de
matras… Dan ga ik het stadje verkennen en ik ontmoet Pierre en Cécile die net
aankomen. Ik breng een bezoek aan de stemmige kerk en het aangrenzende
klooster; in de kloostergang word ik verrast door de dubbele raamopeningen met
het pilaartje in het midden, zo typisch voor de Arabische architectuur,
ondermeer in Andalusië. Dezelfde ramen zijn ook te zien in verschillende oude
huizen op het plein voor de kerk; ik neem de tijd om deze uitgebreid te
bestuderen onder het genot van een blonde Leffe op één van de terrassen.
Ondertussen is de zon echter verdwenen achter de wolken en de sterke wind heeft
de gevoelstemperatuur sterk doen dalen. Dus ik beslis al snel om terug naar de
gîte te gaan en daar mijn dagboek verder bij te werken.
Klooster van Saint-Guilhem |
Raam in de kloosterommegang |
In de gîte maak ik kennis met mijn kamergenoten die
ondertussen zijn aangekomen: een koppel uit Luik die hier een tocht van een
tiental dagen afsluiten en Isabelle uit Le Mans die een stuk GR 74 heeft
gewandeld en morgen overstapt op de GR 653. Voor het avondeten wordt ook nog
een groep van 13 personen uit Marseille verwacht die hier dagtochten in de
omgeving zullen doen. De uitbaatster maakt zich zorgen omdat de groep om 19.00
u nog altijd niet is aangekomen terwijl zij volop bezig is met het avondmaal
klaar te maken. Rond 19.30 u komt de groep eindelijk aan. Reden van hun
laattijdigheid: er is ingebroken in een drietal auto’s van de groep op een
parking en alle tassen zijn gestolen. Drie personen van wie ondermeer medicatie
is gestolen zijn dan maar naar huis teruggekeerd…
Ik eet samen met Isabelle, de Belgen zijn naar een
restaurant gegaan. Later sluit ik de avond met nog een lange babbel en enkele
glazen wijn met de Belgen.
Prijs halfpension: 36 euro.
Zaterdag 25 mei:
Saint-Guilhem-le-Désert – Saint-Jean-de-la-Blaquière (25 km)
Vertrek om 8.15 u. Onmiddellijk buiten het stadje, via de
rue du Bout du Monde, volgt een behoorlijk steile klim naar het rotsmassief dat
de omgeving domineert: ongeveer 400 meter langs een smal stenig pad. Er staat
een sterke koude wind die het klimmen nog bemoeilijkt; gelukkig is er af en toe
beschutting van de struiken langs het pad. De uitzichten op de steile falaise
en de holten in de rotswand zijn indrukwekkend, evenals het uitzicht over het
lager gelegen gebied, met af en toe een glimp van de Hérault.
Na het hoogste punt (tussen 500 en 550 meter) volgt een
zeer geleidelijke afdaling tussen lage dennen en garrigue, steeds met weids
uitzicht, maar ook met de harde koude wind. Het GR-pad wijkt nog even af van de
brede piste om over het heuveltje Pioch Canis te klimmen; dankzij de middelhoge
begroeiïng vind ik hier even beschutting voor de sterke wind. Ik neem een pauze
met een stevige rotsblok als zitplaats, omringd door allerlei geurige planten,
vooral tijm. Plots komen Pierre en Cécile opduiken en wanneer ik vertrek komt
ook Robert eraan: hij heeft onderweg natuurlijk heel veel foto’s genomen. Hij
rust nu even en ik vervolg mijn weg.
In de afdaling naar Le Barry passeer ik langs de ruïnes
van Castellas, een versterkte burcht (castrum) uit de tiende eeuw; in feite
leefde hier een hele dorpsgemeenschap binnen de beveiligde muren. In het dorpje
Le Barry ontmoet ik terug Pierre en Cécile en we wandelen samen verder tot
Arboras, tussen de wijngaarden en over een eeuwenoude brug.
Castellas |
Castellas |
Le Barry |
Arboras: brug over de Rouvignous (1731) |
Wegwijzer op de brug... |
In Arboras wil ik even rusten en ik drink een artisanale
limonade, met een zoet Oosters gebakje, in een hippie-achtig cafeetje waar ook
allerlei kunstvoorwerpen worden verkocht; de kinderen van het dorp hebben er
ook een hele rommelmarkt georganiseerd, maar ik kan echt niets extra meer
meenemen in mijn rugzak! Terwijl ik nog op het terrasje zit komen Pierre en
Cécile terug. Blijkbaar is het tracé van de GR gewijzigd, maar zij vinden de
bewegwijzering niet terug. Na rondvraag in de buurt en ampel overleg besluiten
zij en ik om samen verder te stappen langs de oude route die niet meer
bewegwijzerd is, maar op de kaart goed te volgen is. Ondertussen komt ook
Robert aan, maar hij wil eerst even rusten en zal straks beslissen welke weg
hij neemt.
Pierre, Cécile en ik gaan dus op stap langs de oude
route; deze is blijkbaar gewijzigd wegens klachten van een eigenaar ergens
onderweg. Gelukkig ontmoeten we deze (blijkbaar nogal agressieve) eigenaar niet
en we vinden vlotjes de weg; de rood-witte bewegwijzering is wel zeer
konsekwent uitgeveegd, enkel hier en daar bespeuren we nog een lichte
rood-witte streep. Het begint ook even te regenen, maar het feit dat we onze
jas aantrekken volstaat om het tien minuten later te doen ophouden.
Omstreeks 16.30 u bereiken we Saint-Jean-de-la-Blaquière:
een stil dorp met één snackbar “La Petite Fringale”, een bakker én een gîte
communal; daarnaast is er ook een chambre d’hôtes waar ondermeer Isabelle en
Robert hebben gereserveerd. Onze eerste halte is La Petite Fringale waar we een
Leffe van het vat drinken en alvast een plaats reserveren om te eten om 19.00
u, want vanaf 20.00 u is alles volzet!
Saint-Jean-de-la-Blaquière |
We installeren ons in de gîte communal waar we ook nog Dominique ontmoeten, een Bordelais die nu in Fréjus woont, na als leraar Engels in verschillende Afrikaanse landen te hebben gewerkt. We gaan samen eten en na een gezellige babbel kruipen we rond 21.30 u onder de wol in de gîte.
Prijs overnachting: 10 euro.
Zondag 26 mei:
Saint-Jean-de-la-Blaquière – Lodève (13 km)
De bakker is reeds vanaf 6.30 u open, ik ga vers brood en
croissants halen en ik kan er ook een paar appels, salami en yoghurt kopen. In
de gîte wordt koffie gezet (dankzij een mysterieuze voorraad die meestal
beschikbaar is in dergelijke gelegenheden), dus alles is aanwezig voor een goed
ontbijt!
