Inleiding
De Schotse schrijver Robert Louis Stevenson (1850 - 1894)
ondernam in 1878 een voettocht van Le Monastier-sur-Gazeille naar
Saint-Jean-du-Gard, samen met een ezel (Modestine) die zijn bagage droeg. Hij
maakte deze reis ondermeer om een ongelukkige liefde te vergeten, maar als
protestant was hij ook geïntrigeerd door de Cévennes, de streek waar zich in
1702-1704 “la guerre des Camisards” afspeelde, de verzetsstrijd van de
protestanten tegen de katholieke onderdrukking. Hij hield een dagboek bij en
bewerkte dit later tot een novelle “Travels with a donkey in the Cevennes”.
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van deze
tocht is de belangstelling ervoor toegenomen en later is het traject beschreven
en bewegwijzerd als GR 70. Deze route vertrekt echter in Le Puy-en-Velay (dus
voor Le Monastier) en loopt ook verder tot Alès; het stuk tussen
Saint-Jean-du-Gard en Alès heeft Stevenson per koets afgelegd.
Ik heb voor deze tocht gekozen, hoofdzakelijk omwille van
de prachtige landschappen, maar ik was natuurlijk ook bijkomend geïnteresseerd
door het verhaal van Stevenson. Het boek van Stevenson is een aanrader voor wie
van reisverhalen houdt. Ik las het in de Nederlandse vertaling “Reis met een
ezel” (Uitgeverij Oorsprong, Deventer). In mijn verslag heb ik enkele citaten
verwerkt.
Na verschillende tochten op mijn eentje heb ik deze keer
gestapt samen met Robert, een Oostenrijkse man die ik op een vorige tocht heb
leren kennen. We hebben tevoren afgesproken dat we elk op ons eigen tempo
zouden stappen, een niet onbelangrijk aspect van een dergelijke tocht;
uiteindelijk zijn we wel het grootste deel van de tijd samengebleven, zowel
pratend als zwijgend…
Dinsdag 28 mei 2014
De TGV brengt me van Brussel (10.31 u) naar Lyon (14.00
u). Daar stap ik om 14.54 u op de trein naar Firminy waar ik aankom om 16.04 u.
Om 16.47 u vertrekt daar een bus die omstreeks 18.30 u aankomt in Le
Puy-en-Velay. De busrit is nodig omdat er belangrijke werken zijn op de
spoorlijn tussen Firminy en Le Puy en geeft ook al een eerste indruk van de
streek van de Haute-Loire: behoorlijk heuvelend landschap, met kleine dorpjes
en gehuchten. Bij het wachten naar de bus spreek ik met een Nederlandse vrouw
die een stuk van de Via Podiensis (bedevaartsroute naar Santiago de Compostela)
wil afleggen. Op de bus zit ik naast een man uit Toulon die een stuk van de
Stevensonroute op het oog heeft. De eerste trekkerscontacten zijn een feit.
In Le Puy heb ik afgesproken met Robert die gisteren reeds is aangekomen in Hôtel des Capucins waar ook verschillende trekkers overnachten. Het is een leuk weerzien, we zitten snel op dezelfde golflengte: we zijn klaar voor de tocht!
In Le Puy heb ik afgesproken met Robert die gisteren reeds is aangekomen in Hôtel des Capucins waar ook verschillende trekkers overnachten. Het is een leuk weerzien, we zitten snel op dezelfde golflengte: we zijn klaar voor de tocht!
Le Puy-en-Velay |
Woensdag 29 mei: Le Puy-en-Velay – Le
Monastier-sur-Gazeille: 19 km
Na een rustige nacht staan we op rond 7.30 u; voor de eerste nacht hebben we geen wekker laten afgaan. We genieten van het ontbijtbuffet en vertrekken rond 9.30 u, alles kalmpjes aan dus. Bij het ontbijt hebben we van andere wandelaars (die de Chemin de Régordane zullen stappen) vernomen dat het misschien niet steeds eenvoudig zal zijn om overnachtingsplaatsen te vinden gezien het verlengd weekend (donderdag is Hemelvaart); onze overnachtingen voor vanavond en voor morgen zijn gereserveerd, verder zien we wel.
Na een rustige nacht staan we op rond 7.30 u; voor de eerste nacht hebben we geen wekker laten afgaan. We genieten van het ontbijtbuffet en vertrekken rond 9.30 u, alles kalmpjes aan dus. Bij het ontbijt hebben we van andere wandelaars (die de Chemin de Régordane zullen stappen) vernomen dat het misschien niet steeds eenvoudig zal zijn om overnachtingsplaatsen te vinden gezien het verlengd weekend (donderdag is Hemelvaart); onze overnachtingen voor vanavond en voor morgen zijn gereserveerd, verder zien we wel.
Het weer is mooi: af en toe wolken, af en toe zon. Bij
het verlaten van de stad wacht ons meteen een stevige klim: van 625 m tot
uiteindelijk 850 m. Daarna dalen we terug naar 633 m in de vallei van de Loire
(Coubon) en daar nemen we een verkwikkende pauze op een terrasje. Uiteraard
gaat het daarna terug bergop tot 830 m (l’Holme), vooral langs een rustige
asfaltweg. We kunnen ruimschoots genieten van de weidse uitzichten (weiden,
bossen, heuvels die overblijfselen zijn van vulkanische uitbarstingen duizenden
jaren geleden…). Het weer blijft zonnig.
Le Puy-en-Velay |
We wandelen aan hetzelfde tempo, babbelen wat, stappen
soms met enkele tientallen meter afstand. Het is prettig om gezelschap te
hebben dat niet aanvoelt als verplichting.
Na een traject door een beboste omgeving voert de
bewegwijzering ons in Herm langs een smal, sterk stijgend pad, wat niet
overeenkomt met de beschrijving in de topogids, maar dat wel goed te volgen is
op de kaart: via Mont (ongeveer 1000 m) maken we een lus met mooi uitzicht over
de omgeving, om dan terug te dalen naar Le Monastier waar we aankomen rond
16.30 u.
Navraag in het Office du Tourisme leert ons dat de gîte communal zich ongeveer 1 km verder bevindt, aan het andere uiteinde van het dorp. Er is een imposante kerk die bij de vroegere, al even imposante abdij hoort. Het is vrij stil in het dorp; in de hoofdstraat staan veel huizen en vroegere winkels te koop; het geheel geeft een wat deprimerende indruk.
We passeren het borstbeeld van Stevenson die hier in 1878 zijn tocht begon.
Zicht op Le Monastier-sur-Gazeille |
Navraag in het Office du Tourisme leert ons dat de gîte communal zich ongeveer 1 km verder bevindt, aan het andere uiteinde van het dorp. Er is een imposante kerk die bij de vroegere, al even imposante abdij hoort. Het is vrij stil in het dorp; in de hoofdstraat staan veel huizen en vroegere winkels te koop; het geheel geeft een wat deprimerende indruk.
We passeren het borstbeeld van Stevenson die hier in 1878 zijn tocht begon.
Hij schrijft:
“In een kleine plaats die Le Monastier heet, in een aangename hooglandvallei, vierentwintig kilometer van Le Puy, heb ik ongeveer een maand heel prettig doorgebracht. Monastier staat bekend om zijn productie van kant, dronkenschap, de vrijmoedige taal en de ongeëvenaarde politieke tweedracht.”
Na een pintje op het terras van hotel-restaurant Le Provence (waar we ons ook moeten inschrijven voor de nabijgelegen gîte) installeren we ons in de gîte communal: de vroegere gendarmerie, momenteel eenvoudig maar proper ingericht. We blijken met 3 personen een kamer van 4 te delen; onze kamergenoot is de man die ik op de bus naar Le Puy heb ontmoet. Diverse pogingen om logement te reserveren voor de komende dagen blijven zonder resultaat: het wordt nog spannend! We gaan eten in Le Provence, klaarblijkelijk het enige restaurant in het centrum.
“In een kleine plaats die Le Monastier heet, in een aangename hooglandvallei, vierentwintig kilometer van Le Puy, heb ik ongeveer een maand heel prettig doorgebracht. Monastier staat bekend om zijn productie van kant, dronkenschap, de vrijmoedige taal en de ongeëvenaarde politieke tweedracht.”
Gîte met verschillende functies |
Na een pintje op het terras van hotel-restaurant Le Provence (waar we ons ook moeten inschrijven voor de nabijgelegen gîte) installeren we ons in de gîte communal: de vroegere gendarmerie, momenteel eenvoudig maar proper ingericht. We blijken met 3 personen een kamer van 4 te delen; onze kamergenoot is de man die ik op de bus naar Le Puy heb ontmoet. Diverse pogingen om logement te reserveren voor de komende dagen blijven zonder resultaat: het wordt nog spannend! We gaan eten in Le Provence, klaarblijkelijk het enige restaurant in het centrum.
Prijs overnachting in gîte: 13,50 euro
Dîner en ontbijt in Le Provence: 25 euro
Dîner en ontbijt in Le Provence: 25 euro
Donderdag 29 mei: Le Monastier-sur-Gazeille – Landos: 22
km
We nemen het ontbijt (uitgebreid buffet) in Le Provence
en vertrekken rond 8.30 u.