Ik vertrek rond 9.15 u en ontmoet nog Isabelle die,
evenals Robert, heeft gelogeerd “Chez Charlotte”. Het is zonnig weer. Het pad
gaat op en neer, ik steek twee beekjes over en wandel tussen wijngaarden en
bosjes. Verder klim ik naar Usclas-du-Bosc waar zich op het kerkhof enkele
(kopieën van) grafstenen uit de vijftiende eeuw bevinden; de originelen staan
in het museum van Lodève. Daarna gaat het pad, onder een stralende zon, verder
omhoog en ik kom tenslotte in een mooi dennenbos. Ik bereik de Prieuré de
Grandmont, hier gebouwd in de twaalfde eeuw door een strenge kloosterorde,
eveneens hier opgericht. Op deze plaats bevonden zich verschillende dolmen
waarvan er ook nu nog een aantal te zien zijn in het park. Ik breng een kort
bezoek aan het stemmige, eenvoudige klooster, net als Isabelle, Dominique en
Robert.
Usclas-du-Bosc: grafstenen |
Usclas-du-Bosc: grafsteen |
Prieuré de Grandmont: even verpozen... |
Prieuré de Grandmont |
Daarna volgt nog een tocht van ruim twee uur door bosjes
en langs weiden, dikwijls met wijde uitzichten over de omgeving. Omstreeks
14.30 u kom ik aan in Lodève. Vroeger was het stadje belangrijk omwille van
zijn textielindustrie, meer bepaald tapijtweverijen, een annex van de
Manufacture Nationale du Tapis. Maar momenteel, zeker op zondagnamiddag, lijkt het
eerder ingeslapen. Ik wandel tot aan het park (in feite een groot plein met
veel bomen) waar een petanquewedstrijd bezig is, onder eerder matige publieke
belangstelling. Ik ga dan maar een pintje drinken op het enige terras in de
onmiddellijke omgeving dat hoort bij het stamcafé van de petanqueclub “Les
Boules Sauvages”. Maar erg wild gaat het er daar niet aan toe: enkel een aantal
bejaarden op zondagswandeling drinken braafjes hun drankje en bespreken de gang
van zaken in de buurt.
Lodève: tornooi van "Les Boules Sauvages" |
Rond 16.00 u ga ik naar de gîte La Mégisserie, gevestigd
in een imposant gebouw langs de rivier aan de rand van het stadscentrum. Ik bel
aan, maar er wordt niet gereageerd, dus telefoneer ik naar de verschillende
nummers die aan de deur geafficheerd zijn. Tenslotte word ik teruggebeld door
de verantwoordelijke die zegt dat er iemand de deur zal komen openen. Een paar
minuten later gaat de deur inderdaad open… en staat Dominique voor mij: hij is
blijkbaar binnengelaten door de verantwoordelijke die voor de rest van de avond
weg moest… Nadat ik mij heb geïnstalleerd blijken ook Isabelle, Pierre en
Cécile aan de poort te staan, druk telefonerend… We laten hen binnen en
iedereen vindt zijn plek. Ik deel een vierpersoonskamer met Dominique en
Isabelle en we beschikken over een eigen ruime badkamer, perfect ingericht,
duidelijk nog niet lang geleden.
Een vooravond in de tuin van La Mégisserie |
’s Avonds ga ik samen met Pierre en Cécile eten, maar dat
blijkt niet zo eenvoudig. Op zondagavond zijn ongeveer alle restaurants (en er
zijn er echt niet veel) gesloten. We belanden uiteindelijk in een Logis-hotel
waar het restaurant enkel open is voor de hotelgasten, maar na wat aandringen
kunnen we er toch terecht en genieten we van een voortreffelijk menu van 20
euro. En rond 22.00 u kruipt iedereen onder de wol: het was vandaag toch ook
weer een stevige trip, ondermeer dankzij de warmte.
Overnachting en ontbijt: 24 euro.
Maandag 27 mei: Lodève – Lunas (27 km)
Bij het ontbijt in de ruime, mooi ingerichte
eetzaal/keuken ontmoeten we eindelijk de verantwoordelijke van de gîte in
levende lijve. Hij is éducateur spécialisé en neemt als vrijwilliger, naast
zijn job, de permanentie voor de gîte voor zijn rekening.
Na het ontbijt gaat iedereen op stap. Isabelle keert een
stuk terug en wandelt nog twee dagen op de GR 7, de anderen vervolgen hun weg
op de GR 653. Vanuit Lodève ga ik een eindje langs de rivier, voorbij de
middeleeuwse brug, om dan geleidelijk te klimmen langs mooie bospaden. Het gaat
gestaag omhoog, van 160 meter (Lodève) naar 685 meter. Na de bospaden volgen
brede pistes met weids uitzicht over de omgeving (ondermeer Lac du Salagou,
gelegen op de Hérault). En daarna gaat het geleidelijk terug omlaag, een eindje
langs geasfalteerde wegen, maar daarna opnieuw langs brede pistes door het bos,
meestal met uitzicht over de diepe valleien. Het is mogelijk om vanuit
Bernaguès een kortere weg te nemen naar Lunas, maar ik houd het bij de GR via
Joncels: een omweg, maar zeker de moeite waard.
Lodève: le pont romain |
Onderweg probeer ik nog te telefoneren naar L’Auberge
Gourmande in Lunas om mijn overnachting te regelen; gisteren zondag kwam ik
telkens op het antwoordapparaat terecht. Ik krijg nu wel de patron aan de lijn,
maar hij zegt dat het hotelletje op maandag gesloten is. Wanneer ik hem zeg dat
ik weet er mensen gereserveerd hebben (Pierre en Cécile) verbreekt hij
zondermeer de verbinding: niet echt sympathiek en klantvriendelijk! Ik bel dan
naar Le Manoir de Gravezon waar ik ook te horen krijg dat maandag sluitingsdag
is, maar dat er vanaf 18.00 u wel iemand zal aanwezig zijn en dat ik er kan
eten en slapen: duidelijk een andere aanpak! Ik beschik slechts over twee
adressen in Lunas, dus indien dit niet lukte moest ik in Joncels overnachten
hetgeen de etappe van morgen dan weer extra lang zou gemaakt hebben.
In Joncels ontmoet ik Dominique die daar zal blijven. We
babbelen wat, gezeten op een bankje bij de robuuste kerk. Deze hoorde indertijd
bij een klooster, maar tijdens de Franse Revolutie is dit gesloten en zijn de
gebouwen verkocht. Nu rest nog een mooi deel van de kloostergang, maar de
vroegere kloostertuin is gewoon een openbaar plein geworden: mooi, maar met wat
restauratiewerk zou het gewoon prachtig zijn. Het hele dorp ademt trouwens nog
de sfeer van weleer, met verschillende smalle straatjes en boogjes, maar het
geheel ziet er jammer genoeg wat uitgeleefd en armoedig uit.
Joncels |
Joncels |
Joncels: overblijfsel van vroegere kloostertuin |
Daarna vervolg ik mijn weg naar Lunas langs een mooi
bospad dat geleidelijk afdaalt. Een uur later, omstreeks 16.30 u, kom ik aan in
het iets grotere en “actievere” dorp. Op het enige caféterras dat open is tref ik
Pierre, Cécile en Robert. Zij zijn ook net aangekomen, maar zij hebben wel een
kortere weg genomen. We vertellen onze wedervaren en hebben veel plezier. De
vorige avond, in Lodève, had Pierre me verteld dat ze in de Camargue geen
“flamants roses” (roze flamingo’s) hadden gezien en ik had gezegd (voor de
grap) dat ik daarbij moest denken aan Vlaamse homo’s; dit verhaal zorgde
gisteren voor grote hilariteit en wanneer ook Robert het nu hoort krijgt hij de
slappe lach. Zelden heb ik zoveel succes gehad met een grapje… Overigens oogst
ik veel bewondering voor mijn wandelprestaties (tijd en afstand), nog maar eens
met de zwaarste rugzak van het gezelschap (“car tous mes péchés sont dedans”).
Effect van een Belgische grap... of van Belgisch bier? |
Mijn tochtgenoten gaan naar L’Auberge Gourmande, ik naar
Le Manoir de Gravezon; daar word ik vriendelijk ontvangen en ik krijg een mooie
kamer toegewezen, met alles erop en eraan. En tenslotte geniet ik van een
lekkere maaltijd, samen met een aantal andere hotelgasten.
Prijs halfpension: 58 euro.
Dinsdag 28 mei: Lunas – Mècle (26 km)
Ik vertrek om 8.40 u vanuit het hotel. Het is nog mooi
weer, maar er is regen voorspeld. Aangezien de épicerie pas om 9.00 u opent
besluit ik mijn (beperkte) inkopen te doen in het eerstvolgende dorp
Saint-Martin-d’Orb. De bewegwijzering verschilt van de beschrijving in de
topogids; ik volg de gemarkeerde route langs de asfaltweg tot Saint-Martin,
langs de andere kant van de rivier; de afstand is vrijwel dezelfde.
De winkel waar ik naartoe wil blijkt in het aangrenzend
dorp Le Bousquet-d’Orb te liggen, ongeveer 1 kilometer van het pad, en ik
besluit uiteindelijk om geen inkopen te doen. Ik heb nog een appel en een
sinaasappel, alsook de nodige graanrepen: ça suffit!
Saint-Martin-d'Orb |
Na het smalle bospad volgt een traject langs brede
pistes, met weidse uitzichten over de beboste hellingen. Aan Col des Clares
kruisen verschillende boswegen mekaar en ik neem een korte pauze aan een picknicktafel
onder de imposante eiken en beuken. Maar dan begint het zachtjes te regenen,
zoals voorspeld. Ik blijf nog even in de beschutting van de bomen, maar
uiteindelijk moet ik vertrekken. De wind neemt toe, ik pak me goed in en stap
aan een hoog tempo door. Het gaat terug in stijgende lijn, ik moet nog ongeveer
500 meter klimmen, tot voorbij de Col de Servies. Het lijkt misschien
contradictorisch, maar dankzij het gure weer vorder ik snel. Uiteraard ben ik echter
blij wanneer ik ongeveer twee uur later
de afdaling kan aanvatten. En gelukkig houdt het eindelijk op met regenen.
Goed ingepakt... |
Het laatste stuk richting Mècle gaat langs een smal steenpad en de steile afdaling vergt de nodige concentratie. Rond 16.00 u kom ik aan in het kleine dorpje. De gîte “Les Amoureux du Chemin” is gevestigd in twee gerenoveerde huisjes. De deur is open, een bordje nodigt me uit om binnen te komen en mij te installeren… wat ik met genoegen doe. Het doet deugd droge kleren te kunnen aantrekken in het stemmige huisje waar men reeds een elektrisch kacheltje heeft aangestoken. Ik ga me aanmelden bij Nathalie in het huisje naast de gîte en word vriendelijk rondgeleid. In het huis tegenover dat waar ik logeer is een ruime zit- en eetkamer met keuken en boven zijn er nog twee slaapkamers. Ik kan me bedienen van frisdrank, bier, koffie, thee… Vandaag ben ik de enige gast. En om 19.15 u brengt Michel mijn eenvoudig, maar lekker avondmaal! Daarna wacht ik niet lang om in mijn bedje te kruipen…
Woensdag 29 mei: Mècle – Les Clèdes
(20,5 km)
Kerkje van Mècle |
Om 7.30 u staat het ontbijt klaar in de eetkamer (ik moet
enkel de koffiezet aanzetten). Daarna het gewone ritueel: inpakken en op stap!
Ik neem nog enkele foto’s in het charmante dorpje waar ik verder geen mens
ontmoet. De weg gaat nu vooral in dalende lijn naar Saint-Gervais-sur-Mare,
ondermeer langs de ruïnes van een kasteel. Zoals voor veel van de dorpen hier
in de streek is de realiteit qua bevolking en voorzieningen veel beperkter dan
wat je verwacht. Hier gaat het om enkele straten, maar toch een apotheek, een
tweetal bakkers en een tweetal kruideniers. Vroeger was het allicht drukker: de
huizen zijn er nog, maar de inwoners niet (meer). Steeds weer een slaperige, doodse indruk.
Misschien is er in het zomerseizoen meer drukte, want er is bijvoorbeeld wel
een Office du Tourisme. En men is bezig een mooi plein aan te leggen boven een
soort kade langs de rivier: dergelijke
investering loont wellicht voor de gezelligheid tijdens de zomer. En ik
zie toch ook een pizzeria…
Saint-Gervais-sur-Mare |
Ik koop wat fruit en geniet van mijn pauze op een muurtje
aan een (niet spuitende) fontein. Daarna ga ik verder, langs een bospad,
parallel aan de rivier, naar Castelnet-le-Haut. Dit dorp is veel kleiner en nog
meer ingeslapen. Wanneer ik op het punt sta te vertrekken begint het opnieuw te
regenen, dus neem ik een nog iets langere pauze in de beschutting van de
openbare wasplaats. Even later kan ik droog vertrekken en vrij snel is het weer
klimmen: ik moet van ongeveer 430 meter naar 889 meter klimmen tot Col de
Ginestet. Grotendeels door het bos, soms langs een smal paadje, dan weer langs
brede pistes. Binnen de voorziene tijd, rond 15.00 u bereik ik de col. Het
heeft niet echt meer geregend, maar er staat een koude wind.
Col de Ginestet |
Na een korte pauze stap ik verder, even weg van de GR,
naar de gîte Les Clèdes, 1,5 kilometer langs een asfaltweg. De gîte blijkt een
afgelegen huis in het bos te zijn. De patron komt aangereden met zijn quad en
twee honden; hij stelt zich voor als “Christian, le pénible” en leidt me
binnen. Zonder iets te vragen schenkt hij twee glazen rosé uit en we klinken op
de gezondheid. Hij woont hier alleen en vertelt meteen een stuk van zijn leven.