Het weer is opnieuw mooi: afwisselend zon en een beetje
wolken. We dalen af in de vallei van de Gazeille… om dan terug te klimmen langs
een stenig, behoorlijk steil pad door het bos. We bereiken een plateau op
ongeveer 950 m, met mooie vergezichten over weiden en velden, met steeds verblindend-gele
bloeiende brem en de typische heuveltoppen van vulkanische oorsprong.
We
klimmen verder tot Saint-Martin-de-Fugères (1057 m). Naast de ingangsdeur van
de kerk bemerk ik een eerste afbeelding van “la bête du Gévaudan”, de
legendarische weerwolf die hier in de streek erg zou huisgehouden hebben op het
einde van de 18e eeuw…
La bête du Gévaudan |
We wandelen regelmatig in het gezelschap van een groep van
een tiental personen, Franse 60-plussers en een aantal individuele wandelaars
van nagenoeg dezelfde leeftijd. Een paar kilometer voorbij Saint-Martin begint
een steile afdaling in de vallei van de Loire, naar Goudet (785 m). We hebben
een mooi zicht op de indrukwekkende basaltrotsen op de tegenoverliggende oever
van de Loire en op het kasteel van Beaufort.
Stevenson schrijft:
“In deze aangename stemming kwam ik de heuvel af waar zich Goudet aan het groene eind van een vallei bevindt, met Château Beaufort ertegenover op een rotsige steile helling en de stroom, helder als kristal, ligt er in een diepe poel tussenin. Boven en beneden kun je hem over de stenen horen rimpelen. Het is zo een lieflijk klein riviertje dat het absurd lijkt om het de Loire te noemen. Goudet is aan alle kanten ingesloten door bergen; rotsige voetpaden, hoogstens geschikt voor ezels, verbinden het met de Franse buitenwereld en de mannen en vrouwen drinken en vloeken in hun groene uithoek of kijken in de winter vanaf hun drempel op naar de met sneeuw bedekte pieken.”
“In deze aangename stemming kwam ik de heuvel af waar zich Goudet aan het groene eind van een vallei bevindt, met Château Beaufort ertegenover op een rotsige steile helling en de stroom, helder als kristal, ligt er in een diepe poel tussenin. Boven en beneden kun je hem over de stenen horen rimpelen. Het is zo een lieflijk klein riviertje dat het absurd lijkt om het de Loire te noemen. Goudet is aan alle kanten ingesloten door bergen; rotsige voetpaden, hoogstens geschikt voor ezels, verbinden het met de Franse buitenwereld en de mannen en vrouwen drinken en vloeken in hun groene uithoek of kijken in de winter vanaf hun drempel op naar de met sneeuw bedekte pieken.”
Vallei van de Loire |
Loire en kasteel van Beaufort |
Kasteel van Beaufort |
Na de afdaling, vlakbij de brug, veroorloven we ons een
drankje in de bar van het hotel; verder valt er in het dorpje weinig te beleven…
En daarna moeten we uiteraard terug klimmen, naar Montagnac, Ussel en Bargettes
(1085 m). Het dreigt even te regenen, maar eens we de jas hebben aangetrokken
houdt het op: het signaal volstaat. In de beklimming naar Montagnac worden we
ingehaald door een groepje cross-moto’s: veel lawaai en stof. We moeten nu
eenmaal het gebruik van de paden delen, maar voor een wandelaar is het niet
plezierig.
Even na Bargettes gaan we niet door naar Le
Bouchet-Saint-Nicolas, maar nemen we de GR700 (La Régordane) die rechtstreeks
naar Landos gaat. Het is een kortere weg die qua landschap zeker geen verlies
betekent. We blijven genieten van prachtige vergezichten, met veel weiden en
stevige koeien.
Het is al tegen 18.00 u wanneer we Landos bereiken: er zijn
veel foto’s genomen en we hebben ondertussen ook de politieke situatie in
België en Oostenrijk besproken, inclusief de geschiedenis van de voorbije 200
jaar; bovendien zijn we erin geslaagd een overnachtingsplaats voor
zaterdagavond te reserveren. Op het marktplein van Landos zien we niet
onmiddellijk een aanduiding voor La Rûche Enchantée waar we hebben
gereserveerd; wanneer we navraag willen doen zien we drie bekenden (van de
ontbijttafel in Le Puy) uit de bar “La Bascule” komen: blijkbaar is de gîte in
hetzelfde gebouw gevestigd en logeren zij daar ook. Tijd voor een biertje en
een verkwikkende douche!
Bar annex gîte |
Stevenson is duidelijk aanwezig... |
Het dîner wordt eveneens opgediend in het café door de
volkse, vriendelijke patron. We eten: terrine de la maison, saucisse de porc,
gratin dauphinois, fromage, dessert, alles overgoten met een lekker wijntje en
een digestif (Verveine, specialiteit van de streek) na: stevige kost! De kamer
is eenvoudig, maar ruim (2x2 stapelbedden, 2 gewone bedden, eigen douche en
toilet).
Prijs demi-pension: 34 euro.
Vrijdag 30 mei: Landos – Langogne: 19 km
Na het ontbijt zijn zowel de bakker als het supermarktje
open zodat we nog enkele inkopen kunnen doen alvorens te vertrekken. Ook dit
dorp is niet echt levendig, maar de nodige voorzieningen zijn aanwezig; wel
staan heel wat huizen te koop…
Het weer is zonnig. We wandelen over relatief vlak
terrein, steeds met weidse uitzichten. Overal geeft de felgele brem een
prachtige kleur aan het landschap.
In Arquejol houden we halt aan een bescheiden
bar-restaurantje met de intrigerende naam “Cru-en-Elle”. Een jongeman uit
Rijsel die tegelijk aankomt gist naar de ware betekenis van “j’ai cru en elle”…
Robert vraagt uitleg aan de patron: ligt één of andere tragedie aan de
oorsprong van deze naam? Het antwoord is een beetje geheimzinnig: dit is hier
een streek vol van tragedies: la bête du Gévaudan, de godsdienstoorlogen, enz.
Maar de naam verwijst vooral naar de keuken van het restaurantje: veel
rauwkost, authentieke biologische producten, vegetarisch… en dat in een streek
waar de vleesproductie zo prominent aanwezig is. Ik drink een lekkere kop
chocolademelk, op basis van amandelmelk: heerlijk.
Ook hier is het Beest aanwezig |
Na deze pauze begint opnieuw een stevige klim. We hebben
uitzicht op het prachtige spoorwegviaduct. De lijn is niet meer in gebruik, maar het spoor wordt
wel gebruikt voor toeristische fietskarretjes: een leuk alternatief. Ik blijk
andermaal sneller te klimmen dan Robert en ik stel voor om op mijn eigen tempo
door te stappen. Afspraak: ik wacht op hem in Pradelles en wanneer ik daar wil
vertrekken zal ik een sms sturen.
Viaduct van Arquejol |
Het pad stijgt langzaam van 1007 m (Arquejol) naar 1260 m
(even voor Pradelles). Dit levert voortdurend prachtige vergezichten op, tot en
met het meer van Naussac, nabij Langogne. Stevenson schrijft hierover:
“Want
ik stond nu aan de grens van Velay en alles wat ik waarnam lag in een ander
district – het wilde Gévaudan, bergachtig en braakliggend en onlangs ontbost
uit doodsangst voor de wolven. (…) Want dit was het land van het immer gedenkwaardige
Beest, de Napoleon Bonaparte onder de wolven. Wat een reputatie genoot hij! Hij
heeft tien maanden huisgehouden in Gévaudan en Vivarais; hij vrat vrouwen en
kinderen op en ‘herderinnen die geroemd werden om hun schoonheid’, hij zat
gewapende ruiters achterna… “
Uitzicht op meer van Naussac |
Ik houd een korte eetpauze in het bos en vat dan de
afdaling aan (tot ongeveer 1100 m). Het stadje Pradelles blijkt historisch
interessant: smalle straatjes, goed bewaarde poorten in de stadsmuur: de
versterking speelde een belangrijke rol tijdens de godsdienstoorlogen.
Pradelles |
De godsdienstoorlog is nog aanwezig... |
Net wanneer ik een sms wil sturen aan Robert rinkelt mijn
telefoon: hij is aangekomen op het marktplein. Ik wacht dus even en een
kwartiertje later vertrekken we samen richting Langogne. Dit geeft ons de
gelegenheid om nog even verder de politieke en sociaal-economische situatie van
West-Europa te bespreken.
Op weg naar Langogne |
Langogne is een levendig stadje, duidelijk met een zeker
sociaal-economisch belang in de regio. We vinden vrij gemakkelijk onze
“Modest-Inn” in de hoofdstraat. Het gaat om een oud huis met mooi gerenoveerde
en thematisch gedecoreerde kamers. Robert stelt vast dat de bedden in onze
kamer relatief kort zijn (1,90 m) en een verticaal paneel hebben aan het
voeteneinde; met zijn gestalte van ruim 1,90 m geeft dit problemen, dus vraagt
hij of er geen andere bedden zijn. Modestine (zoals we de patronne zijn gaan
noemen) is zo vriendelijk een koppel te vragen of ze nog van kamer willen
wisselen: OK, goed nieuws voor Robert! En zo belanden we in de kamer met
Middellandse-Zeedecoratie: schilderijtjes van Cadaques e.d., lichtblauwe tinten
op meubels en muren.