Hij was vroeger podiumartiest en werkte in diverse cabarets en theaters, vooral
als goochelaar. Maar hij heeft dat leven dertig jaar geleden stopgezet “omdat
de schijf vol was”. Aanvankelijk woonde hij hier met zijn moeder die acht jaar
geleden gestorven is in tragische omstandigheden: ze had Alzheimer en ging
geregeld rondzwerven. Op een dag was ze verdwenen en pas veertig dagen later
werd haar lichaam teruggevonden in een ravijn…
Gîte "Les Clèdes" |
Christian "le pénible" |
Even later komen nog twee Franse randonneurs binnen en
onder het drinken van nog enkele glazen vertelt Christian verder. Tenslotte
toont hij ons de slaapruimtes en we installeren ons. Het hele huis ziet er niet
echt proper uit, maar het is een gezellige plek voor trekkers die geen te hoge
eisen stellen aan comfort. Preventieve maatregelen tegen bedwantsen zijn hier
niet aan de orde, in tegenstelling tot de meeste andere gîtes. Ik hoop dat ik
geen beestjes meeneem en leg toch maar zo weinig mogelijk kleren op mijn bed…
Rond 19.00 u stelt Christian voor om een aperitief te
drinken: hij schakelt over op Pastis, maar ik houd het bij nog een glas rosé…
Tegen de verwachting in is ondertussen de tafel netjes gedekt, met papieren
tafellaken en servetjes, en is Christian ijverig bezig in de keuken, de onafscheidelijke
sigaret in de mond. Het indrukwekkende haardvuur verspreidt een gezellige
warmte. Rond 20.30 u kunnen we eten: verse soep, zelfbereide paté en saucisson,
worst met boontjes, kaas en zelfgebakken gâteau au Pastis; het brood is
eveneens zelfgebakken (met broodmachine). Tussendoor en daarna vertelt
Christian honderduit en demonstreert hij ook enkele goocheltrucs. Bovendien
zijn in het huis enkele curiositeiten te vinden:
·
een trapeze voor vliegen… die zich op die
manier kunnen amuseren en de gasten niet lastig vallen…
·
een kartonnen doos naast het haardvuur waar
Christian een koppeltje “blaireaux” (dassen)
kweekt… die blijken scheerborstels (Frans woord afgeleid van het
dassenhaar waaruit ze oorspronkelijk werden gemaakt) te zijn.
Rond 23.00 u besluiten we toch maar te gaan slapen, na
deze boeiende avond…
Prijs halfpension (dranken inbegrepen…) 38 euro
Donderdag 30 mei: Les Clèdes –
Murat-sur-Vèbre (ongeveer 15 km)
Vandaag staat slechts een korte etappe op het programma. Volgens
Christian zal de weg zelfs nog een paar kilometer korter zijn dan voorzien,
want het traject is gewijzigd omwille van de aanleg van een groot windmolenpark
(52 molens) in de buurt van Ginestet. Op een bordje aan de col staat inderdaad
slechts 11 kilometer aangegeven tot Murat, terwijl het volgens de topogids 18,5
kilometer zou zijn.
Ik stap eerst langs verharde wegen, maar na het dorp
Ginestet schakel ik terug over op bospaden die af en toe steil klimmen en
dalen. Het is moeilijk om in te schatten hoe het nieuwe pad precies loopt op de
kaart die hiervoor niet voldoende gedetailleerd is, maar de bewegwijzering
volstaat. Het eerste herkenningspunt is Les Senausses, een gehucht tussen de
weiden. Het landschap is veranderd: na de vele bossen van de voorbije dagen
zijn hier meer weiden en boerderijen te zien. Ik zie vooral koeien, maar er
zijn ook schapen- en geitenboerderijen (zo blijkt uit enkele reclamebordjes).
Het gebied ligt hier trouwens aan de rand van de appellation contrôlée van de
Roquefortkaas, zodat de melk hiervoor kan worden gebruikt.
Les Senausses |
Rond 12.30 u kom ik reeds aan in Murat-sur-Vèbre, eens te
meer een naar onze maatstaven onooglijk dorp. Om de tijd te vullen besluit ik –
uitzonderlijk – een echt middagmaal te nuttigen: een dagschotel in het lokale
café-restaurant-clublokaal (rugby). Wanneer ik ongeveer klaar ben komen ook
Pierre en Cécile binnen en kunnen we dus nog wat babbelen. Zij gaan naar een
chambre-d’hôtes in het nabijgelegen Félines, ik naar “L’Etape des Menhirs”,
vlakbij de kerk, gevestigd in een voormalig kloostergebouw. Deze
gîte-chambres-d’hôtes is zeer verzorgd: Isabelle en Jean-Luc zorgen voor een
aangename ontvangst en eten samen met de gasten. Vanavond zijn dit: Odile en
Claude (Mont-de-Marsan), Robert en ik. De gesprekken aan tafel gaan ondermeer
over de betekenis van de Sint-Jacobspelgrimage, religie in het algemeen en de
meer toeristische aspecten van de randonnées. Alweer een gevulde avond!
L'Etape des Menhirs |
Kostprijs halfpension: 32 euro.
Vrijdag 31 mei: Murat-sur-Vèbre – La
Salvetat-sur-Agout (22 km)
Na een lekker uitgebreid ontbijt vertrek ik rond 9.15 u
in een wat mistige sfeer, maar zonder regen. Vanaf de gîte is er een kort
verbindingspad naar de GR.
Uitgewuifd door Isabelle en Jean-Luc... |
Ook Robert vertrekt... |
De oude wegwijzers |
Na een 8-tal kilometer langs weiden gaat het pad terug het bos in en wandel ik, lichtjes stijgend en dalend, langs de oever van het meer van Lauzas, tot Villelongue. In het bos zijn heel wat oude bomen te zien. Villelongue is andermaal een ingeslapen dorp, wellicht met een aantal vakantiewoningen. Daarna gaat het terug meer bergop, van ongeveer 800 meter naar 970 meter, tenslotte in dalende lijn naar La Salvetat-sur-Agout. De laatste paar kilometer wandel ik samen met Pierre en Cécile.
Lac de Lauzas |
Aloude schuilplaats (met gerenoveerd dak) |
Villelongue |
Het stadje, bekend om zijn mineraal water, bestaat uit een laaggelegen en een hooggelegen deel. De Office du Tourisme, de gîte communal en de kerk bevinden zich in het hogergelegen, oude deel. Dit oude centrum ademt nog de sfeer van enkele eeuwen terug, met zijn oude huizen, smalle straatjes en trappen. De gîte communal is in één van die oude huizen gevestigd en omvat slechts 7 plaatsen, verdeeld over 3 kamers. Vanavond worden die ingenomen door Pierre en Cécile, ikzelf, Didier en Roseline (een koppel uit de Charente) en tenslotte een Duitser en een Amerikaan die per fiets onderweg zijn. De accommodatie is eerder precair, de prijs is navenant: 10 euro voor overnachting.
Gîte communal in La Salvetat |
Zaterdag 1 juni: La Salvetat-sur-Agout
– Anglès (20,5 km)
Gisteravond had ik in de boulangerie een bordje gezien
“fermée les jours de pluie”, maar deze morgen is hij gelukkig open. Ik ga
croissants halen en deel die met Pierre en Cécile en Didier en Roseline, zij
zorgen voor koffie.
Het weer is bewolkt, ik verlaat het stadje langs smalle
straatjes en trappen, om tenslotte de grote brug over te steken. Na een eindje
stappen langs de baan, met zicht op rivier en stad, neem ik een zijweg en
passeer ik langs de auberge de la Resse. Later verneem ik dat Robert, Claude en
Odile hier hebben gelogeerd en dat deze auberge wordt uitgebaat door een Vlaamse
mevrouw; jammer dat ik dit niet op voorhand wist! Even voorbij de Pont de la
Lune ontmoet ik Robert, Pierre en Cécile, Didier en Roseline, bij een mooie
menhir: fotoshoot!
Fotoshoot bij de menhir |
Na enkele uren wandelen door bosrijk gebied kom ik rond 13.30 u aan in Anglès. Op het plein voor de mairie, op het enige terras, zitten enkele in middeleeuwse kledij verklede ridders te picknicken terwijl hun paarden even verderop staan te rusten. Ik gun mezelf uiteraard ook een pintje en even later komen Pierre en Cécile ook aan. Zij hebben gereserveerd in de gîte communal (zeer beperkt aantal plaatsen), ik in La Guariguette, eveneens in het centrum van het dorp waar ook Robert, Paul uit La Rochelle, en Claude en Odile blijken te logeren. Het is een eerder koude avond, dus we blijven binnen, en na een lekkere maaltijd kruipen we in bed.
Gîte "La Guariguette" |
Zondag 2 juni: Anglès – Le Sabatarié
(25,8 km)
Het weer is mistig. Ik neem voorlopig afscheid van Robert,
Pierre en Cécile, want vandaag zullen onze wegen zich scheiden: ik zal nabij Le
Rialet de afslag nemen op de GR 36, richting Albi, terwijl de anderen verder de
GR 653 zullen volgen. Een mistige zondagmorgen in Anglès |
Nabij Le Rialet staan duidelijke GR-wegwijzers, maar toch
loopt het verkeerd: na wat zoeken, samen met Claude en Odile die het ook niet
weten en uiteindelijk in een andere richting vertrekken, vind ik een pad met de
vertrouwde GR-tekens… te vertrouwd blijkbaar, want een kwartiertje later sta ik
opnieuw bij het kruispunt met de “duidelijke” GR-wegwijzers… Ik vraag nog de weg aan een groep passerende
quads, stap verder… en ontmoet terug Pierre en Cécile, Didier en Roseline die
ook volop de kaart bestuderen… Tenslotte denken we opnieuw de juiste weg te
hebben gevonden (met GR-tekens) tot we Robert in tegengestelde richting
ontmoeten… Merde! Maar uiteindelijk vinden we het pad dat gewoonweg is
verdwenen door het nogal drastisch omzagen van een dennenbos waarbij ook de
bewegwijzering niet gespaard is gebleven… We ploeteren door de modder,
ontvangen nog een sms-bericht van Robert die ondertussen al een eindje verder
is, en arriveren tenslotte op het echte kruispunt van de GR 653 en de GR 36
voor het ultieme afscheid…
Het ultieme afscheid... |
Ik stap verder langs een breed bospad naar Cambounès.
Daar ontmoet ik nog een Ierse vrouw die hier sinds een vijftal jaren woont en
zegt dat het landschap hier vergelijkbaar is met sommige streken in Ierland.
Zij is ook actief in de organisatie die de GR-paden bewegwijzert en ik vertel
haar over mijn probleem van enkele uren geleden. Ze verklaart de situatie door
de aan gang zijnde boswerkzaamheden…
Na nog een stevige klim kom ik rond 16.00 u aan bij de
ferme équestre Le Sabatarié, bij Magaly en Pascal. Ik neem een lekkere douche,
kan mijn kleren wassen en te drogen hangen bij het lekkere haardvuur in het
prachtige huis. Ondertussen zie ik hoe Magaly een groepje ruiters les geeft en
vertrekt voor een tochtje. Pascal komt me nog gezelschap houden en vertelt dat
het nabijgelegen Castres gisteravond nationaal kampioen rugby is geworden, hetgeen
uiteraard met enige feestelijkheden is gepaard gegaan wat dan weer zijn
enigszins belabberde toestand verklaart… Rijles in Le Sabatarié |
Gezellige woonkamer... |
Prijs halfpension: 36 euro
Maandag 3 juni: Le Sabatarié –
Granquié (24,7 km)
Afscheid van Le Sabatarié |
Na een eenvoudig Frans ontbijt vertrek ik om 8.30 u. Er
hangen nog wat wolken, maar stilaan komt de zon erdoor. Ik wandel eerst langs
de asfaltweg, daarna langs een bospad, steeds in stijgende lijn: van 509 meter
naar 646 meter (Vilavert). Daarna gaat het even langs een weg met alleenstaande
woningen tot het dorpje Gabaude. Via een mooi bospad, langs het landgoed
Varayre, kom ik aan het Lac du Merle: een stukje natuur waar het nu nog rustig
is, maar gelet op de picknickplaats wellicht druk bezocht op zomerse dagen. Na
een paar honderd meter langs de baan te hebben gestapt neem ik terug een pad
door het mooie oude loofbos en bereik ik het gehucht Crémaussel waar blijkbaar
een mooie chambres-d’hôtes is gevestigd.
Varayre |
Lac du Merle |
Ik heb de laatste kilometers reeds een aantal grote granietblokken in het bos opgemerkt. Maar hier even verder liggen de grootste exemplaren alsof ze door een reus willekeurig zijn rondgestrooid. Ze hebben ook vreemde vormen die hen namen heeft bezorgd als roc de l’oie, les trois fromages, le châpeau du curé… Ze vormen blijkbaar een gekende bezienswaardigheid in de regio die anders, behalve het natuurschoon, niet veel te bieden heeft op toeristisch vlak.
Tussen deze rotsen begint ook de steile afdaling in de vallei van de Agout: terug naar een hoogte van ongeveer 250 meter. Ik passeer langs het gehucht Ricard waar een kwade hond me even schrik aanjaagt, maar mijn Dazzer heeft het beoogde effect. Ik passeer ook het gehucht Thouy waar alle huizen blijkbaar omgevormd zijn tot vakantiewoningen (Gîtes de France). Het is hier alleszins zeer rustig, tussen de beboste hellingen en weiden, met hier en daar wat schapen. De weg langs de rivier volgt het tracé van een vroegere spoorweg; als overblijfsel hiervan zie ik ondermeer een tunnel die in de heuvelflank verdwijnt, gebouwd in 1904. En even later kom ik langs het schattige wachthuisje van de Gare de Parayré (1908). En nog even verder stap ik over de oude spoorwegbrug die nog steeds de kloof van de Agout overspant. Zowel de spoorweg zelf als de tunnel en de brug dateren dus uit het begin van de twintigste eeuw toen overal grote infrastructuurwerken werden gerealiseerd, in het zog van de industriële revolutie. Sommige zijn afgebroken, andere zijn nog steeds in gebruik, zij het in gewijzigde vorm.