Le Modest'Inn |
Na een lekkere douche en een klerenwasje gaan we nog een
pintje drinken op een terras naast de mooie markthal. En nadien volgt een
lekker avondmaal met een tiental gasten in de “Modest-Inn”.
Prijs halfpension: 45 euro (handdoeken en lakens
inbegrepen)
Zaterdag 31 mei: Langogne – Chaudeyrac (buiten GR): 16 km
We verlaten het stadje via de Pont Vieux over de
Langouyrou, een zijriviertje van de Allier en even later wandelen we op een
plateau, met brede uitzichten over de wijde omgeving: glooiende weiden vol
bloeiende bloemen en in de verte donkere bossen.
Pont Vieux |
In het dorpje Saint-Flour-de-Mercoire staat een
beeld van Sint-Rochus, afgebeeld als Sint-Jacobspelgrim, zoals ik hem wel meer
heb ontmoet op de Franse bedevaartswegen naar Compostela.
Sint-Rochus |
Na het dorp stappen we een heel eind door een prachtig
bos, het Forêt de Saint-Four de Mercoire; met de warme middagzon is het hier
heerlijk wandelen in de schaduw. We nemen een uitgebreide pauze aan een
picknickplaats midden in het bos, met zicht op de “sapin Stevenson”: een
dennenboom van ongeveer 130 jaar oud, dus wellicht ontkiemd in de periode dat
Stevenson hier passeerde…
"Sapin Stevenson" |
In deze omgeving is Stevenson, nog op pad na
zonsondergang, hopeloos verdwaald. De wantrouwige lokale bevolking was
bovendien niet erg geneigd om hem te helpen of onderdak te verlenen. Hij
banjerde rond tussen Fouzilhic en Fouzilhac… Ten einde raad besloot hij om de
nacht in openlucht door te brengen.
Hij schrijft hierover:
“Ik
opende een blikje Bolognese worst en brak een chocoladecakeje aan en dat was
alles wat ik te eten had. Het klinkt misschien onsmakelijk, maar ik at ze samen
op, hapje na hapje, bij wijze van brood en vlees. Het enige wat ik had om deze
walgelijke combinatie weg te spoelen was pure cognac: op zichzelf al een
walgelijk drankje. Maar ik was niet helemaal mezelf en hongerig; ik at goed en
rookte een van mijn lekkerste sigaretten ooit.”
Onze tocht gaat verder door het bos en tussen glooiende weiden en heuvels. Wij hebben meer geluk dan Stevenson, want voor vanavond
hebben we gereserveerd in Hôtel de France in Chaudeyrac aangezien de
overnachtingsplaatsen in Cheylard-l’Evêque en Fouzilhac volzet waren. Dit ligt
een paar kilometer buiten het GR-pad, maar er is een duidelijke bewegwijzering.
We komen aan rond 16.00 u, tegelijkertijd met het groepje Fransen dat we reeds
ontmoet hebben. Voor de douche drinken we alvast een ambachtelijk biertje uit
de streek. Daarna besteden we nog enige tijd aan de planning van onze volgende
etappes en de reservatie van enkele overnachtingsplaatsen.
Chaudeyrac |
Het hotel behoort tot de Logis-groep en dat belooft dus
een degelijke maaltijd. En zo geschiedt… Op het einde van ons gezellig dîner
krijgen we nog een blijkbaar prangende vraag vanuit het groepje Fransen: wat is
ons beroep eigenlijk? Er was gegokt dat we misschien wel priesters waren… Op
onze wedervraag krijgen we te horen dat zich in het groepje ondermeer een
wetenschappelijk onderzoeker in de fysica, een ambtenaar, een psychoanaliste en
een directrice van een crèche bevinden. Na deze ophelderingen gaan we slapen.
Prijs halfpension: 58 euro
Zondag 1 juni: Cheylard-l’Evêque – Notre-Dame-des-Neiges:
22 km
Nadat we hebben genoten van het uitgebreid ontbijtbuffet
kunnen we gebruik maken van het minibusje dat de wandelaars (gratis) terug naar
het Stevensonpad brengt, meer bepaald naar Cheylard-l’Evêque. Een kwartiertje
later starten we ons dagtraject onder een stralende zon.
Cheylard-l'Evêque |
Cheylard-l'Evêque |
Vanuit het stille dorpje in het dal - zodanig gebouwd dat
de zon de hele dag op de huizen schijnt – komen we snel in het bos terecht: la
Forêt du Mercour. We klimmen en dalen zachtjes, wandelen over een aangenaam
breed pad, steeds tussen 1100 en 1200 meter. We passeren een mooi meertje en
dalen tenslotte af naar Luc (950 m). Net voor het dorp komen we aan de ruïnes
van het kasteel waar heel wat wandelaars de picknick nemen op het gazon, dus
wij ook.
Lac de Louradou |
Château de Luc |
Château de Luc |
Even voorbij Luc steken we de Allier over en komen we
meteen van het departement Lozère in de Auvergne. De weg is nu even minder
aangenaam: 4 km over een asfaltweg in de volle zon, lichtjes klimmend. We zijn
blij wanneer we in Rogleton aankomen en even kunnen rusten. Op dat ogenblik
moeten we beslissen langs welke weg we naar Notre-Dame-des-Neiges zullen gaan:
via La Bastide (6 km), via de Petite Randonnée (PR – ongeveer dezelfde afstand) of via
de niet bewegwijzerde route (8 km).
We kiezen voor de langste route en
vertrekken om 14.30 u. Het pad is goed te volgen op de kaart in de topogids,
loopt de hele tijd door het bos en stijgt langzaam. Het weer is prachtig, de
stilte in het bos wordt enkel verstoord door het piepend geluid van enkele
riemen van mijn rugzak… Blijkbaar is er toch een bewegwijzering: diverse
bordjes leiden ons feilloos in de goede richting, uiteindelijk zelfs via een
iets kortere weg (ongeveer 7 km).
Om 17.00 u komen we aan. De abdij en het gastgebouw zijn
duidelijk gescheiden. In deze abdij heeft Charles de Foucauld verbleven en hij werd
er in 1901 tot priester gewijd. In het winkeltje kan men – naast de werken van
Foucauld – ook Belgische trappistenbieren en andere kloosterproducten kopen. In
afwachting van de opening van het onthaal drinken we dus een heerlijke Orval.
De tweepersoonskamers zijn eenvoudig ingericht, er zijn
toiletten en douches op de gang. Slaapzak en handdoeken moet men zelf
meebrengen. Stevenson verbleef tijdens zijn tocht eveneens in deze abdij. Hij
was er onder de indruk van het leven van de monniken. Hij gebruikte het
avondmaal samen met een priester die hier op retraite was en een oud-militair
die besloten had als novice in het klooster in te treden; zij probeerden hem –
een protestantse ketter – te bekeren… Wij treffen een gemengd gezelschap, dus
niet enkel wandelaars, in een ongedwongen sfeer. De gesprekken zijn gelukkig
minder zwaar dan hetgeen Stevenson beschrijft.
Notre-Dame-des-Neiges |
Gastenverblijf |
Na het dîner kan ik mijn dagboek nog wat bijwerken onder
het genot van een glaasje wijn.
Prijs halfpension: donativo (vrije bijdrage); dit was blijkbaar
ook zo ten tijde van Stevenson:
“Toevallige bezoekers als ik mochten geven wat zij wilden als een vrijwillige offergave, maar er werd niets verlangd.”
“Die avond bestond het gezelschap in de keuken van de herberg volledig uit mannen die waren aangesteld om de omgeving op te meten voor één van de geplande spoorwegen. Ze waren intelligent en onderhoudend en we beslisten over de toekomst van Frankrijk onder het genot van warme wijn, tot de wijzers van de klok ons naar bed joegen. Er waren vier bedden in het kleine bovenkamertje en we waren met zijn zessen. Maar ik had een bed voor mij alleen en haalde ze over om het raam open te laten.”
Nabeschouwingen en praktische informatie
De Stevensonroute is zeker een aanrader voor wie houdt van rustige natuur en weidse landschappen, dunbevolkte streken en oude dorpjes. Het traject loopt hoofdzakelijk over onverharde paden, maar gebruikt af en toe ook rustige asfaltwegen. Het reliëf zorgt voor de nodige afwisseling: elke dag wordt er meermaals geklommen en gedaald en gecumuleerde positieve hoogteverschillen van 700 meter zijn geen uitzondering. Voor de planning van de etappes moet je hiermee dus wel rekening houden; de staptijden aangegeven in de topogids zijn vrij realistisch.
Het traject bevat geen technisch moeilijke passages, behalve op een paar plaatsen tussen Saint-Jean-du-Gard en Alès.
Men ontmoet behoorlijk wat andere wandelaars op de route, maar het aantal is niet storend. De overnachtingsmogelijkheden (gîtes, chambres-d'hôtes en hotelletjes) waren in deze periode net voldoende, maar in het hoogseizoen is het wellicht noodzakelijk om geruime tijd op voorhand te reserveren. Daarnaast zijn er ook campings.