Vallei van de Agout |
Oude spoorwegtunnel |
Gare de Parayré (1908) |
Oude spoorwegbrug |
Na de lange afdaling volgt opnieuw een even lange beklimming: van 280 meter terug naar 610 meter. Een groot deel daarvan gaat opnieuw langs een smal bospaadje waaraan geen einde schijnt te komen. Met reeds meer dan 20 kilometer in de benen is het geen lachertje. Vanaf Blaucau is het ergste leed geleden en rest er vooral nog een tweetal kilometer asfaltweg tussen de weiden, met indrukwekkende vergezichten. De zon is vandaag eindelijk terug van de partij en dat verandert veel.
Rond 16.00 u bereik ik Granquié, een oude boerderij,
bestaande uit enkele afzonderlijke gebouwen, gedeeltelijk omgevormd tot gîte.
Een verkwikkende douche, de prachtige vergezichten en een lekker biertje
brengen me al snel in een echte vakantiestemming. De weeral nodig gewassen
kleren drogen snel dankzij de zon en de wind. Ik ben andermaal de enige gast in
de gîte.
Gîte de Granquié |
Om 19.00 u kan ik aanschuiven voor een lekkere maaltijd en een rustig gesprek met Martine, de vrouw des huizes. Zij is na haar studies teruggekeerd naar dit familiedomein om er schapen te kweken en een eenvoudig plattelandsleven te leiden, samen met haar echtgenoot die buitenshuis ging werken. Tenslotte hebben ze de boerderij gedeeltelijk omgevormd tot gîte en zijn de boerderij-activiteiten overgenomen door een ander koppel; zij leggen zich ondermeer toe op de verkoop van vlees en kaas rechtstreeks aan de verbruiker. In het gesprek met Martine verneem ik ook nog de redenen van het verzet tegen de geplande installatie van een aantal windmolens hier in de omgeving: er zal een heel stuk bos verdwijnen, ondermeer door de aanleg van een weg voor de werken. Ik stel ook vast dat, na een zonnige dag, de avond toch snel fris wordt op deze hoogte: een reden om na nog een wijntje gauw mijn bed op te zoeken…
Dinsdag 4 juni: Granquié – Barrage de
Razisse (ongeveer 27 km)
Na het ontbijt vertrek ik om 9.00 u, onder een zonnige
hemel, terug naar Blaucau en vandaar verder langs afsfaltwegjes en landwegen,
tussen de weiden, met weidse vergezichten. Bij echt helder weer kan men van
hieruit de Pyreneeën zien. Ik blijf een hele tijd op het plateau (ongeveer 550
meter), maar tenslotte daal ik af in een rivierbedding tot ongeveer 400 meter…
“pour mieux remonter” naar 550 meter. En
daarna gaat het terug bergaf naar 430 meter, nabij de watervallen van Arifat,
een bezienswaardigheid die ik toch maar aan mij voorbij laat gaan, gezien de
omweg die nodig zou zijn. En uiteraard is het daarna terug klimmen tot 500
meter (Roquegardie). Ondertussen heb ik opgemerkt dat de afstand tussen
“croisement de Sales” en Roquegardie geen 6,5 kilometer bedraagt zoals vermeld
in de topogids, maar naar schatting op de kaart ongeveer 11 kilometer. Daarna
kom ik terug in een meer beboste omgeving en daal ik naar de rivier Dadou op
ongeveer 350 meter. De waterstand is hoog en de stroming sterk, uiteraard door
de vele regen van de voorbije weken. Langs de rivier klimt het pad geleidelijk
naar de stuwdam van Razisse.
Afdaling in het dal van de Dadou |
Vlakbij de stuwdam ligt de gîte “Ferme du Lac” waar ik
heb gereserveerd. Rond 16.00 u kan ik mij neervlijen op het terras, met zicht
op het meer. De avond is zonnig en na het klassieke douchen en kleren wassen
kan ik mijn dagboek bijwerken, in afwachting van het avondmaal. Deze grote
boerderij is heringericht als bar-restaurant en gîte, ondermeer voor verblijf
van ruiters met paarden. Ze werken veel samen met Le Granquié en La Sabatarié
van waaruit Magaly regelmatig meerdaagse ruitertochten organiseert.
Om 19.15 u zak ik af naar het terras om misschien een aperitiefje te drinken… Dit wordt me welwillend aangeboden door de patrons die reeds begonnen zijn, samen met dochter, schoonzoon en twee kleinkinderen. Ik ben andermaal de enige gast. Het wordt een gezellig en lekker dîner met op het menu:
La Ferme du Lac |
Barrage en Lac de Razisse |
Barrage en Lac de Razisse |
Om 19.15 u zak ik af naar het terras om misschien een aperitiefje te drinken… Dit wordt me welwillend aangeboden door de patrons die reeds begonnen zijn, samen met dochter, schoonzoon en twee kleinkinderen. Ik ben andermaal de enige gast. Het wordt een gezellig en lekker dîner met op het menu:
·
groene asperges, gisteren gekocht op de markt
in Perpignan
·
markreelfilets, gemarineerd en gegrilld; de
visjes zijn gekocht in de haven van Port Leucate waar de patrons blijkbaar een
bootje hebben liggen…
·
uiteraard fromage et dessert
·
vergezeld van een Tautavel en een Corbières
Meer moet dat niet zijn. Halfpension: 45 euro.
Woensdag 5 juni: Barrage de Razisse –
Alban (24,5 km)
Gisteravond heeft madame alle ingrediënten voor het ontbijt,
inbegrepen een koffiezetapparaat, in mijn kamer geplaatst zodat ik kan
vertrekken wanneer ik wil. Aangezien het mooi weer belooft te worden zorg ik dat ik tijdig opsta en ik
vertrek om 8.30 u. De honden zijn wakker, maar van de patrons nog geen spoor…
Het eerste stukje naar Mont-Roc zorgt onverwacht voor een
probleem: de bewegwijzering lijkt dood te lopen in het gazon van een
gerenoveerde boerderij. Na wat zoekwerk blijkt het pad gewoon door te lopen, de
eigenaar heeft het pad gewoon ingelijfd bij zijn gazon… Daarna gaat het verder
tussen bosjes en weiden, via Mont-Roc (de naam verraadt de ligging), meer en
meer tussen weiden en velden, met weidse vergezichten. Dankzij het mooie weer
zijn de boeren eindelijk kunnen beginnen werken: overal wordt gras gemaaid,
hooi gekeerd en rijden tractoren over en weer. Ik ontmoet drie wandelaars,
wonend in Albi, die een dagwandeling doen op de GR 36. Het zijn de eerste
wandelaars die ik op dit traject ontmoet. Het pad is blijkbaar weinig bekend en
er zijn weinig overnachtingsmogelijkheden… een vicieuze cirkel. En bovendien
ontmoet ik in de dorpen en gehuchten doorgaans meer honden dan mensen, hoewel
ik de laatsten meestal toch vriendelijker vind. Mont-Roc |
Het is al tegen de middag wanneer ik in Rayssac arriveer,
na amper 8 kilometer te hebben gestapt. Er waren natuurlijk wel enkele
venijnige klimmetjes, maar wellicht begint de warmte, waaraan ik niet gewend
ben, mij parten te spelen. Ik voel dat ik op de tanden zal moeten bijten om in
Alban te geraken. Ik moet een eindje langs de weg lopen in volle zon, daarna
volgt een afdaling in het bos tot aan een meertje (Septvals), maar daarna gaat
het uiteraard terug ongeveer 200 meter in stijgende lijn naar het kruispunt
Saint-Projet (toepasselijke naam wanneer je ambitie hebt). In de verte zie ik
het dorpje Paulinet liggen, op ongeveer dezelfde hoogte als de plaats waar ik
me bevind; er loopt een asfaltweg naartoe. Het GR-pad maakt een omweg, daalt
ongeveer 100 meter om dan terug te klimmen: de keuze is snel gemaakt en via de
asfaltweg sta ik een kwartier later in het dorp met zijn grote kaasboerderij.
Even rusten bij Saint-Projet... |
Daarna daal ik langs mooie brede bospaden in een vallei,
waar ik opnieuw op een asfaltweg kom. En ook hier sta ik voor een keuze: via
het GR-pad klimmen naar Notre-Dame-d’Ortiguet en dan terug dalen, of langs de
baan in geleidelijke klim stappen en uiteindelijk op hetzelfde punt
arriveren. Ook hier kies ik voor de gemakkelijkste weg en een half uurtje later
groet ik het Mariabeeld op het punt waar het GR-pad opnieuw op de baan komt. Ik
bevind me op een plateau op ongeveer 600 meter, tussen weiden, op een vijftal
kilometer van Alban. Het GR-pad daalt terug af in een vallei (200 meter lager)
om dan opnieuw te klimmen naar het dorp op het plateau. De verkeersweg overbrugt
ongeveer dezelfde afstand via het plateau… Nu besluit ik toch het moeilijker
GR-pad te nemen. Even verder praat ik met een oude man wiens huis ik passeer.
Wanneer ik hem zeg dat de andere weg misschien gemakkelijker is haalt hij de
schouders op en antwoordt dat het GR-pad een weg voor voetgangers is: alles is
relatief, het is een mooi pad, maar op het einde van deze warme dag wegen de
laatste loodjes wel zwaar. Rond 17.00 u kom ik eindelijk aan in het dorp, toch
nog binnen de tijdslimiet, maar een frisse pint en een douche zijn hoognodig!
Bij gebrek aan andere overnachtingsmogelijkheden heb ik gereserveerd in Hôtel du Bon Accueil, een Logis-hotel, hetgeen altijd een voortreffelijke maaltijd garandeert… en zo geschiedt.
Gezien mijn ervaring van vandaag en de zonnige
weersvooruitzichten moet ik een belangrijke keuze maken voor de laatste dagen
van mijn tocht: ofwel een etappe van 29 kilometer en daarna één van 27
kilometer tot Albi (Saint-Juéry), ofwel twee kortere etappes van 13 kilometer
tot Villeneuve en 16 kilometer tot Ambialet, om dan de afstand naar Albi te
overbruggen met autobus (waarover ik nog geen informatie heb) of op een andere
manier (taxi of autostop); tussen Ambialet en Saint-Juéry zijn er geen
overnachtingsmogelijkheden. Ik kies voor de meest realistische manier en
reserveer een slaapplaats voor morgen in Villeneuve; daarna zien we wel!
Kostprijs kamer: 55 euro.
Donderdag 6 juni: Alban –
Villeneuve-sur-Tarn (13 km)
Om 8.30 u vertrek ik, reeds onder een stralende zon.
Vandaag daal ik vanaf het plateau van Alban (ruim 600 meter) naar de vallei van
de Tarn op ongeveer 200 meter. Maar dit belet niet dat het pad regelmatig klimt
en daalt. Het pad loopt hoofdzakelijk door het bos, meestal in de vallei die in
de voormiddag volledig in de schaduw ligt. Enkel het laatste stuk loopt over
het plateau, met mooie vergezichten. Ik passeer opnieuw kleine gehuchten, met
hier en daar huizen te koop en andermaal zie ik meer honden dan mensen.
Menselijke geschiedenis... |
Ik stap goed door en rond 11.30 u kom ik aan in Villeneuve-sur-Tarn. De belangrijkste gebouwen daar blijken de kerk, de mairie en het hotel “Les Lauriers” (opnieuw Logis) waar ik heb gereserveerd. Normaal is het restaurant ’s middags nog gesloten, maar de patron bereidt me een voortreffelijke salade met charcuterie, vergezeld van koolzaadolie uit de streek en een honingazijn met salie, eveneens een plaatselijk product. Uiteraard geniet ik hiervan op het terras met zicht op de Tarn.
Villeneuve-sur-Tarn |
Rouge-blanc-bleu à Villeneuve-sur-Tarn |
Les Lauriers |
Na een kleine siësta maak ik nog een wandeling naar de
overkant van de rivier, naar het dorpje Trébas waar het belangrijkste
gebouwencomplex een bejaardentehuis is. Gelukkig is er ook een café met
terrasje. Ik heb ondertussen ook een gesprek gehad met de hotelbaas over mijn
verdere plannen. Openbaar vervoer is er niet in de streek, maar blijkbaar zou
het geen probleem zijn om morgen te liften van Ambialet naar Albi. Bovendien
moet hijzelf morgennamiddag naar Albi, dus misschien valt er nog iets te
regelen… On en parlera demain matin, au petit-déjeuner!
Vrijdag 7 juni: Villeneuve-sur-Tarn –
Ambialet-Saint-Cirgue (16 km)
Ik sta op om 7.00 u, maak mijn rugzak klaar en om 7.30 u
zit ik aan het ontbijt. Ik spreek af met de patron dat ik probeer om tegen
13.30 u op de parking langs de weg in Ambialet te staan waar hij zal passeren.
Indien ik er niet tijdig zou geraken zal ik wel liften hetgeen normaal geen
probleem vormt: de lokale bevolking weet dat er geen openbaar vervoer is…
Om 8.15 u vertrek ik en vat ik meteen de klim aan naar
Saint-André, ongeveer 200 meter hoger, waar ik om 9.00 u aankom, dankzij mijn
ondertussen ingeoefende “pas du montagnard”: il suffit de mettre un pied devant
l’autre, et puis de recommencer. Het belooft terug een mooie dag te worden: de
zon geeft al snel behoorlijk warmte. Terugblik op Villeneuve-sur-Tarn |
Saint-André |
Na Saint-André klim ik nog een beetje verder tussen de weiden, passeer het gehucht “Les Grens” (!) en daal dan 250 meter door het bos naar Bonneval, een vergeten dorp met kerk en kerkhof, bij een riviertje. En dan gaat het uiteraard terug omhoog, nog even omlaag en dan terug omhoog naar 470 meter, steeds langs een smal paadje door het bos, tenslotte tussen de weiden op het plateau. Ik geniet van het wijde uitzicht in alle richtingen en stel vast dat ik mij op een hoger punt bevind dan de tien windmolens die ik sinds gisteren geregeld heb gezien. Ik kijk uit over de diep ingesneden vallei van de Tarn die ik hier en daar even kan zien. Bij de boerderijen waar ik passeer word ik andermaal verwelkomd door honden en mijn Dazzer blijkt geen overbodige luxe.