De route is duidelijk bewegwijzerd en goed beschreven in de topogids "GR 70 - Le Chemin de Stevenson". De daarin afgedrukte kaarten volstaan zeker om het pad te volgen; om de hoogteverschillen correct in te schatten moet men deze kaarten wel nauwgezet bestuderen. De topogids verschaft, naast alle nodige praktische informatie, ook heel wat historische en culturele achtergrond, inclusief over de ervaringen van Stevenson. De lectuur van het boek van Stevenson zelf is aangenaam, zowel voor als na de tocht, maar de eigen beleving van het stappen blijft natuurlijk prioritair: het is geen wandeling langs toeristische bezienswaardigheden!
“Toevallige bezoekers als ik mochten geven wat zij wilden als een vrijwillige offergave, maar er werd niets verlangd.”
Maandag 2 juni: Notre-Dame-des-Neiges – Mirandol: 16 km
Na het ontbijt vertrekken we rond 9.00 u. Er is
bewolking, maar vrij snel klaart het op. We stappen langs een rustig
asfaltweggetje met prachtige vergezichten zoals gewoonlijk: overal felgele brem
in de weiden. De weg daalt langzaam naar La Bastide waar we aankomen voor 11.00
u. Vandaag hebben we geen zware etappe voor de boeg, dus nemen we de tijd voor
een stevige koffie (bij het ontbijt was er oploskoffie…) en zelfs om een
postkaartje te schrijven. Inkopen doen lukt echter niet: behalve een bakker en
een magasin de presse is alles (en dat is al niet zoveel) gesloten. Er is ook
geen bankautomaat, hiervoor moeten we wachten tot in Le Bleymard (waar we
morgen passeren).
La Mourade |
Rocher du Réchaubo |
Dan dalen we langzaam af in het dal van de Allier, tot Chabalier. Vandaar stappen we parallel aan de spoorweg en de baan die we tenslotte volgen tot Chasseradès. Hier krijgen we stilaan meer zicht op de spoorweg die in
een sleuf in het landschap is ingegraven en overdekt wordt door een houten
constructie als bescherming tegen de sneeuw in de winter. Even voorbij het dorp
maakt de spoorlijn een bocht over een indrukwekkend viaduct en verdwijnt dan in
een tunnel aan de overkant van de vallei. Stevenson overnachtte in Chasseradès
– dit wordt ons nog bevestigd door een vrouw in het dorp. Blijkbaar was de
aanleg van de spoorlijn toen in voorbereiding. Hij schrijft hierover:
“Die avond bestond het gezelschap in de keuken van de herberg volledig uit mannen die waren aangesteld om de omgeving op te meten voor één van de geplande spoorwegen. Ze waren intelligent en onderhoudend en we beslisten over de toekomst van Frankrijk onder het genot van warme wijn, tot de wijzers van de klok ons naar bed joegen. Er waren vier bedden in het kleine bovenkamertje en we waren met zijn zessen. Maar ik had een bed voor mij alleen en haalde ze over om het raam open te laten.”
Viaduct van Mirandol |
Wij dalen af langs een steil weggetje naar het gehucht
Mirandol waar onze gîte aan de voet van de steunpijlers van het viaduct ligt. Van
hieruit is de impact van een dergelijk indrukwekkend bouwwerk op de
onmiddellijke omgeving wel zeer duidelijk… Blijkbaar zijn er indertijd
verschillende trajecten voor de spoorlijn bestudeerd, waarbij ook een tunnel
van meer dan 2 km in overweging werd genomen, maar uiteindelijk kwam er toch
een viaduct. Waar hebben we deze discussie nog gehoord?
Viaduct... vanuit het dorp bekeken |
Gedenkteken voor arbeiders verongelukt bij de bouw van het viaduct |
Ook ezels zijn welkom in de gîte |
Wij hebben meer geluk dan Stevenson en slapen met 4
personen in een 6-persoonskamer. Er is een keuken, maar we hebben voor
halfpension gekozen: om 19.30 u worden we met een minibusje naar het restaurant
“La Source” (tevens hotel) in Chasseradès gebracht. De uitbater is de zoon van
de eigenaar van de gîte: blijkbaar succesvolle samenwerkingsformule, want
vanavond zijn we met 9 personen die hiervoor hebben gekozen. We horen ook dat
het reeds in april niet meer mogelijk was om te reserveren in het hotel. De
Stevensonroute kent duidelijk meer en meer succes: “c’est une explosion”.
Wijzelf ondervinden trouwens ook de hele tijd dat het niet eenvoudig is om
steeds een slaapplaats te vinden; we proberen minstens twee dagen op voorhand
te plannen en te reserveren. Uiteraard speelt ook de periode een rol: vorige
donderdag was het Hemelvaart en dus een verlengd weekend… Overigens zijn de
meeste randonneurs 60-plussers, soms in groep, een aantal koppels en een paar
enkelingen. Voor het avondmaal zitten Robert en ik samen aan tafel met
Francoise uit Parijs en Serge uit Toulon. En ook wij bespreken minstens de
toekomst van Frankrijk en omliggende…
’s Nachts blijkt Serge behoorlijk te snurken hetgeen een
kamergenoot zodanig stoort dat hij met zijn matras verhuist naar de eetkamer
beneden. Mij hindert het niet om terug in te slapen; ik was wellicht wakker geworden
van het gefoeter van de andere…
Dinsdag 2 juni: Mirandol – Station du Mont Lozère: 22 km
Het ontbijt is vrij beperkt (naar Franse gewoonte):
brood, confituur en koffie. Ik heb gisteravond nog wat voorraad ingeslagen bij
een “commerce ambulatoire” die net langskwam en zo heb ik ook yoghurt. We
vertrekken rond 8.30 u met een meer dan
behoorlijke trip voor de boeg, ondermeer omwille van de
hoogteverschillen.
We starten met een beklimming vanaf ongeveer 1100 m naar
een col op 1413 m. In het begin hebben we een mooi uitzicht over het viaduct en
de wijde omgeving met weiden en bossen, met steeds de bloeiende brem in
overvloed. Daarna volgen we een breed pad door het bos, dalen af en toe om dan
uiteraard terug te klimmen (descendre pour mieux remonter…). Robert herkent en
fotografeert verschillende wilde orchideeën. Ook de verschillende groentinten
van het bos, afgewisseld met het felle geel van de brem zijn overweldigend
mooi.
We passeren een vervallen gehucht (Serreméjan). De overblijvende muren
maken nog steeds indruk door hun bouwtechniek: opgebouwd in “pierre sèche”, dat
wil zeggen zonder mortel. Aan het kruispunt met een berijdbare weg ontmoeten we
de campingcar die fungeert als bagage- en bevoorradingswagen van een groep
Fransen die we reeds verschillende dagen hebben ontmoet. Ze nemen een
uitgebreide picknick, wij beperken ons tot fruit, graanrepen en veel water.
Serreméjean |
We komen langs de bronnen van de Lot en volgen het
beginnende riviertje in een idyllisch kader. Rond 14.00 u bereiken we Les
Alpiers; de staptijd vanuit Mirandol is volgens de topogids 4.30 u; wij hebben
er 5.30 u over gedaan, rustpauzes inbegrepen: we voelen ons in goede vorm en
zijn tevreden over onze prestatie totnogtoe.
De Lot als beginner |
Daarna dalen we af langs een vrij
steil, stenig pad naar Le Bleymard, een iets groter dorp waar we eindelijk nog
een paar inkopen kunnen doen en geld afhalen (eerste punt sinds Langogne). We
drinken iets op een terras en doen meteen enkele pogingen om telefonisch logies
te reserveren in Florac voor overmorgen: eindelijk met succes. De groep Fransen
is ook neergestreken op het terras en komt stilaan in aperitiefstemming, want
zij logeren hier.
Afdaling naar Le Bleymard |
Aperitiefstemming... |
Om 16.00 u vertrekken we voor de laatste loodjes: 5 km
naar het wintersportstation van Mont-Lozère, met een klim van 1069 m naar 1421
m. We spreken af dat ik aan mijn tempo zal klimmen en Robert alvast zal
opwachten aan col Santel op 1200 m. Ik arriveer er na 25 minuten, Robert 5
minuten later. We hebben blijkbaar nog goede benen! Daarna stap ik verder,
steeds langs een breed pad door het bos en ik bereik om 17.15 u het
wintersportstation. Vanaf hier is er minder bebossing en ontvouwt zich geleidelijk
het weidse landschap in alle richtingen. Op het terras van Le Refuge geniet ik
van een lekker ambachtelijk biertje (Aubrac) en een kwartiertje later arriveert
ook Robert.
Op weg naar Mont-Lozère |
De douche doet deugd. Daarna slagen we erin om alle
logies tot en met zondagavond in Saint-Jean-du-Gard vast te leggen. We hebben
de etappes lichtjes gereorganiseerd, rekening houdend met de bijkomende
adressen uit de Miam-miam-dodo-gids en daardoor onze tocht tot
Saint-Jean-du-Gard wel met 1 dag verlengd; uiteraard zijn de etappes op die manier ook iets minder zwaar dan oorspronkelijk voorzien.
Moe maar tevreden schuiven we om 19.30 u aan voor het
avondmaal, in het gezelschap van een luidruchtige groep busreizigers, maar dit
kan het genoegen niet bederven. Om 21.50 u doven we de lichten…
Woensdag 4 juni: Mont Lozère – Le Pont-de-Montvert: 13 km
We vertrekkken om 8.30 u onder een bewolkte lucht. Het
pad klimt meteen richting Sommet de Finiels (1699 m). Het uitzicht is weids,
maar de bewolking belet dat we écht ver kunnen zien. Het landschap is desolaat.
Het pad is bewegwijzerd met eeuwenoude rechtopstaande stenen die indertijd de
“drailles” (paden voor de transhumances) aanduidden. Ook Stevenson volgde deze
bakens. Volgens de topogids zijn er op sommige van die stenen inscripties met
het Kruis van Malta; de Ridders van Malta hadden hier in de streek bezittingen.
Even voor de laatste klim naar het hoogste punt
waarschuwt een bordje dat het bij mist of sneeuw aangeraden is om het pad
rechtstreeks naar Finiels te volgen en niet via de top te gaan. Wij volgen toch
de GR-tekens naar de top hoewel er mistwolken opkomen; er staat ook een hevige
koude wind. Boven vinden we beschutting tussen een paar muurtjes. Ook Françoise
arriveert, evenals het Duitse koppel met hun ezel dat we reeds eerder hebben
ontmoet. Naast de ijzige wind komt nu ook een stevige mist verder opzetten. De
kaart, het kompas en de GR-tekens helpen ons om het juiste spoor te vinden;
zonder deze hulpmiddelen is het inderdaad riskant om zich hier te wagen bij
mistig weer. Jammer genoeg beneemt deze mist ons ook het fenomenaal uitzicht
waarover Stevenson schrijft:
“De
Lozère verloopt bijna precies in oost-westelijke richting en snijdt de Gévaudan
in twee ongelijke delen door; zijn hoogste punt, deze Pic de Finiels waar ik op
stond, stijgt ruim 1700 meter boven de zeespiegel uit en biedt met helder weer
uitzicht over het hele lager gelegen Languedoc tot aan de Middellandse Zee. Ik
heb met mensen gesproken die beweerden of echt geloofden dat ze op de Pic de
Finiels witte schepen langs Montpellier en Sète hadden zien varen.”
Na ongeveer een kilometer stappen over het kale plateau
komen we aan de rand van het bos en een steil, stenig pad leidt ons richting
Finiels. Ongeveer 200-300 m lager komen we op brede bospaden die het wandelen
iets comfortabeler maken.
Finiels is een klein dorpje, waar we een bordje vinden
dat ons (Robert, Françoise en ikzelf) naar een picknickplaats en camping voert:
ideaal, want het is middag. De camping blijkt kleinschalig, met mooie plekjes
in de natuur. We installeren ons op een muurtje. Wanneer we ongeveer klaar zijn
komt de uitbaatster van de camping een babbeltje slaan. Ze nodigt ons uit om
koffie te drinken in het zaaltje met keuken dat bij de camping hoort: vrij
toegankelijk voor trekkers, maar wij hadden het niet gezien. Ze vertelt over de
Stevensonorganisatie waarin ze actief is en zij is blij te horen dat er een Belg
in het gezelschap is. Stevenson heeft namelijk ook, naast zijn tocht in de
Cévennes, een tocht per kano gemaakt vanuit Antwerpen naar Frankrijk en verder
door Noord-Frankrijk. Men wil ook deze reisweg promoten; in Frankrijk is men
reeds een eind gevorderd, maar men is op zoek naar contacten in België om
hieraan mee te werken. Ik beloof enkele adressen van organisaties die in
aanmerking komen door te sturen.
Daarna laat de vrouw ons de oude watermolen zien die zich
op het terrein bevindt, met de nodige uitleg. De installatie is nog min of meer
intact. Op de molensteen is een inscriptie met het jaartal 1863 te zien. Als
kind heeft de vrouw de molen nog in werking gezien, uitgebaat door haar vader.
Watermolen in Finiels |
Na dit interessant bezoek vertrekken we terug. We zien
nog enkele grafstenen in een nabijgelegen tuin: tot in de 19e eeuw
mochten de protestanten niet worden begraven op het openbaar kerkhof; het recht
om op privégrond te worden begraven bestaat blijkbaar nog steeds. De sporen van
de godsdienstoorlogen omstreeks 1700 zijn dus nog steeds aanwezig. We zijn ook
onder de indruk van de huizen en schuren, gebouwd in “pierres sèches”.
Begraafplaats in de tuin |
We stappen verder langs weiden op de heuvelflanken,
hoofdzakelijk dalend, naar Pont-de-Montvert. Naast imposante koeien liggen nog meer indrukwekkende granietblokken verspreid in het landschap.
Pont-de-Montvert |
Even na Rieumal, bij het passeren
van een hekje, glijdt Françoise uit op een steen en verzwikt ze haar enkel;
deze zwelt onmiddellijk fel op, de kwetsuur is duidelijk ernstig. In het
groepje dat onmiddellijk na ons arriveert is een dokter en zij vermoedt dat er
een gewrichtsband gescheurd is. Nadat een eerste steunverband is aangebracht
stap ik samen met Françoise terug naar Rieumal, een paar honderd meter: dankzij
haar stokken lukt dit nog en ik kan haar licht rugzakje wel dragen. Vanuit
Rieumal belt ze naar het Hôtel des Cévennes in Pont-de-Montvert, een drietal
kilometer verder, waar ze heeft gereserveerd en een kwartiertje later komt een
auto haar ophalen. Ik stap vanzelfsprekend te voet verder langs het pad,
misschien toch wat voorzichtiger dan anders…
’s Avonds eten Robert, Françoise, Serge en ik samen in hotel "Les Cévennes". Voor Françoise eindigt hier de randonnée… Er is nog een
dokter langsgekomen en morgen zal ze in Mende RX-foto’s laten nemen.
Hôtel Les Cévennes is een oude herberg waar Stevenson ook
heeft haltgehouden om te eten. Hij was blijkbaar onder de indruk van de
dienster Clarisse die hem bediende, want hij schrijft:
“Wat
zal ik zeggen over Clarisse? Zij bediende de tafel met een bedaarde, meegaande
nonchalance, als een gedresseerde koe, haar grote ogen vervuld van smachtend
verlangen; haar gelaatstrekken, hoewel vlezig, waren van een oorspronkelijk en
nauwgezet ontwerp, haar lippen krulden, haar neusvleugels verraadden een
bevallige trots, over haar wangen liepen vreemde en interessante lijntjes. Het
was een gezicht dat in staat is sterke emoties uit te drukken en, met enige
oefening, tere gevoelsuitingen beloofde.”
Deze passage in het boek is niet onopgemerkt gebleven
want in het restaurant hangt nog steeds een foto van Clarisse, wellicht op
latere leeftijd.
Le Pont-de-Montvert, gelegen aan de samenvloeiïng van de
Rieumalet en de Tarn, is een zuiders aandoend stadje dat een belangrijke rol
heeft gespeeld in de godsdienstoorlog en waarover Stevenson uitgebreid
schrijft. Hier werd op 24 juli 1702 de katholieke geestelijke François de
Langlade du Chayla vermoord. Hij leidde hier in de streek de vervolging van de
protestanten – de Camisards – en hield een aantal van hen gevangen in zijn huis
in Le Pont-de-Montvert; zij werden gewelddadig bevrijd door een groep onder de
leiding van Pierre “Esprit” Séguier die daarna zelf werd gevangengenomen en
terechtgesteld op 12 augustus 1702, eveneens in Le Pont-de-Montvert.
Donderdag 5 juni: Le Pont-de-Montvert – Florac: 23 km
’s Morgens is het prachtig weer: wat een verschil met
gisteren op Mont-Lozère!
Na het ontbijt nemen we afscheid van Françoise. Vanuit de
nauwe straatjes in het stadje klimmen we onmiddellijk van 875 m naar 1114 m
langs een steil rotsachtig pad. Dat levert uiteraard weidse uitzichten over de
vallei van de Tarn en enkele dorpjes waar we gisteren zijn langsgekomen.
Au revoir, Françoise! |
Na de
klim gaat het terug in dalende lijn tot aan een baan en een brug over een
rivier (991 m). Daar treffen we opnieuw de volgwagen van de Franse groep die
hier een technisch-sanitaire stop houdt… Even later klimmen we terug langs een
breed bospad naar 1292 m (Col de la Planette), soms behoorlijk steil. Op eigen
tempo stappen en volhouden is de boodschap! En ondertussen voldoende drinken,
natuurlijk. De col is duidelijk voor duizenden wandelaars een
verpozing waard geweest, getuige daarvan de vele steenpiramides die hier te
vinden zijn.
Volgwagen van de Franse ploeg |
Col de la Planette |
Na de col klimmen we nog een eindje verder tot aan Signal de
Bougès (1421 m). Het rechte pad in de stralende zon, grotendeels over een
terrein met lage begroeiïng, oogt licht angstaanjagend, maar de klim valt best
mee. Op het hoogste punt hebben zich heel wat wandelaars verzameld, ondermeer
het groepje Fransen dat we ook al enkele keren hebben ontmoet: zij houden op diverse
plaatsen halt om aquarellen te schilderen, dus ook hier. Het uitzicht rondom
(360°) is fenomenaal bij dit prachtig weer. Iemand toont ons de – weliswaar
wazige – top van de Plomb du Cantal, ruim 100 km ver.
Signal de Bougès |
Uitzicht vanop Signal de Bougès |
Na een uitgebreide picknick- en fotopauze vatten we de
lange afdaling aan: in totaal 875 m tot Florac. Aanvankelijk gaat het langs een
stenig pad door het bos, vanaf Col du Sapet langs een brede weg. We hebben
besloten om niet de omweg via Bédouès (GR 70) te nemen, maar een stukje GR 68
te volgen die langs een kortere weg afdaalt naar Florac. Later hoor ik dat de
“officiële” Stevensonroute (GR 70) via Bédouès zou lopen omdat de dochter van
de burgemeester daar een hotel heeft… Maar alvorens echt af te dalen moeten we
toch nog even klimmen. De ultieme afdaling gaat wel vrij steil van 900 m naar
546 m: op het einde van de dag is dit ook geen sinecure!
Zicht op Florac |
De voorbije dagen maakte ik mij zorgen over mijn
rechterschoen waarvan de zool lichtjes loskomt. Kan ik hiermee het einde van de
tocht halen? Bij het binnenlopen van Florac vind ik een winkel met allerlei
doe-het-zelf-artikelen: de ideale gelegenheid om een rol stevige plakband te
kopen; misschien kan ik hiermee een voorlopige herstelling uitvoeren…
We hebben een kamer gereserveerd in Hôtel des Gorges du
Tarn, bij gebrek aan een eenvoudiger alternatief waar nog plaats was. We maken
dankbaar gebruik van de comfortabele badkamer en gaan dan op zoek naar een
hapje en een drankje (in omgekeerde volgorde). Onderweg ontmoeten we Françoise;
zij is ondertussen naar de kliniek geweest en wandelt wat rond met haar
wandelstokken en een stevig steunverband rond de enkel. We eten op een
aangenaam terras, sluiten af met een coupe Cévenole (ijs met kastanjecrème) en
een digestif van Verveine. De luxueuze bedden garanderen een goede nachtrust.
Florac – Le Cauvel (buiten GR): 21 km
Het ontbijt is steviger dan gewoonlijk. In tegenstelling
tot de meeste gîtes en chambres-d’hôtes krijgen we hier ondermeer charcuterie,
kaas, eitjes, yoghurt, brood, confituur en croissants: een goede start voor een
randonneur!
Aangezien Florac aan de samenvloeiïng van twee rivieren
(Tarn en Mimente) ligt moet er onmiddellijk geklommen worden. Langs aangename
paden door de bossen met veel oude en jongere kastanjebomen stappen we min of meer
parallel aan de rivier Mimente. We zijn onder de indruk van de oude
kastanjebomen die toch telkens weer uitschieten en verder groeien.
Ook dat zie je langs het pad |
Kastanjebos |
Ik merk dat de toestand van mijn schoenen er niet op
verbetert: ook de linkerschoen vertoont een begin van loskomende zool en bij de
rechterschoen is de naad reeds verder los… Ik houd dus een technische stop en
plak de zolen vast met kleefband, zo goed en zo kwaad als mogelijk. Ondertussen
passeert de groep aquarellisten die mij veel succes toewensen, al dan niet met sporen
van twijfel op het gezicht.
Technische stop... |
We stappen verder naar Saint-Julien-d’Arpaon waar
we de baan kruisen. Ik merk dat de herstelling van mijn schoenen niet echt
duurzaam is en vrees het ergste voor de komende dagen. Ik besluit terug te
keren naar Florac, per autostop, om daar zo mogelijk nieuwe schoenen te kopen;
uiteindelijk zijn mijn huidige schoenen reeds vrij ver versleten en bovendien
ligt een goede herstelling hier niet voor de hand. Via een telefoontje naar het
hotel krijg ik het adres van een gespecialiseerde winkel in Florac. Ik spreek
af met Robert dat hij verder stapt, dat ik hem op de hoogte houd van de
evolutie van mijn expeditie en dat we mekaar in elk geval terugzien in het
Château de Cauvel waar we vanavond hebben gereserveerd. Dankzij een bereidwillige chauffeur sta ik om
13.00 u voor de winkel “Tuffs” in het centrum van Florac; deze is uiteraard
gesloten en opent pas om 14.15 u. “Noodgedwongen” eet ik een salade op het
terras tegenover de winkel. Een uur later kan ik schoenen passen en gelukkig is
het geschikte type in de juiste maat voorradig. Na een babbel met de winkelier
over de GR-paden verlaat ik de winkel, terug goed gelaarsd en gespoord. Mijn
oude schoenen neem ik voor alle veiligheid mee hoewel de ervaring me reeds
heeft geleerd dat de hedendaagse schoenen van een dusdanige kwaliteit zijn dat
het niet nodig is ze enige tijd “in te lopen”. De eerste kilometer stappen tot
aan de route départementale bevestigt alvast deze stelling. Na ongeveer 20 minuten wordt ik opgepikt door een
vriendelijke automobilist die me op mijn vraag meeneemt tot
Saint-Julien-d’Arpaon.
Robert is ondertussen aangekomen in Cassagnas (7 km
verder) waar de route départementale ook passeert, maar ik wil de volledige tocht te
voet afleggen. Om 15.45 u begin ik te stappen langs de bedding van de vroegere
spoorweg, nu een mooi breed pad langs de rivier, over enkele bruggen en door
drie (korte) tunnels. We hebben afgesproken dat Robert ondertussen ook verder
stapt. Ik voorzie een late aankomst in onze overnachtingsplaats, maar we kunnen
steeds telefonisch verwittigen, dus dit vormt geen probleem.
Door tunnels... |
... en over bruggen |
Na een stevige mars van 1.45 u kom ik aan bij het
vroegere station van Cassagnas waar nu een gîte, restaurant en camping zijn
gevestigd, toepasselijk “Espace Stevenson” genoemd. Ik tref er Serge aan,
alsook het groepje aquarellisten. Iedereen informeert naar de toestand van mijn
schoenen en voeten, want de hele geschiedenis is me al een paar uur
voorafgegaan… Na een stevige cola (suiker!) hervat ik mijn mars. Enigszins
tegen mijn verwachtingen in stijgt het pad nog flink (van 693 m naar 890 m).
Het is niet steeds eenvoudig om de hoogteverschillen correct af te lezen op een
kaart van 1/50000 in de topogids… Maar de omgeving is prachtig: oneindige,
dichte bossen, rustgevende stilte… We bevinden ons hier ook op de
waterscheiding tussen het Atlantisch en het Middellandse Zee-stroomgebied: de
noordelijke Lot en Tarn stromen richting Atlantische Oceaan, de zuidelijke
Gardon stroomt naar de Middellandse Zee.
Even na 19.00 u bereik ik Plan de Fontmort waar een
monument staat ter nagedachtenis van de slachtoffers van de godsdienstoorlog in
de 18e eeuw. Een telefoontje naar Robert leert me dat hij net
aankomt bij Château de Cauvel; ongeveer 20 minuten later ben ik er ook. Het château is eerder een “mas”, een grote boerderij,
mooi gelegen tegen de helling van een vallei, met prachtig uitzicht, ondermeer
op de ruïnes van een “echt” kasteel.
Château de Cauvel |
We eten in het gezelschap van een Australisch koppel
waarvan de vrouw stukjes GR wandelt, terwijl de man fungeert als chauffeur. Het
onderwerp van het tafelgesprek is hoofdzakelijk reizen. Zoals steeds komen de
ervaringen en belevenissen langs de verschillende Sint-Jacobswegen ter sprake.
De Australische vrouw is in feite van Catalaanse afkomst en heeft familie in Antwerpen,
de man komt uit Frans-Guyana: de wereld is klein!
De chambre-d’hôtes in het kasteel wordt uitgebaat door
een oudere dame, haar twee zoons en een schoondochter. Het jonge koppel
verzorgt het avondmaal, de andere zoon is blijkbaar verantwoordelijk voor het
ontbijt. In een volgende chambre-d’hôtes horen we iets meer over de familie. De
ouders zijn strikt protestants. De vader is burgemeester van het dorp en is een
bekende en gewaardeerde figuur in de regio. Maar toch leeft de familie eerder
geïsoleerd, in zekere zin. De protestantse gemeenschap is in deze streek nog
steeds nadrukkelijk aanwezig, maar vrij gesloten.
Door een misverstand bij het reserveren hebben Robert en
ik elk een eigen kamer (we wilden enkel afzonderlijke bedden), elk met een
tweepersoonsbed. De kamers zijn zeer ruim en ingericht in de oude kasteelstijl,
met authentieke meubels. Robert stelt zich vragen over alle mogelijke beestjes
die zich kunnen schuilhouden in het wandtextiel en tussen de spleten van de
oude plankenvloer, maar dit verhindert mij helemaal niet om te genieten van een
zalige nachtrust.
Zaterdag 7 juni: Le Cauvel –
Saint-Etienne-Vallée-Française: 16 km
We ontbijten onder een aangenaam ochtendzonnetje op het
terras met weids uitzicht over de omgeving.
Vanaf het château kunnen we via een bewegwijzerd paadje
terug de GR bereiken. Hiervoor is echter een behoorlijke klim nodig door een
prachtig kastanjebos. Het oogsten van kastanjes was hier vroeger een
winstgevende bezigheid, maar momenteel worden de bossen hiervoor te weinig
onderhouden. Stevenson schrijft over dit traject dat hij evenwel in de late
namiddag aflegde:
“De
weg lag onder de kastanjebomen, en hoewel ik beneden in de vallei één of twee
gehuchten en vele eenzame huizen van de kastanjeboeren zag liggen, was het die
hele middag een eenzame mars; en de avond begon vroeg te vallen onder de bomen.
Maar ik hoorde niet ver van mij een vrouwenstem die een droevige, eindeloze,
oude ballade zong. Hij leek over de liefde te gaan en een bel amoureux…”
Misschien kwam de stem wel van het château waar wij deze
morgen vertrokken zijn…
We bereiken Col de la Pierre Plantée waar een menhir
staat, zoals trouwens op meerdere plaatsen hier in de streek. We ontmoeten
Serge terug die in Castagnas heeft gelogeerd en voor vanavond heeft
gereserveerd in dezelfde chambre-d’hôtes als wij. We wandelen samen verder en
vooral Robert en Serge voeren een uitgebreide discussie over de actuele
sociaal-economische situatie in de wereld. Robert is pessimistisch over de
toekomst omwille van de totale macht van het grootkapitaal, Serge is eerder
optimistisch, ondermeer gezien de mogelijkheden van de politiek, bijvoorbeeld
op Europees niveau. Naar mijn mening gevraagd antwoord ik met een citaat:
“Optimism is a moral duty.”
Col de la Pierre Plantée |
Ondertussen blijven we hoofdzakelijk in het bos wandelen
en dalen we af naar Saint-Germain-de-Calberte. Op de hellingen boven het dorp
liggen wellicht eeuwenoude terrassen: het werk van mensen die het landschap
hier hebben vorm gegeven. In het dorp staat een beeld van de Iraanse
beeldhouwer Shirine Afrouz die hier heeft gewoond. Hij was onder de indruk van
de noeste inspanningen van de bewoners van deze streek om hier te overleven,
ondermeer door het aanleggen van dergelijke terrassen.
Saint-Germain-de-Calberte |
Beeldhouwwerk van Shirine Afrouz |
Bij de ingang van het dorp staat tevens een bordje
waaruit blijkt dat de protestantse en de katholieke godsdienst hier allebei
duidelijk aanwezig zijn.
Rond 16.00 u bereiken we Le Mas Stevenson waar we hebben
gereserveerd, een tweetal kilometer voor het dorp van
Saint-Etienne-la-Vallée-Française. Het blijkt te gaan om een mooie authentieke hoeve
(19e eeuw) die smaakvol verbouwd en ingericht is. We worden
ontvangen met een verfrissend drankje waarna we uiteraard een heerlijke douche
nemen. De temperatuur is de laatste dagen geleidelijk gestegen en het stappen
in de namiddagzon wordt af en toe vermoeiend. De uitbaters van de
chambre-d’hôtes – een koppel vijftigers – zijn eenvoudige mensen die duidelijk
van aanpakken weten: ze verhuren ezels, kweken bijen, oogsten safraan en
uiteraard alle mogelijke groenten.
Le Mas Stevenson |
‘s Avonds is de babbel aan tafel gezellig. Naast Robert,
Serge en ikzelf zijn nog twee dames aangekomen: moeder en dochter
(respectievelijk ongeveer 60 en 30 jaar oud), met hun hond. Ze wonen in de
buurt van Alès en doen een tocht van een paar dagen. Via de
dochter-met-tablet-pc verneem ik de uurregeling van de treinen van Alès naar
Nîmes. Ik stel vast dat ik woensdagmorgen deze verplaatsing nog kan doen om
tijdig in Nîmes aan te komen en daar de TGV te nemen. Daardoor kan ik vanuit
Saint-Jean-du-Gard de GR nog vervolgen en in twee dagen tot Alès stappen. Deze
kwestie hield me reeds een paar dagen bezig: de afstand is te lang om in één
dag af te leggen en onderweg zijn er geen uitwijkmogelijkheden om openbaar
vervoer te nemen. Meteen beslis ik om samen met Robert een hotelkamer te
reserveren in Alès, hotel Durand, recht tegenover het station, zo vertellen ons
de dames uit Alès. Morgenvroeg moet ik enkel nog een plaats reserveren in de
gîte Le Mazel nabij Col d’Uglas.
Verder vertelt de patron nog één en ander over de familie
van Château de Cauvel, de protestantse gemeenschap in het algemeen en de
situatie in de Cévennes tijdens de Tweede Wereldoorlog. De streek zou voor de
Duitsers strategisch van weinig belang geweest zijn wat een aantal
verzetsstrijders toeliet zich hier schuil te houden.
En daarna: bonne nuit!
Zondag 8 juni: Saint-Etienne-Vallée-Française –
Saint-Jean-du-Gard: 14 km
De etappe van vandaag is kort, maar we zullen toch een
behoorlijk hoogteverschil moeten overbruggen. Serge vertrekt iets vroeger dan
wij want hij stapt na Saint-Jean-du-Gard meteen door tot Aigladines, en morgen
naar Alès.
Na wat inkopen in het dorp, een drankje op een terras en
een telefoontje voor de reservatie van mijn overnachting op Col d’Uglas
vertrekken we. Na een eerste klimmetje
en afdaling als opwarmer (descendre pour mieux remonter) vatten we de klim aan
naar Col de Saint-Pierre (van 240 m naar 695 m). Dit gaat hoofdzakelijk door
een schaduwrijk bos, enkel op het einde wandelen we in de volle zon die reeds
vrij onbarmhartig schijnt.
Precies om 12.00 u bereiken we de col, gelijktijdig met
de ons ondertussen bekende aquarellisten. We nemen een eerste picknickpauze in
de schaduw van een schuilhut: best aangenaam. Stevenson kwam hier ’s avonds aan
alvorens nog af te dalen naar Saint-Jean-du-Gard waar hij zijn tocht met
Modestine zou beëindigen. Hij schrijft:
“Modestine
en ik aten een hapje op de top van Mont Saint-Pierre – het was onze laatste
gezamenlijke maaltijd; ik op een berg stenen en zij stond naast me in het
maanlicht heel beschaafd brood uit mijn hand te eten. Het arme beest at
steviger op deze manier, want ze had een soort affectie voor mij opgevat die
ik al gauw zou verraden. Het was een lange afdaling naar Saint-Jean-du-Gard en
we kwamen niemand behalve een karrenman tegen, die alleen in de verte te zien
was door de fonkeling van de maan op zijn gedoofde lantaarn”.
Col de Saint-Pierre: grens tussen Gard en Lozère |
Uitzicht vanop Col de Saint-Pierre |
We overschrijden hier de grens tussen de departementen
Lozère en Gard. Het valt meer en meer op dat we in een duidelijk mediterraan
gebied zijn aanbeland: niet alleen de temperatuur, maar ook de vegetatie
verschilt met deze van een paar dagen geleden. De afdaling is af en toe steil
en vereist enige concentratie. We stappen grotendeels door het bos, maar de
stijgende temperatuur herinnert ons eraan dat we veel moeten drinken.
Afdaling naar Saint-Jean-du-Gard |
We naderen Saint-Jean-du-Gard |
Eens in
de vallei voert de GR ons gedurende een tweetal kilometer langs de asfaltweg,
in volle zon, wat geen aangename ervaring is. We besluiten dan ook om toch nog
een picknickpauze te nemen op een schaduwplekje. En daarna stappen we in
marstempo verder naar Saint-Jean, gelukkig nog even langs een pad tussen het
groen, langs de rivier. Tegen 16.00 u steken we de mooi Romaanse brug over en
kunnen we ons neervleien op een heerlijk terras onder de platanen van de Place Carnot.
Tijd voor een frisse pint!
Daarna gaan we op zoek naar onze chambre-d’hôtes Le
Ruisseau-de-Rose die zich blijkt te bevinden aan de rand van het centrum. Het
oude huis ziet er van buiten wat triest uit, maar de ruime prachtige tuin en de
bloemen doen vermoeden dat het een goede plek is. Dit wordt bevestigd wanneer
we worden ontvangen door de vriendelijke gastvrouw die ons naar onze kamer op
het gelijkvloers brengt: heerlijk koel tussen de dikke muren, smaakvol en
comfortabel ingericht met oude meubels die het karakter van het huis
accentueren.
Le Ruisseau-de-Rose |
Na een lekkere douche gaan we op verkenning in het stadje
dat behoorlijk toeristisch is en een zeer zuiderse sfeer uitademt, maar waar
verder toch niet veel te beleven valt. In de sfeer van een zomerse
zondagnamiddag kan er best nog een frisse blonde Leffe bij, in afwachting van
het avondmaal. In een eerste ruim en degelijk uitziend restaurant waar we
binnengaan blijken alle tafels voor vanavond reeds gereserveerd, tot onze grote
verbazing. Een tweede poging heeft meer succes: in de ongedwongen sfeer van La
Treille genieten we van een lekkere maaltijd, gebaseerd op streekproducten.
Hoeft het nog gezegd dat de nacht eveneens heerlijk is?
Maandag 9 juni: Saint-Jean-du-Gard – Col d’Uglas: 8 km
We nemen het typisch Frans ontbijt, luxueuze versie,
bestaande uit fruitsap, brood met (zelfgemaakte) confituur (uitgebreide keuze)
en yoghurt. Gastvrouw Virginie blijkt een gecultiveerde dame te zijn: ze heeft
een roman geschreven en ze heeft een praktijk als therapeute, gevormd in de
bio-energetica. Ze is benieuwd naar onze ervaringen tijdens het vervolg van
onze tocht tot Alès. Dit traject wordt door niet zoveel randonneurs afgelegd
als de eigenlijke Stevensonroute: de meesten stoppen in Saint-Jean-du-Gard
zoals ook Stevenson heeft gedaan; het pad was en is niet geschikt voor ezels.
Wij noemen onszelf geëvolueerde ezels en zullen het er dus wel op wagen. Ik
beloof een e-mail te sturen aan Virginie met onze ervaringen.
We vertrekken om 8.30 u, met de bedoeling voor de
grootste hitte zeker Col d’Uglas te bereiken. We klimmen langs een rustig
asfaltweggetje, met eeuwenoude huizen en muurtjes die de terrassen vormden voor
de landbouw. Maar uiteraard was deze eerste klim slechts een oefening en na een
uur dalen we terug af naar Le Plan, een camping aan de Gardon… met
aantrekkelijk terras.
Gardon, bij Le Plan |
Na een korte pauze vatten we opnieuw de klim aan. Nu gaat
het, in één beweging, van 164 m naar ongeveer 500 m, even voor de col.
Aanvankelijk klauteren we langs een steil bospad, daarna gaat het iets
geleidelijker, met op het einde toch nog een venijnige passage. Wanneer we
langs een brede weg wandelen is het uitzicht weids. We passeren ook het
prachtige oude dorpje Audibert waar de tijd echt lijkt stil te staan. Een oude
man in het dorp, vroeger herder, vertelt dat de GR 67 (die hier de GR 70
kruist) het tracé van de vroegere transhumance volgt, richting Aubrac.
Rond 12.00 u bereiken we reeds onze bestemming voor
vandaag: gîte Le Mazel, even voor Col d’Uglas. Deze is gevestigd in een oude
mas met mooi uitzicht op de omliggende valleien en hellingen. De uitbaatster
Brigitte verwelkomt ons, maar zij vertrekt voor een paar dagen; Corinne en haar
vriend Christophe zullen samen met David (zoon van Brigitte) de permanentie
waarnemen. Robert en ik zijn vandaag de enige gasten. Na een fris pintje en
verkwikkende douche nemen we de tijd voor de lunch, met wijntje. De rest van de
namiddag is vakantie: siësta, een wasje doen, het huis verkennen, dagboek
bijwerken en foto’s maken.
Gîte Le Mazel |
In de gevels van het huis vinden we inscripties van 1842
en 1793. Er is ook een grote bakoven. Binnen zijn verschillende ruimtes met
telkens meerdere bedden. Aan de muren hangt een reeks prachtige foto’s uit
Arizona. Brigitte is blijkbaar een wereldreiziger en de sporen daarvan zijn ook
te vinden in de grote hoeveelheid reisgidsen in de boekenkast.
’s Avonds eten en babbelen we gezellig op het terras tot
de heldere maan en de sterren ons vertellen dat het tijd is om te gaan slapen.
Dinsdag 10 juni: Col d’Uglas – Alès: 18 km
Het zal vandaag terug een warme dag worden, dus proberen
we niet te laat te vertrekken. Maar het is toch al 8.20 u wanneer we via een
steil paadje in het bos de brede piste bereiken waar de GR 70 en GR 44
samenlopen.
In een eerste fase klimmen we nog tot 670 m. Daarna gaat het
voortdurend op en neer, meestal langs een smal pad door het dichtbegroeide bos.
Het pad vereist voortdurende oplettendheid en voorzichtigheid: nu eens dalen we
af over losse rollende stenen, dan weer klimmen we over grote rotsblokken
waarbij het gebruik van de handen meermaals nodig is om voldoende houvast te
vinden. Het pad is niet echt gevaarlijk, maar valpartijen met de nodige
gevolgen zijn hier niet uitgesloten, zeker bij nat weer. Van dit laatste hebben
we nu gelukkig geen last, maar de hitte begint vanaf het middaguur wel te
wegen. Om bijkomende moeilijke passages te vermijden nemen we vanaf Mayelle een
variante langs een brede bosweg. De afstand is iets langer, maar de afdaling verloopt
geleidelijker.
Alès in zicht... |
We stappen door gemengd bos met vooral eiken, kastanje- en dennenbomen.
Deze laatste zijn vooral sinds het begin van de 20e eeuw aangeplant,
maar momenteel wordt geprobeerd om zoveel mogelijk diversiteit te bevorderen in
het bos. Voor we de stad Alès binnenlopen komen we nog langs de oude mijnsite
(vroeger een open groeve met ijzer- en zinkerts), waarvan we nu hoofdzakelijk
nog een terril kunnen zien. De laatste twee kilometer leiden ons via het
verhard stedelijk wegdek naar het station van Alès waar we om 16.00 u
neerstrijken op een terras, moe door de warmte, maar blij met de behouden
aankomst.
Getuige van de vroegere mijnbouw |
Na onze installatie in het hotel Durand tegenover het
station gaan we treintickets kopen voor de terugreis. Daar vernemen we dat er morgen een treinstaking is
aangekondigd, maar er is wel een minimale dienst verzekerd. Ik kan om 8.07 u
een bus nemen waarmee ik tijdig in Nîmes kan aankomen waar ik om 9.52 u de TGV
moet nemen naar Parijs en dan de TGV naar Brussel; hiervoor heb ik reeds mijn
tickets. Robert wacht echter een hele expeditie naar Le Puy-en-Velay waar zijn
wagen staat. We laten hierdoor de avond niet verpesten, gaan lekker eten en
nemen de tijd voor een uitgebreide evaluatie van onze tocht.
Bij onze terugkeer in het hotel treffen we tot onze
verrassing Françoise (met de enkelkwetsuur) en haar vriend aan. Onze babbel
levert, naast der nodige uitwisseling van de laatste nieuwtjes, voor Robert ook
een interessant alternatief op voor zijn terugreis: hij zou zich met La Malle
Postale naar Le Puy kunnen laten brengen. Deze organisatie zorgt immers voor
bagage- en personenvervoer tussen de etappeplaatsen op de Stevensonroute, tegen
een billijke prijs. Elke dag rijdt het minibusje dus ook van de eindplaats Alès
naar de startplaats Le Puy. Rekenend op een goed gesternte voor morgen kruipen
we in bed, het alarmsignaal van de GSM op scherp.
Woensdag 11 juni: Alès – Gent
Na het ontbijt op de zonnige binnenkoer van het hotel
nemen Robert en ik afscheid; we zullen uiteraard contact houden om eventueel
verdere plannen te smeden.
Terwijl ik op de bus wacht komt Robert nog langs: hij
heeft vervoer met La Malle Postale kunnen regelen en de SNCF betaalt zelfs zijn
treinticket terug. Ik kom met een lichte vertraging aan in Nîmes, maar ben nog
goed op tijd voor mijn TGV; idem in Parijs waar ik ook de transfer van Gare de
Lyon naar Gare du Nord moet maken. En om 16.30 u stap ik van de trein in Gent…
Nabeschouwingen en praktische informatie
De Stevensonroute is zeker een aanrader voor wie houdt van rustige natuur en weidse landschappen, dunbevolkte streken en oude dorpjes. Het traject loopt hoofdzakelijk over onverharde paden, maar gebruikt af en toe ook rustige asfaltwegen. Het reliëf zorgt voor de nodige afwisseling: elke dag wordt er meermaals geklommen en gedaald en gecumuleerde positieve hoogteverschillen van 700 meter zijn geen uitzondering. Voor de planning van de etappes moet je hiermee dus wel rekening houden; de staptijden aangegeven in de topogids zijn vrij realistisch.
Het traject bevat geen technisch moeilijke passages, behalve op een paar plaatsen tussen Saint-Jean-du-Gard en Alès.
Men ontmoet behoorlijk wat andere wandelaars op de route, maar het aantal is niet storend. De overnachtingsmogelijkheden (gîtes, chambres-d'hôtes en hotelletjes) waren in deze periode net voldoende, maar in het hoogseizoen is het wellicht noodzakelijk om geruime tijd op voorhand te reserveren. Daarnaast zijn er ook campings.
De route is duidelijk bewegwijzerd en goed beschreven in de topogids "GR 70 - Le Chemin de Stevenson". De daarin afgedrukte kaarten volstaan zeker om het pad te volgen; om de hoogteverschillen correct in te schatten moet men deze kaarten wel nauwgezet bestuderen. De topogids verschaft, naast alle nodige praktische informatie, ook heel wat historische en culturele achtergrond, inclusief over de ervaringen van Stevenson. De lectuur van het boek van Stevenson zelf is aangenaam, zowel voor als na de tocht, maar de eigen beleving van het stappen blijft natuurlijk prioritair: het is geen wandeling langs toeristische bezienswaardigheden!
1 opmerking:
Dag Johan,
Na het lezen van je reisverslag kwamen bij mij leuke herinneringen naar boven. Ik heb de route gestapt in september en denk dat het mooier is in de lente. Ik heb wel het geluk gehad om in de zon op de top van de Mont Lozère te staan.
Groeten,
Ivan
Een reactie posten