Bonneval |
Vallei van de Tarn |
Ambialet |
Saint-Cirgue |
Een terras in Ambialet... |
... en een parking |
Een uur later word ik opgepikt door mijn chauffeur. De
weg in de vallei langs deze kant van de rivier (D472) loopt hier en daar door
smalle tunnels: deze zijn in het begin van de twintigste eeuw gebouwd voor een
spoorweg… maar omwille van de Eerste Wereldoorlog is deze spoorweg nooit
aangelegd; men heeft de tunnels wel bewaard, maar ze zijn enkel toegankelijk
voor personenwagens. Even na 14.00 u sta ik in Albi waar ik me geleidelijk
omvorm tot toerist…
Albi
Het oude stadscentrum is historisch zeer interessant en
dan ook zeer toeristisch. Het wordt gedomineerd door de Cité Episcopale met de
kathedraal Sainte-Cécile, het aartsbisschoppelijk paleis Berbie en, minder
imposant, de kerk Saint-Salvi. Het centrum omvat smalle straatjes met
karakteristieke oude huizen, allemaal in rode baksteen, net als de kathedraal
en het Palais de la Berbie.
De kathedraal en het paleis zijn in de 13°-14° eeuw
gebouwd als het ware als symbool van de overwinning van de officiële katholieke
Kerk op het Katharisme. De zware burchtachtige constructie geeft meer een
militaire dan een religieuze of spirituele indruk. De godsdienstige overwinning
van de Roomse Kerk op het Katharisme ging immers ook gepaard met een
politiek-militaire overwinning van de Franse koning op de lokale adel. De macht
van de bisschop en de Franse Kroon werden gesymboliseerd in het imposante
gebouwencomplex dat vanaf 1282 werd opgetrokken.
Het Palais de la Berbie herbergt momenteel ook het Musée
Toulouse-Lautrec. En dat is natuurlijk nog een ander verhaal: het gaat hier om
een mooie integratie van een rijke kunstcollectie in een historisch gebouw.Pont Vieux en kathedraal |
Cathédrale Sainte-Cécile |
Palais de la Berbie |
Nabeschouwingen
De Via Tolosana (GR
653) is duidelijk minder bewandeld dan bijvoorbeeld de Via Podiensis
(vanuit Le Puy-en-Velay), zeker in dit seizoen (eind mei, begin juni). Ik schat
gemiddeld een tiental pelgrims per dag te hebben gezien. Het “pelgrims”-aspect
(religieuze inspiratie) is ook iets minder aanwezig, maar de sfeer van
samenhorigheid en vertrouwen is er duidelijk wel.
In dit seizoen zijn de overnachtingsmogelijkheden
voldoende, hoewel er niet echt een overschot is. De gîtes communaux zijn klein
(maximum een tiental plaatsen) en eerder primitief. Daarnaast zijn er een
aantal chambres-d’hôtes die comfortabel zijn en redelijk van prijs (gemiddeld
35 euro voor halfpension). De bevoorradingsmogelijkheden zijn eerder schaars
(niet elke dagetappe beschikbaar), maar in de chambres-d’hôtes kan men ook altijd
wel fruit of een sandwich kopen voor onderweg. Bij warm weer moet men zeker de
nodige hoeveelheid water (twee liter) meenemen, want ook dat is niet overal
beschikbaar.
De laatste jaren is er een nogal paniekerige sfeer rond
de “punaises de lit” (bedwantsen) die zich overal in gîtes en herbergen zouden
genesteld hebben, dankzij het drukke rugzakverkeer. In veel slaapgelegenheden
moet de rugzak buiten de slaapruimte blijven of wordt hij in een plastiekzak
met bestrijdingsmiddel gestopt. Elders mag je enkel binnen wanneer je een
spuitbus “Klacko” bij hebt (en gebruikt). Paniek is niet nodig, maar
voorzichtigheid is wellicht geboden: let op jeukende insectenbeten na een
nachtje slapen, een dokter raadplegen is blijkbaar aangewezen. In de gîtes zijn
gewoonlijk dekens aanwezig, soms worden ook wegwerp-matrasovertrekken
verstrekt. Maar, zeker gezien het bovenstaande, moet je zeker een lakenzak
(“sac à viande”) meenemen, eventueel een lichte slaapzak.
De moeilijkheidsgraad is niet hoog, maar op bepaalde
trajecten is de accumulatie van klimmen en dalen niet te onderschatten: soms
600-700 meter klimmen per dag, in combinatie met een afstand van 20-25
kilometer.
De GR 36 is op
dit traject nog minder bewandeld. Gedurende zes dagen heb ik geen enkele
trekker ontmoet, enkel een paar lokale dagwandelaars. Dit heeft wellicht te
maken met de beperkte overnachtingsmogelijkheden (vicieuze cirkel!): men is
aangewezen op eenvoudige chambres-d’hôtes, enkele gîtes die eerder afgestemd
zijn op groepsverblijven of hotelletjes, maar veel keuze is er echt niet. In de
vallei van de Tarn zijn er wel enkele campings, maar die zijn meestal pas open
vanaf half juni. Ook de bevoorradingsmogelijkheden zijn vrijwel onbestaande,
tenzij men afwijkt van het GR-tracé.
De moeilijkheidsgraad is ook hier niet hoog, maar de
niveauverschillen (herhaaldelijk klimmen en dalen), in combinatie met de
afstanden zijn niet te onderschatten.
Het geheel van het afgelegde traject is de moeite waard.
De variatie in landschappen, de overgang van mediterraan naar bosrijk gebied en
landbouwstreek is interessant; de volle natuur is steeds aanwezig. De cultuur
en de geschiedenis zijn tastbaar in de vele oude kerkjes, boerderijen, muurtjes
in het bos en ontelbare kruisbeelden die ook als wegwijzer bedoeld waren.
Praktische informatie
Ik heb de volgende GR-topogidsen gebruikt:
·
GR
653: Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle via Arles: Arles-Toulouse (ref.
6533)
·
GR 36: Traversées du Tarn (ref. 810): hierin
zijn delen van verschillende GR-paden opgenomen, ondermeer het afgelegde stuk
van de GR 36. De beschrijving volgt wel de richting noord-zuid terwijl ik het
traject in omgekeerde richting heb gedaan; de kaartjes en de bewegwijzering op
het terrein zijn echter voldoende duidelijk.
Voor de heenreis heb ik de rechtstreekse TGV genomen van
Brussel naar Montpellier; deze rijdt verder richting Marseille.
Voor de terugreis heb ik eveneens de trein genomen:
·
Albi – Toulouse
·
Toulouse – Paris Austerlitz
·
metro naar Gare du Nord: het is aangeraden om
zeker een uur marge te nemen (trein kan vertraging hebben…)
·
Paris Nord – Brussel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten